Master in de opleidings- en onderwijswetenschappen

  • 60 studiepunten
  • Nederlandstalige opleiding
  • Faculteit Sociale Wetenschappen
  • Stadscampus

Hoe ziet je opleiding eruit?

Een unieke opleiding naar inhoud, vorm en concept

De opleiding opleidings- en onderwijswetenschappen is een unieke opleiding in Vlaanderen, naar inhoud, vorm en concept.
 
Inhoud
Inhoudelijk legt deze opleiding de brug tussen verschillende invalshoeken: didactiek en management worden samengebracht in één opleiding die zich zowel richt op het reguliere onderwijs als op opleidingstrajecten in arbeidsorganisaties, vormingsinstellingen, het volwassenenonderwijs enzovoort. Bovendien krijg je een stevige basis onderzoeksvaardigheden. De opleiding OOW wil zo het brede domein van opleiding en onderwijs op een wetenschappelijke wijze benaderen. Ze heeft tot doel dit ruime domein verbeterend aan te passen aan nieuwe maatschappelijke noden: denk daarbij onder meer aan de notie levenslang en levensbreed leren en de vele initiatieven voor opleidingen in niet-reguliere onderwijsleersettings. Dit opzet veronderstelt aandacht voor educatieve processen in de meest ruime zin van het woord. Daarom wil de opleiding de studie van opleidingen en onderwijs niet beperken tot het ‘gewone’ onderwijs. We gaan veeleer op zoek naar uitbreiding op het gebied van (postinitiële) bedrijfsopleidingen en andere particuliere educatieve activiteiten.

Onderwijs, leren, instructieorganisatie en onderwijsleeractiviteit binnen en/of buiten een formeel-regulier kader (zeg maar: binnen en/of buiten het gewone onderwijs) kunnen op drie niveaus bestudeerd worden:

  • het microniveau: de klas- of leergroep;
  • het mesoniveau: het instellings- of opleidingskader;
  • het macroniveau: het beleidsondersteunend en -bepalend kader.

Op elk van deze niveaus stellen zich problemen waarvoor een oplossing uitgedacht moet worden op basis van wetenschappelijk onderbouwde uitgangspunten. Voor de onderscheiden niveaus komt dat onder andere neer op het volgende:

  • het microniveau: onderwijsdidactische vraagstukken waarvan de oplossing een overstijgen vergt van te verwerven toepassingsvaardigheden; daardoor verschuift de focus van de ontvangers- (de leerder) naar de aanbodzijde (de leeromgevingsarchitect(uur));
  • het mesoniveau: instellings- of opleidingstyperend stellen zich problemen die opgelost kunnen worden via inzicht in strategische sturings- en andere managementsaspecten, toegespitst uiteraard op het professionele onderwijs- (of ruimer: opleidings-) bedrijf;
  • het macroniveau: voor het tegemoetkomen aan instellings- of opleidingsoverstijgende problemen hebben onderwijsbeleidsmakers (in elke denkbare context) nood aan wetenschappelijk ondersteund advies dat teruggaat op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek; ook hebben ze behoefte aan kennis van vergelijkbare expertise in het binnen- en buitenland.

Deze brede insteek is het antwoord op de vraag naar mensen die creatief op zoek gaan naar antwoorden op ongebruikelijke vragen over het opleiden van mensen in verschillende settings (zowel in het reguliere onderwijs als in profit- en non-profitsettings). We vertrekken vanuit fundamenteel-theoretisch en toegepast onderzoek. Die toetsen we voortdurend aan de praktische toepasbaarheid en dus aan de maatschappelijke relevantie ervan. Zo wil de opleiding OOW mensen vormen die een bijdrage leveren aan oplossingen voor educatieve problemen. Klassieke reguliere leerroutes gaan immers steeds meer tot het verleden behoren, omdat kennis een leven lang geactualiseerd moet worden.
 
Vorm
Naar vorm is deze opleiding eveneens uniek te noemen. Ze richt zich tot reguliere studenten én tot mensen (uit het onderwijs, het bedrijfsleven, de non-profitsector, ...) die al in de praktijk staan maar zich willen vervolmaken of omscholen (de zogenaamde zij-instromers). Een opleiding als OOW wil zelf het voorbeeld geven, exemplarisch zijn. Daarom wordt de opleiding OOW flexibel en competentiegericht georganiseerd zodat het zogenaamde wederkerende leren volop mogelijk wordt.
 
Concept
Het concept van de opleiding OOW stoelt op het principe ‘teach what you preach’. De contactmomenten omvatten een waaier van werkvormen met een duidelijke klemtoon op actieve zelfstudie (bijvoorbeeld groepswerk, blended learning, projectwerk, zelfstudiepakketten, responsiesessies, …). Op die manier is de opleiding ook afgestemd op de noden en behoeften van de werkstudent. Bovendien groeit de keuzevrijheid in opleidingsonderdelen naarmate de opleiding vordert.
 

Een waaier aan principes

De opleiding OOW is gebouwd op een aantal onderliggende principes.
 
Je stuurt als student in toenemende mate je eigen leerproces.
Mensen (moeten) worden voorbereid op een leven lang leren. Dit betekent dat je gedurende je schoolloopbaan in toenemende mate in staat moet zijn/worden om je eigen leerproces te sturen. Al vroeg raak je als student vertrouwd met de criteria die worden gesteld aan het leerproces en de leerresultaten. Bovendien ben je zelf verantwoordelijk voor het bereiken van de leerresultaten en de bijhorende professionele attitude.
 
De docent faciliteert je leerproces.
De docent faciliteert je individuele leerproces en de groepsleerprocessen, als ontwerper van leeromgevingen, als coach en als beoordelaar. De docent is tevens rolmodel voor het professionele gedrag dat van een student wordt verwacht. Naast een optimale communicatie tussen studenten en docenten wordt gebruikgemaakt van moderne informatie- en communicatietechnologie om een zo rijk mogelijke leeromgeving te creëren.
 
Kernvraagstukken uit het beroep vormen het vertrekpunt voor je leeractiviteiten.
De kernvraagstukken uit het beroepsveld zijn het vertrekpunt van je leeractiviteiten en zijn essentieel bij het verwerven van beroepsspecifieke en algemene competenties. Onder competenties wordt een integraal geheel van kennis, vaardigheden en attitudes verstaan, die je nodig hebt om binnen een bepaalde beroepscontext adequaat te kunnen functioneren. Het studieprogramma is daarom opgebouwd rond activiteiten, vraagstukken en dilemma’s van het beroep. Aan de hand van opdrachten en geïntegreerde projecten wordt het directe contact tussen de opleiding en de praktijk zo veel mogelijk gestimuleerd.
 
Metavaardigheden vormen een essentieel onderdeel van het curriculum.
Metavaardigheden, vaardigheden om het leren te reguleren, zijn geïntegreerd in het studieprogramma van de opleiding. Zelfreflectie en zelfregulatie komen in alle onderdelen van de opleiding aan bod. Je krijgt als student inzicht in je leerstijl en je manier van werken en je wordt zodoende voorbereid op een leven lang leren. In de beroepssituatie dien je immers in staat te zijn om zelf te bepalen welke kennis en vaardigheden nodig zijn, of je hierover beschikt en hoe je ze indien nodig kan verwerven of verder uitdiepen. Het samenwerken met medestudenten biedt een realistische context voor het verwerven van competenties zoals effectief communiceren, samenwerken en problemen oplossen. Dergelijk coöperatief leren ondersteunt je individuele leerproces.
 
Selfassessment, peerassessment en co-assessment zijn onderdeel van de evaluaties.
De instrumenten voor toetsen en beoordelen zijn gericht op het waarderen van competenties. De evaluaties geven inzicht in de ontwikkeling van je individuele leerproces. Feedback van docenten en medestudenten vervult hierin een belangrijke rol. De criteria waarop je wordt beoordeeld zijn eenduidig en inzichtelijk vastgelegd. Op basis van de toets- en beoordelingsresultaten kan je zelf doelen voor je verdere professionele ontwikkeling formuleren.
 

Onderzoek in de opleiding

Binnen verschillende opleidingsonderdelen leer je stap voor stap individueel maar ook in groep wat wetenschappelijk onderzoek inhoudt: het interpreteren van, deelnemen aan, opzetten en uitvoeren van toegepast en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek binnen domeinen met grote momentane en/of toekomstige maatschappelijke relevantie.
 
Om de master succesvol af te sluiten moet je een masterproef schrijven. Deze masterproef moet het bewijs leveren dat je het vakgebied, en in het bijzonder het gekozen deelgebied (onderwerp), voldoende beheerst om zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek op te zetten, uit te voeren en daarover schriftelijk te rapporteren. De masterproef moet zonder twijfel een bijdrage zijn, hoe bescheiden ook, tot de onderwijs- en opleidingswetenschappen. Het doel van de bijdrage is dat de bestaande wetenschappelijke kennis – inhoudelijk of methodologisch – na het tot stand komen van de masterproef toegenomen is, hoe bescheiden deze toename ook mag wezen. Dit veronderstelt dat vooraf wordt aangetoond dat in deze kennis ofwel leemten, ofwel tegenstellingen en onzekerheden schuilen en dat achteraf blijkt dat dit verholpen werd.
 

Praktijk in de opleiding

Binnen het interdisciplinair project (IP) ga je als student in groep aan de slag om een zinvol reëel project uit te voeren. Je bent lid van een zelfsturende projectgroep die gedurende één academiejaar op een projectmatige manier samenwerkt aan een authentieke taak in het brede veld van het organiseren van leren in opleidings- en in onderwijssettings, zowel op micro-, meso- als macroniveau. Deze taak wordt aangeleverd door een externe opdrachtgever. Om je te begeleiden bij het projectwerk wordt er vanuit de opleiding een procesbegeleider aangesteld. Tevens worden ondersteunende workshops georganiseerd. De evaluatie van het IP berust op de beoordeling van een schriftelijk projectverslag, een mondelinge presentatie en een peerevaluatie.

Werkwijze en studiebelasting

Zowel voor de voortrajecten (het schakelprogramma en het voorbereidingsprogramma) als voor de master hanteren we een hybride werkwijze.

Dat betekent dat we voorzien in:

  • een reeks fysieke contactmomenten (hoor- en responsiecolleges, werkmomenten)
  • begeleide zelfstudie (e-ondersteund via de Blackboard-leeromgeving)
  • projectonderwijs

Bij een realistische inschatting van de studielast hanteren we als (decretaal vastgelegde) basisregel: 1 studiepunt staat gelijk met 25 à 30 klokuren studielast.
Voor een opleidingsonderdeel van 6 studiepunten betekent dat dus ongeveer 150 à 180 klokuren of ongeveer 4 voltijdse weken.

Het studiemateriaal (studiewijzers, cursussen en een aantal boeken) kan na afspraak worden ingekeken bij de studietrajectbegeleider.
De docenten gaan uit van een goede (passieve) beheersing van het Engels met het oog op de verwerking van wetenschappelijke literatuur.
De contactmomenten zijn in het Nederlands maar een deel van het studiemateriaal is in het Engels (bv. Engelstalige wetenschappelijke artikels, Engelstalige boeken).

Kennis van de Engelse taal is dus nodig om het "academisch Engels" te kunnen begrijpen en studeren.