3. De bachelor kan een bestaande wiskundige redenering volgen, analyseren en hiaten onderkennen.
4.De bachelor kan reƫle problemen op kennisniveau abstraheren en vertalen naar een wiskundige context.
5. De bachelor kan, om wiskundige problemen te analyseren en op te lossen, zelfstandig de nodige (anderstalige) informatie verzamelen, verwerken en kritisch beoordelen.
6. De bachelor is in staat en heeft de nodige rekenvaardigheden om zelf een correcte wiskundige bewijsvoering op te bouwen.
7. De bachelor kan bij het oplossen van wiskundige problemen kritisch reflecteren over het oplossingsproces en het eindresultaat.
8. De bachelor kan binnen een afgelijnd kader een eenvoudig wiskundig project plannen en uitvoeren en kan literatuur raadplegen.