Op het web schrijf je voor de haastige, scannende lezer. De online lezer leest zelden teksten woord voor woord, maar scant de webpagina’s op zoek naar een antwoord op zijn/haar vragen.

Drie ontnuchterende cijfers.

  1. Surfers lezen gemiddeld 20% van alle informatie op een webpagina.

  2. Ze blijven gemiddeld minder dan 1 minuut op een webpagina.

  3. Ze beslissen in de eerste 10 seconden van hun bezoek of een webpagina het lezen waard is.

Tip 1 - Val met de deur in huis

Schrijf zoals voor een krant. Titel en inleiding bevatten de belangrijkste informatie. Durf bij het omschrijven van een onderzoek te beginnen met de conclusie. De verdere details komen in de rest van je tekst. Vermijd langdradige en nietszeggende inleidingen.

Tip 2 - Geef antwoord op zoekvragen van bezoekers

Vertrek niet van welke informatie jij wil geven. Stel jezelf de vraag: naar welke informatie zoeken mijn lezers? Zo maak je je lezers duidelijk wat er voor hen in zit. Gebruik daarbij de woorden die je lezers ook zouden gebruiken (als het correct Nederlands is natuurlijk). 

Voorbeeld 1:

NIET: onze studentenvoorzieningen
WEL: jouw studentenvoordelen

Voorbeeld 2:

NIET: catering
WEL: ‘eten’ of ‘studentenrestaurants’
 

Tip 3 - Verdeel de tekst in hapklare brokken

Schrijf korte alinea’s van niet meer dan vijf zinnen. Beperk je tot één kernidee per alinea. Laat wat witruimte tussen elke alinea.
 

Tip 4 – Schrijf duidelijke titels en gebruik tussentitels

Kies voor informatieve titels en tussentiteltjes. Gebruik betekenisvolle woorden. Plaats je belangrijkste kernwoorden vooraan in de titels.
 

Tip 5 - Benadruk kernwoorden in vet

Onderstrepen is geen goed idee: dit roept de associatie met een link op. Schrijf ook geen grote stukken tekst in cursief, dat leest erg moeilijk op een beeldscherm. (Raadpleeg voor het gebruik van cursief ook de Schrijfwijzer.)
 

Tip 6 – Maak lijstjes

Zodra je drie of meer zaken opsomt gebruik je een lijstje met bullets.
 

Tip 7 – Leg links op betekenisvolle woorden of een call-to-action

Linktekst moet in principe zonder de context van de omringende tekst begrijpbaar zijn. Leg daarom de link op de meest betekenisvolle woorden. Schrijf dus niet ‘klik hier’ (!), ‘meer info’ of de URL van een website.

Voorbeeld 1:

NIET: De opleiding bedrijfskunde kreeg een EPAS-accreditatie. Meer info over dit label.
WEL: De opleiding bedrijfskunde kreeg een EPAS-accreditatie.

Voorbeeld 2:

NIET: Om je in te schrijven voor het congres, klik hier.
WEL: Schrijf je in voor het congres.
 

Tip 8 – Vermijd afkortingen

Schrijf in lopende tekst ‘Universiteit Antwerpen’. UAntwerpen gebruiken we enkel in tabellen of navigatiebuttons. UA gebruiken we NIET meer!

FRECH, FBDO, FWET … = Chinees voor een buitenstaander. Gebruik de volledige benamingen van de faculteiten.

Schrijf ook altijd de namen van de campussen voluit: Stadscampus, Campus Middelheim, Campus Groenenborger, Campus Drie Eiken ... En niet: CST, CMI, CDE.
 

Tip 9 - Schrijf zoals je spreekt en vermijd ambtelijk taalgebruik

Maar schrijf natuurlijk wel correct, consulteer de Schrijfwijzer op Pintra voor alle spellingsrichtlijnen.
 

Tip 10 – Schrijf korte, actieve zinnen

Splits ingewikkelde en lange zinnen op in korte zinnen. Laat het onderwerp de actie ondernemen. Vermijd zoveel mogelijk de lijdende vorm.

Eén afspraak:

Op de website spreken we de lezer aan in de je-vorm.
Indien de context het echt vereist mag je uitzonderlijk de u-vorm gebruiken, maar wees dan wel consequent in de hele rubriek.
Gebruik de Schrij​fwijzer voor alle verdere redactietips en –afspraken!