Handhavingsmechanismen

De sleutelbegrippen van accuraatheid, coherentie en doeltreffendheid kunnen worden toegepast op de hele handhavingsketen. In deze keten kunnen zes stappen worden onderscheiden: de opsporing en de handhaving door de overheid, het bepalen en omschrijven van sanctioneerbaar gedrag, het bepalen van de strafbare dader, het bepalen en invullen van de sanctievorm, het bepalen en toetsen van de concrete sanctie en de uitvoering van de sanctie. Telkens wordt aangeduid welke onderzoeksvragen aan bod kunnen komen. Mogelijks is er overlapping tussen de verschillende subonderzoekslijnen.

Opsporing en handhaving door de overheid

De overheid heeft met het oog op de bescherming van de openbare orde zowel het recht als de plicht om de samenleving vorm te geven. Het recht wordt hiertoe beschouwd als het controlemechanisme bij uitstek. Het recht dient om de sociale normen en waarden die op een bepaald ogenblik heersen in de samenleving te handhaven.

De notie “openbare orde” is een multi-inzetbaar begrip in het recht. Zo rijst bv. de vraag op welke factoren de wetgever zich baseert om uit te maken of een gedraging al dan niet als strafwaardig kan worden bestempeld. Het is niet altijd duidelijk waarop het begrip openbare orde juist betrekking heeft. Het uitdragen van een duidelijke visie over het recht in het algemeen en dus de te beschermen waarden, is m.a.w. een conditio sine qua non voor accurate wetgeving. Een accurate invulling van het openbare orde begrip is dan ook cruciaal voor al de disciplines die de onderzoeksgroep overkoepelen.

Het in kaart brengen van de verhouding tussen de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving is noodzakelijk. Zo rijst de vraag of in het raam van sociale dumping en sociale concurrentie welke handhaving het meest geschikt is met het oog op de naleving van de regels.

Wanneer dan toch voor een strafrechtelijke handhaving wordt geopteerd, rijst de vraag naar de draagwijdte van  internationale invloeden (bv. alsmaar meer Europese regelgeving die staat toestaat (soms oplegt) om strafrechtelijke inbreuken te creëren). Ook rijst de vraag hoe het vooronderzoek zo accuraat mogelijk wordt georganiseerd. Zo blijft de invulling van rol van de onderzoeksgerechten nog altijd een heet hangijzer. Dit laatste overlapt eveneens met de onderzoekslijn ‘rechtsbescherming’ – subonderzoekslijn ‘behoorlijke rechtsbedeling’.

Bepalen en omschrijven van sanctioneerbaar gedrag

De wetgever is bijzonder actief in het creëren van nieuwe strafbaarstellingen en verzwarende omstandigheden, waardoor de coherentie, doeltreffendheid,… van het systeem verloren dreigen te gaan. Bij het onderzoek zal worden uitgegaan van de vraag welke inbreuken op bepaalde kernwaarden worden beteugeld en of de hierdoor geboden bescherming aan de hierboven vermelde kwaliteitsvereisten voldoet. Volstaat het huidige kader van strafrechtelijk of civielrechtelijk beteugelde gedragingen ter bescherming van de kernwaarde, is er ruimte voor decriminalisering/depenalisering, is het kader voldoende doorzichtig,…? Met deze kernwaarden wordt o.a. gedoeld op bepaalde persoonlijkheidsrechten (fysieke, psychische en seksuele integriteit,…), eigendomsrecht,…

Wat is in dit verband de rol van de privaatrechtelijke handhaving en van de civielrechtelijke en tuchtrechtelijke sancties en hoe kan het privaatrecht een rechtshandhavingsfunctie vervullen? Is het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, ter aanvulling van het strafrecht, hiervoor een nuttig instrument? Kan de sanctie van de nietigheid van een overeenkomst wegens strijdigheid met de openbare orde hierin een rol vervullen? Is het wenselijk om aan de sancties in het (contractuele) verbintenissenrecht een meer punitief karakter te geven?

Is een doorgedreven codificatie van de deontologische regelen van de juridische beroepen nodig of nefast? Wat is de invloed van andere regelgeving (mededingingsrecht, consumentenrecht, witwaswetgeving, de grondrechten, het gerechtelijk recht, het sociaal recht,…) op de deontologie van de juridische beroepsbeoefenaar?

Bij het bepalen en het omschrijven van het sanctioneerbaar gedrag moet het legaliteitsbeginsel worden nageleefd. Vormt, gelet op dit beginsel, de strafrechtelijke afhandeling nog een accurate wijze van sanctionering voor sociaalrechtelijke misdrijven, waar vaak met algemene en vage verplichtingen wordt gewerkt, die overigens vaak door Europese regelgeving worden voorgeschreven?

Bij het bepalen van sanctioneerbaar gedrag moeten meer algemeen de mensenrechten worden nageleefd. Zo rijst bv. de vraag in hoeverre in het sociaal recht het vaak voorkomend misdrijf ‘verhinderen van toezicht’ verenigbaar is met het zwijgrecht, zoals onder meer gewaarborgd door artikel 6 EVRM.

Bepalen van de strafbare dader

In tegenstelling tot het strafrecht waarbij de materiële toerekening de regel is, wordt    in het sociaal recht vaak het systeem van wettelijke toerekening gehanteerd waarbij               “de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers” als strafbare daders worden aangeduid. Deze ultieme verantwoordelijkheid van de werkgever en zijn entourage vindt zijn grondslag in het feit dat de werkgever de eigenaar is van de productiemiddelen. Is deze hoofdverantwoordelijkheid van de werkgever nog           verdedigbaar     in de hedendaagse maatschappij waarbij eenieders eigen verantwoordelijkheid                 sterker wordt benadrukt en nieuwe ondernemingsstructuren    (zoals grensoverschrijdende moederbedrijven en holdingstructuren) opduiken  die het steeds moeilijker maken te bepalen op wie de hoofdverantwoordelijkheid berust. Ook rijst de vraag in hoeverre de autonomie van het strafrecht toepasbaar is in het sociaal recht.

M.b.t. de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon stellen we vast dat er in de rechtspraak sprake is van een tendens tot objectivering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid, spijts het principe van het schuldstrafrecht. De vraag rijst dan ook hoe rekbaar de grenzen zijn van het schuldstrafrecht.

Bepalen en invullen van de sanctievorm

Volgende onderzoeksvragen komen aan bod:

  • Welke criteria determineren een accuraat bestraffingskader?
  • Wanneer dient voorrang te worden gegeven aan alternatieve “sanctie”vormen zoals bemiddeling,…?
  • Nagaan van de accuraatheid van burgerlijke sancties zoals opschortingsrechten, nietigheid en ontbinding van overeenkomsten, contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
  • Wanneer dient voorrang te worden gegeven aan bestuurlijke sancties en hoe verhouden deze sancties zich t.o.v. andere sanctievormen?
  • Hoe wordt deviant gedrag van de juridische beroepsbeoefenaar (het best) beteugeld? Hoe verhouden het tuchtrecht, het sociaal recht, het strafrecht en de burgerlijke aansprakelijkheid zich tot elkaar bij het bestraffen en remediëren van deviant gedrag?

Bepalen en toetsing van de concrete sanctie

Volgende onderzoeksvragen komen aan bod:

  • Wat is een sanctie (o.m. met het oog op het nagaan van de toepasselijkheid van de waarborgen van het EVRM)?
  • Welke is de toetsingsbevoegdheid van de rechter aan wie wordt gevraagd een bepaalde sanctie op te leggen? Mag hij toetsen met volle rechtsmacht of beschikt hij alleen over een marginale redelijkheidstoetsing?
  • Wanneer is een sanctie proportioneel? Welke zijn de toetsingscriteria en dit zowel vanuit het oogpunt van de wetgever als vanuit het oogpunt van de magistraat en de rechtsonderhorige?
  • In welke mate kunnen beslissingen (bv. een verbod om bepaalde documenten voor te leggen) of sancties (bv. schorsing) van de tuchtoverheid worden gecontroleerd door de rechter en/of is de rechter hierdoor gebonden?
  • Aan welke voorwaarden moet een optimale straftoemeting voldoen? Te denken valt bv. aan het in kaart brengen van de kruisbestuiving tussen de verschillende strafrechtelijke actoren en het nagaan of de regels m.b.t. het aannemen van verzachtende omstandigheden en recidive nog doeltreffend zijn. Ook staat de problematiek van de (in)consistentie in de Belgische straftoemeting centraal. De keuzevrijheid van de rechter houdt immers het gevaar in van willekeur in de straftoemeting. Er zal ook moeten worden onderzocht waarom consistentie een nastrevenswaardig doel is in de straftoemeting. Een accurate en doeltreffende straftoemeting dient eveneens te worden vertaald in de motivering van de straf en de strafmaat. Men zal ongetwijfeld eveneens oog moeten hebben voor de rechtspsychologische invalshoek waarbij een onderzoek naar de perceptie van de veroordeelde t.a.v. de uitspraak een cruciale rol zal spelen.

Uitvoering van de sanctie

Volgende onderzoeksvragen komen aan bod:

  • Aan welke eisen dient een sanctie te voldoen om doeltreffend te kunnen zijn op het vlak van de uitvoering?
  • Mogen de rechterlijke instanties die bevoegd zijn voor het opleggen van sancties zich in de uitspraak ook inlaten met uitvoeringsperikelen?
  • Welke omstandigheden determineren een optimale strafuitvoering?