Kerncompetenties

1. De master kan de wisselwerking tussen mens en arbeid uitleggen.

2. De master kan risico’s in het arbeidsmilieu inventariseren, meten en evalueren. Het betreft risico’s voor gezondheidsschade en voor arbeidsongeschiktheid. In deze heeft de master bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen.

3. De master kan samenwerken met actoren van verwante wetenschappen en disciplines zoals ergonomie, arbeidsveiligheid, arbeidshygiëne en psychologie.

4. De master kan het diagnostisch, preventief en therapeutisch arsenaal hanteren.

5. De master kan de gezondheid en de arbeidsgeschiktheid van de werknemers onderzoeken en evalueren, zowel op individueel als op collectief niveau.

6. De master kan vroegtijdig beroepsziekten en arbeidsgerelateerde ziekten diagnosticeren en risicofactoren hiertoe opsporen. De master kan adviseren over preventieve maatregelen en passende oplossingen voorstellen op individueel en op groepsniveau. De master betrekt daarbij de mogelijkheden van andere disciplines.

7. De master verwijst naar andere zorgverstrekkers en zoekt samen actief naar mogelijkheden tot werkhervatting en aangepast werk bij arbeidsongeschiktheid.

8. De master kan gezondheidsrelevante informatie, opleiding en adviezen geven aan werknemers, werkgevers en belanghebbende derden.

9. De master is in staat de eerste hulp en dringende verzorging te organiseren en te verlenen aan werknemers.

10. De master (her)kent de mogelijke effecten van blootstelling aan risico’s door industriële activiteiten op het leefmilieu en kan de noodzakelijke en gewenste informatie en adviezen geven.

11. De master kan een probleem uit het werkveld op een wetenschappelijke verantwoorde manier omschrijven, kritisch analyseren en oplossen.

12. De master kan hierover op een adequate manier schriftelijk en mondeling rapporteren aan vakgenoten en aan het bedrijf.

13. De master kan uitleg geven over de structuur en de organisatie van de gezondheidszorg, in het bijzonder de preventieve en de verzekeringsgeneeskundige sector.

14. De master kan uitleg geven over de organisatie van arbeid en onderneming en kent methodieken van management.

15. De master beschikt over de vereiste kennis, vaardigheden en attitudes om te overleggen en samen te werken met andere personen, organisaties en instanties binnen en buiten het bedrijf en dit op alle niveaus.

16. De master kent de professionele, ethische en wettelijke codes en brengt deze in de praktijk.

17. De master bevordert en onderhoudt zijn/haar vakbekwaamheid.