Tijdens de groeistage oefenen de studenten op een diepgaander niveau hoe ze als vakleraar kunnen/moeten functioneren. Per gekozen vakdidactiek wordt er een groeistage afgelegd. Indien een student enkel de vakdidactiek Engels volgt, dan worden er twee groeistages voor deze vakdidactiek afgelegd.
De toewijzing aan stagescholen gebeurt in functie van de beschikbaarheid van stagescholen, rekening houdend met een aantal desiderata van de student.
Per groeistage wordt een andere school toegewezen, waar de student 15 stagelessen geeft, voorafgegaan door 4 lesobservaties. Een groeistage vindt plaats in het regulier secundair onderwijs en is gekoppeld aan het vereiste bekwaamheidsbewijs van de vakdidactiek. De stage kan plaatsvinden in aso, tso, bso of kso, afhankelijk van het beschikbare aanbod in de toegewezen stageschool. De student maakt hierover zelf afspraken met de school/mentor. Bij studenten met één vakdidactiek worden de twee groeistages bij voorkeur in twee verschillende onderwijscontexten afgelegd (enerzijds aso, anderzijds bso, kso of tso).
De begeleiding op de stagescholen gebeurt door vakmentoren. In de praktijk zijn dat de vakleraren bij wie de studenten lesgeven. Vanuit de universiteit wordt de student begeleid en opgevolgd door de vakdidacticus en de assistenten. De groeistage is een continuüm waarbij de student in het begin sterk begeleid wordt en waarbij hij/zij zelfstandiger optreedt naarmate de stage vordert.