Kerncompetenties van de bachelor fysica

In de bachelor fysica staan de volgende doelstellingen centraal.

Probleemoplossend handelen

1. De bachelor kan fysische problemen analyseren en oplossen door middel van het toepassen van de bestaande methodologieën uit de discipline.

Theoretisch inzicht

2. De bachelor begrijpt de belangrijkste fysische fenomenen, hun experimentele evidentie, en hun theoretische beschrijving.

Wiskundige vaardigheid

3. De bachelor beheerst de meest gebruikelijke wiskundige en numerieke technieken.

Diep fysisch inzicht

4. De bachelor kent de basisconcepten van de klassieke mechanica, de kwantummechanica, de relativiteitstheorie, de statistische fysica, de rol van symmetrie in de fysica, en zo voort; en begrijpt de fundamenten van het hedendaags fysisch denken.

Experimentele vaardigheid

5. De bachelor is in staat om zelf een fysisch experiment op te stellen, uit te voeren, en de resultaten te verwerken en te interpreteren in de context van een theoretisch model. De bachelor kent de belangrijkste experimentele methodes.

Vaardigheid in het modelleren van fysische systemen

6. De bachelor bezit de vaardigheid om creatief problemen te formuleren, te analyseren, en in een wiskundige vorm te vertalen. De bachelor is in staat om hierbij hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden.

Computervaardigheid in het oplossen van fysische problemen

7. De bachelor kan numerieke technieken toepassen wanneer dit nodig blijkt voor de oplossing van een probleem. De bachelor is in staat om hulpprogramma's te gebruiken voor algebraïsche manipulatie, numerieke evaluatie, of numerieke simulatie; en kan eenvoudige programma's schrijven in een generieke computertaal.

Domeinkennis

8. De bachelor kan de belangrijkste gebieden van de fysica onderscheiden.

Onderzoeksvaardigheden, zowel fundamenteel als toegepast

9. De bachelor heeft inzicht in het functioneren van wetenschappelijk onderzoek en de toepassing van fysica in andere vakgebieden.

Leervermogen

10. De bachelor is in staat om zich, eventueel door zelfstudie, zelfstandig in te werken in een nieuwe materie.

Beroepsattitude, ethische ingesteldheid

11. De bachelor heeft een kritische instelling, ook tegenover het eigen vakgebied. De bachelor kan diens verworven kennis in een bredere wetenschappelijke en maatschappelijke context kaderen.

Internationale ervaring

12. De bachelor is in staat tot het begrijpend lezen van Engelstalige handboeken en wetenschappelijke artikels. Binnen de onderzoeksgroep kan de bachelor vlot omgaan met anderstaligen.

Communicatievaardigheden

13. De bachelor kan, zowel mondeling als schriftelijk, op een begrijpelijke manier communiceren, zowel met peers als met het brede publiek.

Enige kennis van andere wetenschapsdomeinen

14. De bachelor beschikt over een elementaire kennis van andere wetenschappen.

Functioneren in teamverband

15. De bachelor kan samenwerken met medestudenten en functioneert optimaal in groep.