Kerncompetenties

Bachelor in de farmaceutische wetenschappen

De bachelor kan zelfstandig kleinschalig experimenteel onderzoek uitvoeren in een gegeven context.

1. De bachelor heeft voldoende kennis van en inzicht in de basiswetenschappelijke domeinen om zich te bekwamen in de wetenschappelijke disciplines eigen aan de farmaceutische wetenschappen.

2. De bachelor is in staat eenvoudige farmaceutische problemen te onderkennen, te analyseren en op te lossen en kan hiertoe de nodige kennis/informatie verzamelen.

3. De bachelor kan een eenvoudig farmaceutisch/wetenschappelijk experiment opzetten, uitvoeren en interpreteren.

De bachelor kan vlot wetenschappelijk rapporteren.

4. De bachelor is computervaardig.

5. De bachelor kan medisch-farmaceutische en basiswetenschappelijke informatie overbrengen naar een publiek.

6. De bachelor kan vlot correcte Nederlandstalige wetenschappelijke verslagen opstellen.

De bachelor heeft zich een wetenschappelijke houding eigen gemaakt.

7. De bachelor is gedisciplineerd, nauwkeurig en creatief in het uitvoeren van laboratoriumproeven, kan organiseren en staat open voor constructieve kritiek.

8. De bachelor is in staat zelfstandig wetenschappelijke informatie te verwerven en te verwerken.

9. De bachelor kan functioneren in de internationale context van het domein van de farmaceutische wetenschappen.

10. De bachelor heeft tevens inzicht in levensbeschouwelijke thema's en de actuele maatschappelijke implicaties hiervan.

De bachelor heeft kennis van en inzicht in de eigenschappen van geneesmiddelen en de biologische systemen waarop ze inwerken.

11. De bachelor kent de biologische systemen waarop de geneesmiddelen inwerken, kan informatie verstrekken over ziekten inclusief de preventie ervan en kan basisprincipes van dringende medische hulpverlening toepassen.

12. De bachelor heeft basisinzicht in het werkingsmechanisme, de farmacologische effecten, nevenwerkingen, farmacokinetiek en interacties van geneesmiddelen.

13. De bachelor heeft inzicht in de oorsprong en aard van de actieve bestanddelen uit synthetische, natuurlijke of biotechnologische bron.

De bachelor bezit kennis en vaardigheden in het domein van geneesmiddelenontwikkeling, -analyse, -productie en -bereiding.

14. De bachelor bezit basiskennis van het proces van geneesmiddelenonderzoek en -ontwikkeling.

15. De bachelor bezit een inleidende kennis en vaardigheden van de methoden voor het op punt stellen en bereiden van bepaalde toedieningsvormen van geneesmiddelen.

16. De bachelor bezit kennis en vaardigheden van de methoden voor de analyse van geneesmiddelen en grondstoffen.

De bachelor heeft kennis gemaakt met het praktische kader van de beroepsuitoefening van apotheker.