[Kerncompetentie 1: historisch referentiekader]
1A
De studenten beschikken over een basiskennis van de wereldgeschiedenis in het algemeen, en van de Westerse culturele traditie van de oudheid tot heden en de filosofische inzichten binnen die traditie in het bijzonder;
1B
De studenten beschikken over parate historische feitenkennis en inzichten vanuit een sterk ruimtelijk, chronologisch en thematisch
referentiekader, en over een uitgediepte kennis van een periode en domein (sociaaleconomische, culturele of politieke
geschiedenis);
1C
De studenten tonen een voortdurende wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar historische kennis en hebben de vaardigheden om hun kennis van en inzicht in historische fenomenen efficiënt uit te breiden.
[Kerncompetentie 2: historisch-kritisch denken]
2A
De studenten hebben de kennis, vaardigheid en attitude om kritisch en historisch contextualiserend te denken;
2C
De studenten kunnen de wetenschappelijke debatten uit de internationale vakliteratuur begrijpen en opvolgen (in het Nederlands, Engels en Frans);
2G
De studenten hebben een sterk ontwikkelde kritische attitude ten aanzien van overgeleverde kennis, opinies, methodes, theorieën, modellen en concepten, de historiciteit van taal en ten aanzien van de diverse bronnen en informatiedragers ervan;
2H
De studenten hebben de attitude om actief deel te nemen aan het wetenschappelijke debat binnen hun discipline.
[Kerncompetentie 3: onderzoeksvaardigheden]
3F
De studenten kunnen zeer goed analyseren, synthetiseren en complexe dossiers helder en correct verwoorden, zowel schriftelijk als mondeling, voor een publiek van specialisten en nietspecialisten;
[Kerncompetentie 4: multi-disciplinariteit]
4A
De studenten beschikken over een basiskennis van en elementaire inzichten in het brede domein van de gedrags- en menswetenschappen, zoals onder meer de sociale wetenschappen, de economie, de filosofie en de sociale
geografie, en kunnen inzichten uit de gedrags- en cultuurwetenschappen integreren in het historisch onderzoek;
4B
De studenten hebben een open geest, leergierige attitude en grote alertheid voor recente ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied, de gedrags- en menswetenschappen en de samenleving in het algemeen.
[Kerncompetentie 5: plaats in de maatschappij]
5A
De studenten
tonen een grote algemene interesse voor de actuele samenleving en hebben vooral historisch inzicht verworven in verschillende fundamentele ontwikkelingen en trends binnen belangrijke sectoren van het actuele maatschappelijke en culturele leven;
5B
De studenten zijn in staat om op basis van hun kennis en vaardigheden en vanuit een historische invalshoek deel te nemen aan het bredere maatschappelijke debat;
5D
De studenten hebben zich een genuanceerde en respectvolle houding ten opzichte van de maatschappelijke en levensbeschouwelijke
pluraliteit van de actuele samenleving eigen gemaakt.