De laatste jaren is de docent niet enkel docent maar ook coach van studenten. Deze veranderde terminologie reflecteert een veranderde rol waarbij een docent een meer ondersteunende, aanmoedigende en begeleidende functie vervult. De ontwikkeling van de student tot competente beroepsuitoefenaar staat centraal terwijl de docent meer op de achtergrond verdwijnt.

Om studenten adequaat te kunnen begeleiden zijn, onder andere, de volgende principes of elementen belangrijk

  • Actief luisteren. De bedoeling bij actief luisteren is de discussie, betrokkenheid en reflectie van de student bevorderen (bv. reflectie over wat er goed en minder goed ging bij de uitvoering van een taak). Daarnaast tonen docenten hiermee dat ze geïnteresseerd zijn. Mogelijkheden om dit te doen zijn:
    • parafraseren van bijdragen van de student (in eigen woorden de bijdrage herformuleren). Indien wat de docent zegt, niet klopt in de ogen van de student, zal deze geneigd zijn verder uit te weiden.
    • samenvatten van bijdragen van de student
    • reflecteren op bijdragen van de student
    • aanmoedigen van het leveren van een bijdrage dmv knikken en oogcontact houden.
       
  • Feedback geven. Door het geven van feedback bereik je twee doelen. Enerzijds geef je de student inzicht in zijn/haar eigen kennen en kunnen. Anderzijds begeleidt u de student tot het ontwikkelen van zelfevaluatie-vaardigheden. Probeer daarom de student eerst zijn/haar ervaringen te laten vertellen. Wat vond de student dat er goed en minder goed ging? Hoe wil de student de minder goede aspecten verbeteren?
     
  • Concretiserende vragen stellen. Het doel is de student te laten komen tot een aantal concrete vaststellingen en de reflectie bij studenten te bevorderen (bv. over een bepaalde leersituatie).Mogelijkheden om dit te doen:
    • W-vragen stellen (bv. Wat wilde jij? Wat dacht je? Wat deed je?)
    • Open vragen stellen (geen ja-neen-vragen)
    • Specifieke vragen stellen (geen te algemene vragen zoals “wat vond je er zelf van?”, maar wel “geef drie positieve punten/leerpunten”). Door het stellen van specifieke vragen geeft u studenten een leidraad om zelf concreet stil te staan bij een situatie.

Verder zijn de volgende aandachtspunten belangrijk bij een “coaching-relatie”:

  • Maak de doelstellingen en verwachtingen van de relatie goed duidelijk. Wat wil je bereiken en wat verwacht je van de student?
  • Schenk ook aandacht aan de praktische kant van de begeleidingsrelatie (ga je op regelmatige tijdstippen samenkomen?; Hoe ziet u en de student deze samenkomsten?; Moet de student iets voorbereiden voor de samenkomsten?; Hoe lang gaat het gesprek duren?).
  • Stel werkpunten op. Dit geeft studenten concrete aanwijzingen waarmee hij of zij aan de slag kan.

Meer weten?

Block, P. (1996). Feilloos adviseren. Schoonhoven, Academic Service.

Boreen, J., Johnson, M. K. , Niday, D., & Potts, J. (2000). Mentoring Beginning Teachers: Guiding, Reflecting, coaching. Portland, Maine, Stenhouse Publishers.

Cautreels, P. (2008). Met beginnende leraren op weg naar professionaliteit. Studie - en werkboek voor mentoren en schooolteams. Mechelen: Plantyn.

Konig, A. (1995). In gesprek met de leerling. Houte, EPN.

Parsloe, E. , & Wray, M. (2000). Coaching and mentoring: practical methods to improve learning. London, Kogan Page.

 

(Onderwijstip juni 2012)