Resultaten AIRbezen 2015 @ School

“Concentratie fijnstof toont lokale pieken”

Gedurende de periode maart tot mei 2015 werden er honderden aardbeiplantjes verdeeld over scholen en leerlingen verspreid over de stad Antwerpen. Deze plantjes kwamen zowel op de scholen, als bij leerlingen thuis terecht. Hun doel was het meten van de lokale luchtkwaliteit. Vele leerlingen en leerkrachten hebben gedurende vijf weken intensief zorg gedragen voor deze plantjes, zodat deze tijdens de meetperiode fijnstof konden opstapelen op hun bladeren. In totaal deden er 13 scholen (7 lagere en 6 secundaire) mee, maar niet in elke school werden plantjes mee naar huis genomen door de leerlingen. Er werden in totaal 330 aardbeienplantjes verspreid.

Gedurende de maand juni werden de aardbeiblaadjes geanalyseerd in het labo, waarna de resultaten op kaart gezet werden. Daarop is te zien dat er lokaal grote verschillen te zien zijn, die veroorzaakt worden door verschillende factoren. Enkele klassen van het hoger middelbaar waren te gast in het labo en hebben zelf hun stalen geanalyseerd. Op deze manier konden zij kennismaken met het uitvoeren van proeven in een labo.

Algemene resultaten

In totaal werd er op 174 punten gemeten. Dit betekent dat er van de 330 uitgedeelde planten, 53% terug naar het labo is gegaan. Van deze 174 stalen waren er 161 bruikbaar, dit is net iets minder dan de helft (49%) van het totaal aantal uitgedeelde plantjes. 

Op de kaart is duidelijk te zien dat er veel lokale verschillen zijn in SIRM-waarde en bijgevolg in hoeveelheid fijnstof in de lucht. Deze verschillen worden veroorzaakt door tal van verschillende factoren. Er werd nagegaan of de standplaats van het plantje (straatkant, tuinkant, speelplaats) invloed had op de hoeveelheid afgevangen fijnstof. Ook werd er gekeken of de afstand tot het dichtstbijzijnde tram- of treinspoor, de verkeersintensiteit in de onmiddellijke omgeving van het meetpunt en de hoogte een invloed hadden op het resultaat.

Verkeersgerelateerde vervuiling

Er is geen duidelijk verschil te zien in vervuilingswaarden tussen speelplaats/tuinkant en straatkant. Dit wil niet zeggen dat de luchtkwaliteit op de speelplaats altijd dezelfde is dan aan de straatkant! Wij konden hier, voor alle locaties samen, echter geen verschil terugvinden. De lokale situaties kunnen hier eventueel van afwijken. Vorig jaar werd hier wel een verschil gevonden. De resultaten waren echter sterk afhankelijk van de locatie: indien er langs de tuinkant een drukke autoweg ligt, zijn de resultaten langs die kant in het algemeen hoger.

Tram en trein zijn belangrijke veroorzakers van fijnstof, meer bepaald van metaalpartikels. Door de wrijving van de voertuigen met de sporen en kabels komen er heel wat microscopisch kleine metaalpartikels in de lucht terecht. Deze metalen zijn magnetiseerbaar en bijgevolg hebben deze een grote invloed op het magnetisch signaal. Er werd een verband gevonden tussen de gemeten vervuilingswaarden en de afstand van het meetpunt tot aan het dichtstbijzijnde tram- of treinspoor. De hoogste waarden werden dicht bij de sporen gemeten. Hieruit kunnen we dus besluiten dat hoe groter de afstand tot de sporen is, hoe kleiner de hoeveelheid magnetiseerbaar fijnstof in de lucht is. 

Een andere belangrijke oorzaak van fijnstof in de lucht is de uitstoot door verkeer. Daarom lieten we de deelnemers ook een inschatting maken van de verkeersintensiteit in de onmiddellijke omgeving van het meetpunt. Ditmaal werden de plantjes verdeeld in 4 groepen: plantjes op een plaats met geen verkeer, op een plaats met matig verkeer, op een drukke plaats en op een plaats met zeer druk verkeer. Plantjes die op een plaats stonden met zeer druk verkeer, hebben in het algemeen hogere vervuilingswaarden dan de plantjes op de andere plaatsen. De plaatsen waar geen, matig of druk verkeer was, verschillen niet zo sterk onderling, maar er is toch een oplopend SIRM-signaal te zien naarmate de ingeschatte verkeersintensiteit verhoogt. Uit de statistiek kunnen we besluiten dat, wanneer er meer verkeer is, er significant meer vervuiling in de lucht is.

Invloed hoogte

Eerder onderzoek toonde aan dat verkeersgerelateerde luchtverontreiniging afneemt met de hoogte. Uit onze analyses is geen significant verband gebleken tussen SIRM-waarden en hoogte. Dit is te verklaren doordat de plantjes zowel dichtbij als ver van de straat geplaatst werden, en al dan niet afgeschermd stonden. Door deze verschillen kon er dus niet gedifferentieerd worden tussen de verschillende hoogten. Om de stelling van de eerdere onderzoeken te kunnen bevestigen, moet er opnieuw onderzoek naar dit fenomeen gedaan worden.

Conclusies

De resultaten tonen aan dat de verspreiding van de verkeersgerelateerde vervuiling een grote ruimtelijke variatie vertoont over het volledige onderzochte gebied. Met andere woorden: het is zeer moeilijk om minder of meer vervuilde gebieden aan te duiden. Dit komt omdat het verkeer, waar de metingen een belangrijke aanduiding voor geven, verspreid over het hele grondgebied voorkomt.

Vergeleken met het AIRbezen-onderzoek van 2014, liggen de gemiddelde SIRM-waarden een stuk lager. In dit onderzoek liggen deze gemiddelden tussen de 40 µA en 80 µA, bij het vorig AIRbezen-project was dit tussen de 60 µA en 400 µA. Dit verschil is te verklaren door de kortere blootstellingsperiode gedurende dit project, en ook de periode van het jaar was verschillend. 

Verkeersvervuiling is een belangrijke vervuilingsbron in de stad Antwerpen, en is duidelijk gelinkt aan sterke verkeersassen verspreid over het volledige grondgebied. Eens men zich weg begeeft van deze verkeersassen daalt de concentratie aan verkeersgerelateerde vervuiling. Verdere informatie over de samenstelling en schadelijkheid van deze vervuiling ontbreekt momenteel nog. Daarom is het aangewezen dat we allen samen deze verkeersgerelateerde vervuiling terugdringen.

Bekijk de resultaten op kaart

Wat kunnen we nu doen?

Zoals eerder vermeld, is de gebruikte techniek een goede manier om lokaal de luchtvervuiling te gaan meten. Hieruit zijn we te weten gekomen dat er grote lokale verschillen zijn, bepaald door tal van factoren zoals verkeersintensiteit en afstand tot tram- of treinsporen. Opgelet: zoals eerder vermeld, is luchtverontreiniging door fijnstof een globaal probleem en strekt zich veel verder uit dan over de steden alleen.  In de steden zijn er echter op bepaalde plaatsen nog eens lokale verhogingen in fijnstofconcentraties. Echter, door plaatselijke aanpassingen kan de hoeveelheid fijnstof in de lucht naar omlaag worden gebracht. We sommen hier een aantal maatregelen op die de school zelf kan nemen.

  • Verplaats je te voet naar school, met de fiets of met het openbaar vervoer. Dieselmotoren zijn een belangrijke bron van fijnstofuitstoot en vervuilen dus de onmiddellijke schoolomgeving.
  • Indien de wagen echt nodig is, kies dan voor benzine of een elektrische/hybride wagen.
  • Plan voldoende groen in op school. Bladeren vangen fijnstof af uit de lucht, waardoor planten kunnen dienen als een luchtfilter. Bovendien halen ze ook andere schadelijke stoffen uit de lucht, hebben ze een educatieve waarde en zorgen ze voor een verhoging van de biodiversiteit. Tevens heeft groen een koelend effect vanwege beschaduwing en  verdamping via de bladeren. Inrichting van groen op school dient op een doordachte manier te gebeuren. Onder groen verstaan we niet alleen bomen, maar ook bloemenweides, hagen, groene daken, groene gevels, moestuintjes enzovoort.
  • Vermijd het stoken van hout en kies voor schonere energiebronnen.
  • Ventileer de gebouwen “weg van de straat” en/of op hogere verdiepingen.
  • Kom op voor je buurt, en help mee denken aan een leefbare stad voor iedereen

Interessante links