Letteren en Wijsbegeerte

Nieuws

Bibliotheek van Samuel Beckett blijft tien jaar in Antwerpen

UAntwerpen bestudeert en digitaliseert persoonlijke boekencollectie Nobelprijswinnaar

De persoonlijke bibliotheek van Samuel Beckett vertoeft tien jaar lang op de Universiteit Antwerpen. Onder leiding van Dirk Van Hulle en Mark Nixon wordt de volledige collectie bestudeerd en gedigitaliseerd. Bij de start van het project stelt de Universiteitsbibliotheek twintig werken tentoon.

Samuel Beckett (1906-1989) is zonder twijfel een van de belangrijkste schrijvers van de twintigste eeuw. In 1969 kreeg de auteur van het toneelstuk Wachten op Godot de Nobelprijs literatuur. Net als James Joyce emigreerde de in Ierland geboren schrijver naar Parijs. Hij schreef in twee talen, Frans en Engels, en hij was ook een gretige, meertalige lezer. Zijn bibliotheek bevat boeken in meer dan tien verschillende talen.

Tot begin 2023 stonden de boeken die Beckett naliet, nog in zijn appartement in Parijs. Zijn neef Edward Beckett, erfgenaam en hoofd van de Estate of Samuel Beckett, besloot om de boeken uit de persoonlijke bibliotheek te schenken aan de University of Reading (Verenigd Koninkrijk), waar ook de grootste collectie van Becketts manuscripten ter wereld bewaard wordt. Maar de 771 boeken maken eerst een tussenstop (van tien jaar) in Antwerpen.

Grote diversiteit aan werken

“De Universiteit Antwerpen en de University of Reading (prof. Mark Nixon) werken al meer dan vijftien jaar samen om de manuscripten van Beckett digitaal uit te geven”, vertelt prof. Dirk Van Hulle (Departement Letterkunde, UAntwerpen). “Tussen nu en 2033 zetten we onze expertise op het vlak van digitale teksteditie in om de boeken te digitaliseren en online toegankelijk te maken. Daarna zullen de boeken naar Reading getransporteerd worden, waar ze permanent zullen worden bewaard.”

Becketts boeken bevatten een schat aan informatie. Van linksaf: rector Herman Van Goethem, prof. Dirk Van Hulle en prof. Mark Nixon.

De collectie omvat een grote diversiteit aan werken. Van Hulle: “Het gaat om de boeken die Beckett als student las, maar ook om referentiewerken zoals zijn exemplaar van de Encyclopaedia Britannica en tientallen woordenboeken. Heel veel boeken kreeg hij toegestuurd door collega-schrijvers, zoals Adorno, Arrabal, Cioran, Derrida en Pinter. Op de titelpagina staat vaak een opdracht aan Beckett.”

Aantekeningen in de marge

De boeken zijn een schat aan informatie voor het onderzoek naar Beckett en intertekstualiteit. Ze geven een gedetailleerd beeld van de impact van schrijvers als Dante, Shakespeare en Milton, maar ook van de manier waarop Beckett materiaal uit bronteksten in zijn eigen oeuvre verwerkte. Ook razend interessant zijn de aantekeningen die de auteur in de marge maakte. De Antwerpse onderzoekers digitaliseren ook die zogeheten marginalia.

Dit is de eerste keer dat er van een buitenlandse topauteur zoveel materiaal naar de Antwerpse Universiteitsbibliotheek komt. Ter gelegenheid van die bijzondere gebeurtenis organiseert de bib een tentoonstelling met twintig boeken uit de bibliotheek van Beckett. Niet toevallig twintig: de eengemaakte Universiteit Antwerpen bestaat twintig jaar.

Expo als voorproefje

“Deze kleine expo is een voorproefje”, zegt hoofdbibliothecaris Rik Van Daele. “In 2026, ter gelegenheid van de 120ste verjaardag van Beckett, organiseert UAntwerpen een internationale conferentie, met een tentoonstelling van Becketts bibliotheek. Dan zal ook de digitale bibliotheek van Beckett voorgesteld worden.”

www.uantwerpen.be/expo-beckett

De collectie van Beckett in cijfers

771: aantal items

1713: oudste werk in de verzameling

11: aantal talen

272: aantal boeken met een inscriptie, ofwel van Beckett, ofwel aan Beckett, ofwel van een vorige eigenaar

10: aantal jaar in bewaring bij Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Antwerpen

20: aantal jaar onderzoeksexpertise aan de UAntwerpen rond Beckett bij het onderzoeksteam van Dirk Van Hulle

142: aantal boeken met leessporen

10: aantal boeken met boekenleggers, zoals postkaarten, krantenknipsels, boodschappenlijstjes, tramkaartjes


Reynaert was instant succes, ook bij monniken

Doctoraatsstudenten doen op stukje perkament een belangrijke ontdekking over Middelnederlands dierenverhaal

Heverlee, Archief Abdij van Park, VIIIB20/120.

Reynaert was instant succes, ook bij monniken

In het archief van de Abdij van Park is een middeleeuws perkament opgedoken dat van grote cultuurhistorische waarde blijkt te zijn. Doctoraatsstudenten van de Universiteit Antwerpen en Universiteit Leiden hebben ontdekt dat ruim zeven eeuwen geleden een monnik op dit blad een passage noteerde uit het Middelnederlandse dierenverhaal Van den vos Reynaerde. 

Laurent Breeus-Loos (UAntwerpen) en Irene Van Eldere (Universiteit Leiden) liepen zomer 2022 stage bij Medieval Manuscripts in Flemish Collections, een initiatief van Vlaamse Erfgoedbibliotheken vzw dat middeleeuwse handschriften in Vlaams bezit in kaart brengt (mmfc.be). Tijdens een fotografiesessie in het archief van de Abdij van Park bij Leuven ontdekte het MMFC-team een opmerkelijk stuk perkament. Het gaat om een blad dat oorspronkelijk moet hebben gediend als een schutblad in een handschrift, maar dat uiteindelijk is losgeraakt. Het bevat een tiental aantekeningen die als ‘pennenproeven’ te classificeren zijn.“In de middeleeuwen schreven kopiisten met ganzenveren. De punt daarvan moest geregeld worden bijgesneden”, zegt Breeus-Loos. “Om hun pen vervolgens te testen, schreven ze vaak een stukje tekst op een schutblad. Net zoals we vandaag onze eigen naam weleens op een kladje schrijven om een pen te testen.”

Onderzoek van het schrifttype heeft uitgewezen dat vijf van de pennenproeven omstreeks 1300 zijn geschreven door een monnik uit de abdij. Eén daarvan is een korte passage uit Van den vos Reynaerde (ca. 1260), het befaamde dierenepos waarin een sluwe vos de andere dieren in het rijk in de luren legt. Wanneer Bruun de beer eropuit wordt gestuurd om Reynaert te dagvaarden, lokt de vos hem met honing naar een boom, waarin Bruun pijnlijk komt vast te zitten.Tot overmaat van ramp komen vervolgens enkele woeste boeren aanlopen. Net voordat de boeren de beer molesteren, staan in het dierenverhaal enkele verzen die ook voorkomen op het perkamenten blad in de Parkabdij: “Wie so wille wachte hem dies / Die scade hevet of verlies / Ende groet ongheval / Over hem so willet al”. Of vrij vertaald: een ongeluk komt nooit alleen.


Belangrijke ontdekking

De vondst van het blad met de pennenproeven is een belangrijke ontdekking. Van de Middelnederlandse Reynaert zijn slechts twee volledige handschriften bekend, daterend uit de 14de en 15de eeuw. Dat zijn late kopieën. Het perkament van de Parkabdij vormt een aanwijzing dat de Reynaert al snel na zijn ontstaan ook buiten het graafschap Vlaanderen bekend raakte, ook in kringen van geestelijken

Bovendien biedt het een boeiende inkijk in de leefwereld van de kopiist. “In een pennenproef is een kopiist vrij om te schrijven wat hij wil. Het doel is nog niet het overschrijven van een bepaalde tekst, enkel het testen van de pen. Juist daarom kunnen ze zo interessant zijn”, zegt Van Eldere. Volgens de jonge onderzoekers is het dan ook frappant dat nota bene een monnik ervoor opteerde om een controversiële, niet-religieuze tekst als de Reynaert te citeren. De opmerkelijke resultaten van het onderzoek naar de pennenproeven uit de Parkabdij zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Spiegel der Letteren


Breeus-Loos, Laurent, & Van Eldere, Irene, ‘Vroege receptiesporen van Van den vos Reynaerde en Spiegel historiael op een onbekend fragment in de Abdij van Park (Heverlee, Archief Abdij van Park, VIIIB20/120)’, Spiegel der Letteren, 64.3 (2022), 257-270.

“Jongeren tolereren dt-fouten in hoge mate in privéberichten”

Hanne.png

Hanne Surkyn (UAntwerpen) verdiepte zich in dt-fouten van jongeren op sociale media

Hanne Surkyn, die recent haar proefschrift in de taalkunde afwerkte aan UAntwerpen, onderzocht welke jongeren werkwoordsfouten maken op sociale media, en in welke context. Een van de conclusies? Meisjes maken meer dt-fouten in chatgesprekken met jongens dan in conversaties met andere meisjes, en lijken zich daarmee enigszins aan te passen aan de schrijfstijl van jongens, die zelf doorgaans meer dt-fouten produceren. 

Kersvers doctor Surkyn onderzocht meer dan 400 000 privéberichten die Vlaamse jongeren verstuurden via Facebook Messenger en WhatsApp. Ze gebruikte daarvoor een computerscript om alle relevante werkwoordvormen uit het corpus te filteren. Vervolgens screende Surkyn alle vormen handmatig en ging ze na of de vormen al dan niet correct gespeld werden. Haar onderzoek was tweeledig. Enerzijds analyseerde ze dt-fouten van jongeren in gelijkklinkende werkwoordsvormen die verschillend gespeld worden, zoals vind en vindt. Anderzijds bestudeerde ze ook voltooide deelwoorden die eindigen op een ‘d’ zoals genoemd en gezegd. 

Hij vind*

Wat blijkt? De meeste fouten komen voor bij de minst frequente vorm van gelijkklinkende werkwoordsvormen, zoals vind in plaats van het minder frequente vindt. Opvallend is ook dat de chatberichten van jongens, jongere tieners (15-16 jaar) en jongeren die een tso- of bso-richting volgen, significant meer dt-fouten bevatten dan die van meisjes, oudere tieners (17-20 jaar) en jongeren uit aso.

“Een enquête bij jongeren liet zien dat die patronen gelinkt kunnen worden aan verschillen in de regelbeheersing, maar ook aan verschillen in spellingattitude”, legt Surkyn uit. “Zo vinden meisjes en leerlingen uit aso het over het algemeen belangrijker om werkwoorden in online berichtjes juist te spellen dan jongens en leerlingen uit tso.” 

Niet verbeteren

Verrassend genoeg toonde de analyse bij de oudere meisjes (17-20 jaar) ook een effect van het gender van de gesprekspartner. Surkyn: “Zij passen zich aan de minder standaardtalige spelling van hun mannelijke gesprekspartners aan. Ze maken dus meer dt-fouten in chatgesprekken met jongens dan in chatgesprekken met meisjes.”

Het onderzoek maakt tot slot duidelijk dat spelfouten in hoge mate getolereerd worden in privéberichtjes en dus ook zelden verbeterd worden, noch door henzelf, noch door een gesprekspartner. Onder andere het sociodemografische profiel van jongeren en het type fouten spelen een rol bij het al dan niet verbeteren van spelfouten. Interesse in meer? Lees dan deze blog over het onderzoek van Hanne: 

https://blog.uantwerpen.be/bladspiegel/ook-met-een-dt-fout-begrijpen-ze-mij-wel/

Naar een talenonderwijs in topvorm (update 22/09/2022)

Het talenonderwijs staat vandaag onder druk met tanende taalvaardigheid bijleerlingen, een uitdijend lerarentekort, dalende instroomcijfers voor talenopleidingen, … Sinds 2019 zet het Vlaams Talenplatform zich ervoor in om dat tij te keren met acties en beleidsvoorstellen die ingrijpen op de vele factoren die ons talenonderwijs beïnvloeden. Aangezien taalleerkrachten zelf op de eerste rij zitten, wil het Vlaams Talenplatform zijn Talenplan verder verfijnen met de inbreng van taalleerkrachten uit het secundair onderwijs.

Op donderdag 22 september stelde het Vlaamse Talenplatform (waarin voor UAntwerpen Tanja Mortelmans zetelt) hun rapport Naar een talenonderwijs in topvorm voor aan de commissie Onderwijs van de Vlaams Parlement. 

Voor dit rapport nam het Vlaams Talenplatform tussen december 2021 en februari 2022 een online bevraging af bij 1.029 taalleerkrachten uit de verschillende onderwijsnetten, graden en onderwijsvormen van het secundair onderwijs. De antwoorden werden geanalyseerd en samengebracht in een reeks bevindingen en aanbevelingen. 

De belangrijkste bevindingen zijn:

  • Leerkrachten vertrouwen leerkrachten en staan op hun autonomie. Uit de hele enquête spreekt een groot vertrouwen van leraren in leraren: ze rekenen het meest – en het liefst – op elkaar als het aankomt op de ontwikkeling en uitwisseling van leermateriaal, op professionalisering en aanvangsbegeleiding. Daarnaast zien we een duidelijke hang naar autonomie.
  • Er is te weinig ruimte voor de veelheid aan taken. De grote rol die taalleerkrachten weggelegd zien voor zichzelf en hun collega’s kunnen ze moeilijk ten volle opnemen, omdat het hun voor al die taken aan tijd en organisatie ontbreekt.
  • Meer uren, minder leerlingen. Het aantal lesuren voor talen in het curriculum laat leerkrachten onvoldoende toe om de kwaliteit te bieden die ze nastreven en de (in aantal toegenomen) leerdoelen te bereiken. De lestijd is ook te beperkt om voldoende aandacht aan vaardigheden te kunnen besteden en om het taalniveau van leerlingen op te krikken. De sterke heterogeniteit in het taalniveau van leerlingen vereist ook kleinere lesgroepen.
  • Digitalisering biedt kansen. Zowel voor de uitwisseling van leermateriaal als voor professionaliseringsinitiatieven kan digitalisering een uitweg bieden om meer leerkrachten te bereiken en om leerkrachten tijdsefficiënt te laten werken.
  • Ambitieuze doelen vergen helderheid en tijd. Taalleerkrachten tonen zich verdeeld over de haalbaarheid van eindtermen en leerplannen, maar vragen wel voldoende (les)tijd om de leerdoelen waar te kunnen maken, en richtsnoeren om eindtermen op een heldere manier te kunnen vertalen naar de concrete lespraktijk.
  • De taalleerkracht wil dat de lat hoger ligt voor kennis en evaluatie. Taalleerkrachten maken zich grote zorgen over de kwaliteit van het talenonderwijs. Ze vragen daarom een grotere focus op kennis of verdieping en een andere vorm van evalueren op klas- en schoolniveau. Bovendien verwijzen respondenten vaak naar de kwaliteit van de uitstroom uit de lerarenopleidingen als aandachtspunt.
  • De leerkracht wil praktische en concrete professionalisering. Professionalisering kan tegemoetkomen aan de zorg om de kwaliteit van het talenonderwijs. Taalleerkrachten verkiezen professionalisering met vakgebonden thema’s en praktische, concrete professionalisering.
  • De taalleerkracht wil een sterke talencampagne. Taalleerkrachten maken zich zorgen over het beeld dat binnen de school en binnen de samenleving bestaat van het talenprofiel van leerlingen en de kwaliteit van het talenonderwijs. Ze tonen zich eensgezind over zowel de nood aan een talencampagne als over de vorm van zo’n campagne.
  • De ene taal(leerkracht) is de andere niet. De resultaten van de enquête laten op specifieke punten verschillen zien tussen taalleerkrachten afhankelijk van het onderwijsnet waartoe ze behoren, de taal die ze geven, de onderwijsvorm, hun ervaring in het onderwijs, … Zo verschillen de professionaliseringsvoorkeuren van een leerkracht klassieke talen van die van een leerkracht moderne talen, kijkt een startende leerkracht anders naar dynamieken om lesmateriaal te ontwikkelen dan een meer ervaren leerkracht, enz.

Meer weten?

Nerdland Festival met Francis Mus en B-Magic

Nerdland Festival is het grootste openlucht wetenschapsfestival van België, van 3 tot 5 juni in Wachtebeke. Dé place to be voor nerds, geeks en al hun (minder geeky) vrienden en familieleden. Denk aan circustenten, veel eten en drank, nog meer sfeer en gigantisch veel wetenschap. Ook de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte doet mee:

PoHis-lid Marjolein Van Bavel ontvangt van Mexican Studies/Estudios Mexicanos de prijs voor het beste artikel van 2020-21: “Morbo, lucha libre, and Television: The Ban of Women Wrestlers from Mexico City in the 1950s

Het redactiecomité van Mexican Studies/Estudios Mexicanos geeft jaarlijks een prijs weg voor het beste artikel van een jonge academicus. De prijs is bedoeld om bijdragen van de hoogste academische kwaliteit op het multidisciplinaire gebied van Mexicaanse studies te erkennen voor de originaliteit van hun onderwerpen, theoretische perspectieven, en/of methodologische strategieën. Naast de prijs voor het beste artikel is ook een eervolle vermelding toegekend. Early-career wetenschappers die in de afgelopen vijf jaar zijn gepromoveerd en in 2020-2021 een artikel in MS/EM hebben gepubliceerd, kwamen in aanmerking voor de prijs.

Marjolein Van Bavel won dit jaar met "Morbo, lucha libre, en Televisie: Het verbod op vrouwelijke worstelaars uit Mexico-Stad in de jaren vijftig." de eerste prijs. De commissie koos Van Bavels artikel omwille van de originaliteit van het onderwerp, de nauwgezette bibliografie en de integratie van meerdere onderzoeksmethoden, waaronder orale geschiedenis en analyse van de gedrukte cultuur. 

Lees het volledige artikel hier.



University of Antwerp Jury op MOOOV Filmfestival 2022

“Filmkenners in spe letten op andere zaken dan ervaren filmdeskundigen” 

Van 19 april tot en met 2 mei vond de dertigste editie van het MOOOV Filmfestival plaats. MOOOV bundelt jaarlijks een pakket films vanuit alle hoeken van de wereld tot een festival. Acht van deze films kunnen op het einde van het festival in de prijzen vallen. Voor het derde jaar op rij reiken ook de studenten van UAntwerpen een filmprijs uit. Vijf theater- en filmstudenten bekroonden dit jaar het drama Costa Brava Lebanon met een distributiepremie. 

De filmorganisatie MOOOV gaat in de hele wereld op zoek naar films die kwaliteit combineren met relevante inhoud, en dat onder het motto 'films facing the world'. “Als een kleinstedelijke, regionale hub proberen we te opereren met een grote maatschappelijke impact via een brede waaier van innovatieve exploitatievormen”, zegt artistiek directeur Marc Boonen.  

De films van MOOOV kan je vanuit een Vlaamse huiskamer bekijken, binnen arthouse filmclub Sembène of met Zebracinema op verschillende locaties in Vlaanderen, maar vooral ook op het jaarlijkse MOOOV Filmfestival. Daar kiezen verschillende jury’s elk hun favoriet uit het lijstje.University of Antwerp JuryVijf studenten uit de bachelor Theater-, Film- en Literatuurwetenschappen’ en de master Filmstudies & Visuele Cultuur vormden dit jaar de UAntwerpen-jury. Ze bekeken alle films die kans maakten op een award, en wisselden na elke vertoning kort van mening. “Ieder jurylid maakte een top drie van de bekeken films, waarvan hij of zij graag zou willen dat die winnen”, vertelt Jasper Loos. “We keken ieder op onze eigen manier en met onze eigen achtergrond, ervaringen en kennis. Weliswaar was het vanaf het begin al duidelijk dat er twee absolute favorieten waren: Costa Brava Lebanon en Estación Catorce.” 

Photo by Griet Hendrickx

  De prijsuitreiking vond plaats tijdens een slotevent in Turnhout. De University of Antwerp-jury riep uiteindelijk Costa Brava Lebanon uit tot winnaar. “Het verhaal weet op een relatief luchtige en komische wijze de zware thematiek van afvalverwerking aan te kaarten, zonder dat het inboet op relevantie of impact”, zegt Loos. De award levert de makers van de film een distributiepremie op die de vertoning van de film in België mogelijk maakt. 

Waarom een studentenjury?
Naast de jury van UAntwerpen-studenten zijn ook de meningen van de internationale Canvasjury, de jongerenjury en een groep van gedetineerden uit de gevangenis van Merksplas erg van belang. Het eerste panel bestaat uit vakmensen, zoals professionele filmmakers, terwijl de jongerenjury eerder uit een aantal jonge cinefielen bestaat. De gedetineerden reiken dan weer de Behind the Scenes Award uit en kiezen doorgaans voor films waarin natuur, vrijheid, positiviteit en zelfs romantiek belangrijke thema’s zijn. De Behind De Scenes Jury ging ook in gesprek met de vijf UAntwerpen-studenten, in de gevangenis van Merksplas.

“Het is goed om naast professionele juryleden ook een jury van studenten en gedetineerden te hebben”, besluit Loos. “Dit biedt namelijk nieuwe perspectieven en inzichten, die een enkele jury niet kan volbrengen. Op die manier krijgt elke film ook meer kans om onder de aandacht te komen, want er zal op verschillende manieren beslist worden. Filmkenners in spe letten nu eenmaal op andere zaken dan ervaren filmdeskundigen en -makers. Ik ben enorm blij dat MOOOV dat inziet en dit heeft opgezet.” 

Elvira Crois deed onderzoek naar publieksparticipatie in de podiumkunsten en het ambacht van de publieksbegeleider

cover elvira crois

“Een gesprek voeren met de situatie?”

Publieksparticipatie is hot. Bij beleidsplannen, kunstinstellingen, theatervoorstellingen: alom wordt gedweept met strategieën om een publiek te laten deelnemen. Iedereen lijkt een expert in participatie, maar veel projecten slaan de bal mis. Theater- en educatiewetenschapper (UA & VUB) Elvira Crois onderzocht hoe het ambacht van de publieksbegeleider bijdraagt aan de succesvolle uitvoering van een participatief project.

Strategie en onverwachte situaties

“Coördinatoren vertrouwen vaak blind op een uitgekiend plan zonder rekening te houden met de constant veranderende situatie” verduidelijkt Elvira Crois. “Eigen aan elk groepsdynamisch proces (zoals in een klas, vergadering of participatieve voorstelling) is echter dat een situatie nooit volledig op voorhand te voorzien is. Daarom is het ambacht van de publieksbegeleider of de performer cruciaal om van publieksdeelname een zinvolle ervaring te maken.”

Iedere groepssituatie kan je zien als een microkosmos. Die microkosmos bestaat uit de omgeving (de ruimte, geluid, licht) en de mensen die aanwezig zijn. In sommige situaties is de controle over de omgeving groot, bijvoorbeeld wanneer een project plaatsvindt in een theaterzaal. In de publieke ruimte is dit echter niet het geval: daar zijn weersomstandigheden en geluid veel minder te controleren. Een element dat in geen enkel participatief project te controleren valt, zijn de mensen, de deelnemers of het publiek. “Je weet bijvoorbeeld niet met welke state of mind een publiek binnenkomt”, zegt Elvira Crois “en je weet niet hoe ze zullen reageren op jouw voorstellen. Al heb je het beste plan bedacht dat rekening houdt met een veelheid aan mogelijkheden, toch zal er zich telkens opnieuw een situatie voordoen die je niet had voorzien”.

Tactisch vermogen

Om die onvoorziene acties op te vangen, is volgens Crois een ‘tactisch vermogen’ cruciaal. Een begeleider met dit vermogen is aandachtig voor wat er op het eigenste moment gebeurt en probeert zo gepast mogelijk een antwoord te bieden op wat de situatie nodig heeft. Dit noemt Crois ‘een gesprek voeren met de situatie’: “Zo’n gesprek met de situatie is niet altijd verbaal. Als publieksbegeleider kan je uiteraard vragen naar de state of mind en de noden van deelnemers. Veel mensen zijn zich echter niet altijd bewust van hun noden of kunnen hier niet helder over communiceren met woorden. In zo’n geval is het belangrijk dat de publieksbegeleider aandachtig is voor non-verbale cues zoals lichaamstaal of de toon waarmee iemand spreekt. De publieksbegeleider luistert naar wat de deelnemers vertellen via subtiele signalen, oordeelt wat de eventuele noden zijn en past zich aan om het plan op een adaptieve manier tot realisatie te brengen”.

Om deze tactische vaardigheid beter te begrijpen, deed Crois onderzoek naar participatieve dans- en theatervoorstellingen. Via het werk van de Belgische choreografen Katrien Oosterlinck en Seppe Baeyens (bekend van de succesvoorstelling INVITED) en de Deense theatermaker Sarah John identificeerde Crois het tactische vermogen in verscheidene contexten, zoals wanneer een performer een publiek begeleidt tijdens een voorstelling, met kinderen werkt in kunsteducatieve workshops of jongeren met verschillende achtergronden samenbrengt voor een sociaal-artistiek project. “Ondanks de verschillende settings zag ik telkens opnieuw hoe de begeleider een gesprek wist te voeren met de situatie en tactisch te reageren. Cruciaal voor het ambacht van de publieksbegeleider is dus deze tactische vaardigheid waardoor je groepen kan begeleiden doorheen fases van weerstand, onzekerheid, revolte en samenspel”.

Elvira Crois (die/diens) elvira.crois@uantwerpen.be

Doctoraatsverdediging op 4 mei 2022

Modellen uit de ecologie voorspellen overlevingspercentages middeleeuwse ridderromans

 “Een derde van alle middeleeuwse Europese ridderverhalen ging verloren” 

Een internationaal, interdisciplinair team van onderzoekers, waaronder drie wetenschappers van de Universiteit Antwerpen, ontdekte dat liefst een derde van alle middeleeuwse Europese ridderromans in de loop der eeuwen verloren is gegaan. Het team gebruikte voor hun berekeningen modellen uit de ecologie, voor het tellen van zeldzame soorten. Het levert de onderzoekers een publicatie in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Science op. 

Bekijk hier de website van het project.

Afscheid van filosofiestudente Emma Ceulemans

Afscheid van Emma

Lieve kleurrijke, enthousiaste Emma,

Het bericht dat we je niet meer zullen mogen ontmoeten op de Antwerpse stadscampus is aan de opleiding filosofie van de Universiteit Antwerpen hard binnengekomen. Het laat niemand onberoerd. Niet jouw medestudenten. Niet de docenten bij wie je vorig academiejaar op de campus of online college volgde. Niet de collega’s van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte.

Van filosofen wordt vaak, en terecht, verwacht dat ze duiding geven bij ingrijpende of vreselijke gebeurtenissen. Dat ze zoeken naar inzicht in de zin van die gebeurtenissen, om daarover dan iets betekenisvols te zeggen – iets waardoor we ons met die gebeurtenis misschien wel zouden kunnen verzoenen. Maar sommige gebeurtenissen slaan met verstomming. Zo jong nog, Emma. Zo lief en mooi en sterk, om de woorden van jouw mama te gebruiken. Het is zo oneerlijk dat je niet meer in ons midden bent. Zo onwezenlijk. Ook wij blijven sprakeloos achter. Verbijsterd. Verstild.

Lieve Emma – je kwam in een bevreemdende situatie terecht toen je vorig jaar besloot om bij ons filosofie te komen studeren. De corona-crisis beperkte echte contacten met medestudenten en docenten tot een minimum, en dwong iedereen meestal tot ontmoetingen online. Maar ook in die onwerkelijke situatie was je opvallend aanwezig, en heb je bij iedereen een sterke en onuitwisbare indruk nagelaten. Zo bleek uit de gesprekken die we de voorbije week met elkaar hebben gevoerd na het bericht over jouw overlijden.

Jasper, één van onze collega’s, herinnert zich nog levendig hoe je jezelf tijdens het eerste college van het vak Filosofische vaardigheden voorstelde aan de groep. Jouw kleurrijke verschijning, je kortgeknipte haren. “Ik ben Emma. Ik heb bachelor geneeskunde gestudeerd. En nu begin ik aan mijn opleiding wijsbegeerte”. Het enthousiasme straalde van je af. En Jasper leerde jou daarna kennen als een buitengewoon bevlogen en goedlachs iemand, altijd voelbaar aanwezig, positief ingesteld, gretig ook, en niet uit haar lood te slaan. Hij herinnert zich hoe je tijdens de debatten die in zijn lessen werden gevoerd altijd een kritische, maar altijd ook een open houding aannam, weloverwogen standpunten verdedigde, bereid was om te argumenteren, maar ook om waar nodig te nuanceren. En ook de presentatie van jouw onderzoekspaper, het afsluitende werkstuk bij dat vak, herinnert hij zich nog levendig. Dat kwartier was lang niet genoeg om al jouw ideeën en argumenten ter sprake te brengen. Vol belofte was je. Het was duidelijk dat je heel wat in je mars had. Jouw schitterende examenresultaten logen er niet om.

Collega Katrien Schaubroeck begeleidde jou bij het schrijven van die onderzoekspaper. Daarbij wordt aan studenten gevraagd wordt om op basis van literatuuronderzoek een eigen standpunt in te nemen over een filosofisch vraagstuk. Vele studenten vinden dit een lichtjes beangstigende opdracht. Niet Emma. Al had je slechts vier maanden filosofie-onderwijs achter de kiezen, je gooide je op een moeilijk maar uiterst relevant thema, namelijk dat van de individuele morele verantwoordelijkheid in de context van collectieve acties. Je wilde meer bepaald een filosofische reflectie schrijven over de morele verantwoordelijkheid van de mensen die deelnamen aan de bestorming van het Capitool in januari 2021. Een complexe filosofische vraag verbinden aan een uiterst verwarrend fenomeen uit de actualiteit is geen sinecure. De eerste versie van het opzet van jouw onderzoekspaper was dan ook begrijpelijkerwijs nog niet helder genoeg. Collega Schaubroeck stuurde jou een lijst met opmerkingen, met de vraag om het opzet te herwerken. Nog geen week later kreeg ze de volgende opgewekte mail terug: “Geachte prof. Schaubroeck. Bedankt voor uw feedback op mijn onderzoeksopzet. Ik heb deze week veel gelezen en nagedacht over waarom ik vind dat de individuen bij de bestorming van de Capitool misschien niet moreel verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Ik weet wat ik wil vertellen in het onderzoek en waarop ik me ga baseren. Bij deze dien ik u mijn nieuw onderzoeksopzet in met mijn hypothese. Hopelijk heb ik kunnen antwoorden op al uw bedenkingen bij mijn vorig opzet en is het deze keer in orde. Vriendelijke groet. Emma”. En het was in orde, zo vertelt Katrien. Je wist wat je wilde vertellen en waarop je je moest baseren. Op een week tijd had je jouw gedachten op orde gekregen. Het uiteindelijke resultaat was een mooie onderzoekspaper waarin je erin slaagde jouw initiële intuïtie genuanceerd en toch trefzeker uit te werken. Een indrukwekkend bewijs van jouw vermogen om filosofie tot leven te brengen in toepassingen op actuele maatschappelijke vragen. Naar zoveel vertrouwen en interesse in de discipline van de filosofie kan een docent alleen maar glimlachend en goedkeurend kijken.

“Waarom denkt de middeleeuwse filosoof Ockham dat niets in de wereld met noodzaak gebeurt?” Die vraag stelde je me tijdens een van mijn colleges over antieke en middeleeuwse filosofie. Ik legde uit dat, ook al menen we met enige wetenschappelijke zekerheid de oorzaken te kennen van gebeurtenissen, we volgens Ockham daarom nog niet begrijpen waarom ze plaatsvinden. “OK. Bedankt”, was je korte antwoord online.

Dat je er niet meer bent is voor ons onbegrijpelijk, Emma. Niet te vatten, zoals ook Ockham het bedoelde. En bron van sprakeloos verdriet. Ingetogen willen we namens de Universiteit Antwerpen ons medeleven betuigen met het onpeilbare verdriet van alle mensen die jou zo graag zien, en die jij zo graag hebt gezien. Aan Jonas, jouw vriend. Aan Mark en Martine, jouw papa en mama. Aan Lars, jouw broer. Aan jouw familie. Aan al jouw vrienden.

Ik neem straks het aandenken aan jouw jonge leven met me mee. We zullen het een gepaste plaats geven in de ruimte waar we elkaar op de campus zo vaak ontmoeten. Je zal daar voor altijd in ons midden zijn. En we zullen je blijven herinneren. Als Emma, een dappere, slimme jonge vrouw.


Namens de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen, en namens Luc Herman, decaan,

Namens alle personeelsleden en alle studenten van het departement wijsbegeerte,

Met dank aan de getuigenissen van Katrien Schaubroeck en Jasper Van de Vijver,


Geert Van Eekert

Voorzitter departement wijsbegeerte Universiteit Antwerpen

8 oktober 2021


Prof. Christian Laes boog zich over acht mysterieuze letters uit de Romeinse tijd

Stukjes Romeinse baksteen met acht letters op zorgen sinds hun vondst in de jaren zeventig voor wat animositeit onder specialisten. Was er nu een Corsicaanse legereenheid in Antwerpen of niet? Prof. Christian Laes (UAntwerpen) werpt nieuw licht op de zaak.

Bij archeologische opgravingen in de wijk tussen het Stadhuis en het Vleeshuis werden tussen 1974 en 1977 overblijfselen uit de Romeinse tijd gevonden. Experts menen dat de vondsten uit de tweede helft van de tweede eeuw en de eerste helft van de derde eeuw na Christus dateren. Onder meer aardewerk en muntstukken werden blootgelegd, maar heel wat aandacht ging naar twee stukjes van een baksteen. Op de steen staan – moeilijk leesbaar – de letters PRIMCORS.

Felixarchief

“De letters zijn zowat de enige schriftelijke bewijzen van de Romeinse aanwezigheid in Antwerpen in die periode”, weet prof. Christian Laes, classicus op de Universiteit Antwerpen. “De stenen fragmenten worden bewaard in het Felixarchief. De letters PRIMCORS werden in het recente verleden vaak gelezen als een samentrekking van Prim(a Cohors) Cors(orum). Dat zou dan betekenen dat er een Corsicaanse militaire eenheid gestationeerd zou geweest zijn in het Romeinse Antwerpen. Maar een echt bewijs is daar nooit voor gegeven.”

Laes boog zich over het vraagstuk en probeerde de herkomst en de betekenis van de steen te achterhalen. “Ik kan met zekerheid zeggen dat het niet om een Corsicaanse legereenheid gaat”, aldus de hoogleraar. “PRIMCORS lees ik als prima cors, wat zoveel betekent als ‘de eerste cohorte’.”

Netwerk

Volgens Laes vertellen de fragmenten een en ander over het netwerk dat Antwerpen – toen niet meer dan een dorp – in de Romeinse periode had. “Het gaat om een vrij unieke lettercombinatie: alleen in Nederlandse plaatsen zoals Naaldwijk, Dorestad en Aardenburg werd ze ook aangetroffen. Allicht werd de steen gemaakt in de militaire pottenbakkerij van Groesbeek-Holdeurn, ook in Nederland.”

Alumnus Arne Van der Linden debuteert met tweeluik Project (Lotgenoot)

Alumnus Arne Van der Linden (1996) is de auteur van het tweeluik Project [Lotgenoot]. In 2017 behaalde hij het diploma van leraar Frans-Nederlands aan de Universiteit Antwerpen, waarna hij besloot om niet meteen voor de klas te gaan staan, maar nog een opleiding taal- en letterkunde te volgen. Tijdens die studies begon het plan om een jeugdboek te schrijven stilaan vorm te krijgen. Hoewel hij al langer met het idee speelde, hadden de angst om te mislukken, het gebrek aan inspiratie en uitstelgedrag hem er steeds van weerhouden om effectief iets op papier te zetten. Tot eind 2017 dus, toen hij na een lange voorbereiding aarzelend gestalte gaf aan Alan Gray en het hoofdpersonage van zijn kladblok deed rechtkrabbelen.

Iets meer dan twee jaar later verzond Arne het afgewerkte manuscript naar verschillende uitgeverijen. Onder meer Hamley Books reageerde positief, maar wees hem eveneens op een groot struikelblok: de omvang van het verhaal. Het hoge woordenaantal van Project [Lotgenoot] overschreed de lengte van een gemiddelde young adult-roman ruimschoots. Daarom werd in samenspraak met de uitgeverij beslist om er een duologie van te maken, waarvan het eerste deel (Het Project) in april 2021 verschijnt en het tweede in oktober van datzelfde jaar in de rekken zal liggen.

Inmiddels heeft Arne ook zijn opleiding afgerond en is hij actief als leerkracht Frans-Nederlands. Naast lesgeven, schrijven en lezen luistert hij graag muziek, houdt hij van citytrips en zit hij vaak aan het scherm gekluisterd een voetbalwedstrijd te volgen.