De laatste weken is er terug een verhoogde maatschappelijke interesse in hoe de Vlaamse universiteiten omgaan met de situatie in Gaza. Israël startte nu ook een offensief in Iran, maar de dramatische situatie van de Palestijnen blijft maar duren. In een interview geeft rector Herwig Leirs duiding bij het standpunt van de Universiteit Antwerpen en legt hij onder meer uit waarom het bijna onmogelijk is om de samenwerking te stoppen binnen internationale onderzoeksprojecten met ook Israëlische partners.

Er loopt momenteel een nieuwe petitie binnen UAntwerpen. Hoe kijkt u daarnaar?

Ik heb daar heel veel begrip voor en deel de woede en het gevoel van machteloosheid van velen. 

Wat Israël in de Palestijnse Gebieden doet, is verschrikkelijk, onmenselijk en disproportioneel en op geen enkele manier te rechtvaardigen, ook niet door de gruweldaden van Hamas. Er wordt soms gediscussieerd over de juridische draagwijdte van de term ’genocide’, maar de oorlogsmisdaden die we in Gaza zien gebeuren, spreken boekdelen: massale vernietiging van huizen, scholen en ziekenhuizen, tienduizenden directe en nog meer indirecte burgerdoden, hongersnood, geblokkeerde hulp en Israëlische regeringsleden die expliciet zeggen dat het de bedoeling is de Palestijnen te laten verdwijnen uit hun gebied. Intussen breidt Israël illegaal kolonies uit op de Westelijke Jordaanoever en voert het aanvallen uit in andere landen. We kunnen niet anders dan dit alles met klem veroordelen en eisen dat dit stopt.

We kunnen niet anders dan dit alles met klem veroordelen en eisen dat dit stopt.


Dat is een statement dat we nog niet eerder hoorden van de Universiteit Antwerpen?

Mijn persoonlijke mening over de verschrikkelijke schendingen van mensenrechten en van het internationaal recht door Israël heb ik altijd al laten blijken.

Voor de universiteit liggen de zaken anders.  De universiteit als instelling moet omzichtig zijn met het innemen van een standpunt, ze moet in de eerste plaats volop ruimte bieden aan haar leden om zich te uiten, ze moet ervoor zorgen dat onderzoekers hun wetenschappelijke bevindingen kunnen delen, ook als die kritisch zijn voor maatschappelijke ontwikkelingen of het universiteitsbestuur. Zo blijft de universiteit een bastion van kritiek. Universitaire leiders moeten zich wel kunnen uitspreken als het gaat om zaken die de universiteit zelf aanbelangen of zaken die een ernstige aantasting zijn van de beginselen van rationaliteit, vrijheid, gelijkheid, mensenrechten,… waarop de universiteit gegrondvest is. In dit geval zijn beide van toepassing.


Moet de universiteit dan niet meer actie ondernemen?       

We doen als universiteit wat binnen onze mogelijkheden ligt. We stemmen zoveel mogelijk af en werken nauw samen met de andere Vlaamse universiteiten. Aan UAntwerpen hebben we een aantal beurzen voorbehouden voor Palestijnse studenten of onderzoekers en faciliteren we initiatieven. We geven ruimte aan studenten en medewerkers om voor hun mening uit te komen en, hoe moeilijk ook, we proberen polarisering tegen te gaan en een veilige ruimte te bieden ook voor wie nauwe banden heeft met familie en vrienden in Palestina of Israël. We hebben online cursussen beschikbaar gemaakt voor afstandsonderwijs. Binnen VLIRUOS hebben we Palestina toegevoegd als partnerland met een eigen budget waardoor in september vijf onderzoeksprojecten met Palestijnse universiteiten kunnen starten, en er werd ook nog een extra budget toegekend voor zes Palestijnse kandidaten voor een ICP Connectbeurs. Ik heb er begrip voor dat vele studenten en collega’s vinden dat dit niet ver genoeg gaat, maar onze mogelijkheden zijn beperkt. 


Een blijvende eis is het verbreken van alle banden met Israëlische instellingen.

Al in 2024 hebben we de bilaterale, institutionele samenwerkings- en uitwisselingsprojecten gestopt, dat waren er toen al niet meer zoveel. We hebben toen ook onze beleggingsportefeuille nagekeken en de criteria aangepast om investeringen in bedrijven in Israël uit te sluiten.


Maar geen academische boycot?

Nee, wij zijn principieel geen voorstander van een algemene academische boycot. Ook in Israël bieden universiteiten ruimte voor academische vrijheid en zijn kritische stemmen nog mogelijk, zelfs al is dat niet de mainstream en staan die stemmen vaak onder druk. Internationale academische contacten zorgen er bovendien voor dat zelfs wie zich in Israël meegaand opstelt tegenover de bezettingspolitiek en de oorlog in Gaza, niet altijd in de eigen bubbel blijft hangen, maar geconfronteerd wordt met de berichtgeving van buitenlandse media en de kritische bedenkingen van buitenlandse collega’s. De effectiviteit van een academische boycot om de Israëlische overheid onder druk te zetten is trouwens twijfelachtig.

Daarom verbreken we niet alle banden met studenten en onderzoekers. Samenwerkingen met individuele academici blijven mogelijk, zolang ze geen mensenrechten of internationaal recht schenden. Denk aan het uitwisselen van ideeën, samen papers schrijven, in doctoraatsjury’s zetelen, gastlessen geven …


Wat betekent dit voor onderzoeksprojecten met Israëlische instituten?

Het is anders als het gaat over samenwerking met organisaties die actief bijdragen aan schendingen van de mensenrechten. Om te bepalen of een samenwerkingsproject ethisch aanvaardbaar is gebruiken de Vlaamse universiteiten de mensenrechtentoets die door de VLIR ontwikkeld is. 

Aan UAntwerpen maakt onze MiHRS-commissie een ethische afweging. Dat is een moeilijke opdracht, want door de verwevenheid van het leger met de hele Israëlische maatschappij, hebben alle universiteiten in Israël ook banden met het leger. Dat houdt een risico in dat zo’n universiteit op die manier bijdraagt aan de schendingen van het recht, al is dat niet noodzakelijk zo. Voor onze MiHRS-commissie weegt dit risico erg zwaar door in haar beoordeling, ook als de projecten zelf een zuiver civiel of zelfs humanitair doel hebben of als de betrokken onderzoekers helemaal los staan van wat er in de Palestijnse gebieden gebeurt, of zelfs oppositie voeren tegen de huidige Israëlische regering.  


Wat doet UAntwerpen met een negatief advies?

Nieuwe projecten starten we niet. Voor lopende projecten geven we eerst de kans aan de promotor om eventuele bijkomende informatie aan te leveren, maar bij een definitief negatief advies proberen we de samenwerking stop te zetten. In bilaterale projecten is dat eenvoudig, maar die hebben we dus niet meer. In de Europese consortiumprojecten met veel partners is dat iets anders. Je hoort gemakkelijk zeggen dat we dan maar gewoon uit het project moet stappen. Dat is eigenlijk de omgekeerde wereld. Als een Israëlische partner effectief de mensenrechten schendt, dan is het die partner die uit het project gezet moet worden en niet UAntwerpen dat moet opstappen. Maar dat lukt niet in die Europese projecten.

Als een Israëlische partner de mensenrechten schendt, dan is het die partner die uit het project gezet moet worden en niet UAntwerpen.


Hoe komt dat?

Een Europees project telt steeds meerdere partners, soms zelfs meer dan honderd. In die projecten is UAntwerpen dus een van die partners, en minstens een van de andere partners is een instelling in Israël. In de praktijk is het natuurlijk een samenwerking tussen individuele onderzoekers. Soms kennen de Antwerpse en Israëlische onderzoekers elkaar al jaren en werken ze nauw samen, in andere projecten zijn ze bezig met volledig verschillende aspecten van een groot project en hebben ze in de praktijk nooit contact.   

Alle partners tekenen een Project Agreement met de Europese Commissie (EC) waarin wordt vastgelegd welke eindproducten of resultaten moeten worden afgeleverd door het consortium, en een Consortium Agreement waarin de partners afspreken hoe ze onderling zullen samenwerken. In deze overeenkomsten staat standaard vermeld dat partners zich moeten houden aan de mensenrechten. 


Wat is er dan zo moeilijk aan het buitenzetten van de partner? 

Wanneer we denken dat een project ethisch niet verantwoord is door de aanwezigheid van een bepaalde Israëlische partnerinstelling, dan moeten we dat melden aan iedereen in het consortium. Als die het met ons eens zijn, kan het consortium dan beslissen om die ene partner uit het project te zetten. Het is immers die partner die het agreement verbroken heeft door niet (meer) te voldoen aan de clausule over de mensenrechten. Tot nog toe blijkt echter dat de meeste internationale projectpartners niet erg geneigd zijn om een Israëlische partner uit te sluiten. De bereidheid om de toestand in Gaza te laten meespelen in de voortzetting van een onderzoeksproject, blijkt in heel wat Europese landen veel minder te leven dan bij ons.

Ook de EC houdt dat tegen, tenzij er heel duidelijk bewijs is dat het project zelf actief bijdraagt aan de mensenrechtenschendingen. Wij hebben vanuit de Belgische universiteiten brieven geschreven aan de vorige en aan de huidige EU-commissaris bevoegd voor Onderzoek, met de vraag of instituten in Israël nog kunnen deelnemen aan projecten gezien de mogelijke betrokkenheid bij schendingen van mensenrechten, en hoe dat te evalueren. In beide gevallen werd vanuit de EC geantwoord dat de Horizon-projecten enkel een civiel karakter hebben en dat, als ze niet doorgaan in de Bezette Palestijnse Gebieden, er geen reden is om ze te stoppen. We hebben ook aangedrongen bij de Vlaamse Europarlementsleden om tijdens de aanstellingsdebatten in het Europees Parlement dezelfde vraag te stellen: dat gebeurde ook, met een soortgelijk antwoord.

De legal brief die door enkele UAntwerpen-collega’s werd opgesteld waarin ze argumenteren dat de universiteiten juridisch verplicht zijn om er alles aan te doen opdat de schendingen van het internationale recht ophouden, hebben we gedeeld met de andere rectoren. VLIR heeft een taskforce laten onderzoeken of de uitsluiting van Israëlische universiteiten zou kunnen worden afgedwongen voor het Europees Hof van Justitie. Zowel de eigen juristen als advocaten van een gespecialiseerd internationaal kantoor achten de kans op succes zeer klein, daarom is die piste verlaten.


Als we de partner niet uit het project kunnen zetten, ligt het dan niet voor de hand er zelf uit te stappen?

Dat zou je denken, maar ook dat lukt niet zomaar. Sommige universiteiten hebben wel aangekondigd dat ze uit projecten stappen, maar het is nog niet gelukt dat ook effectief te doen. Dat geldt trouwens ook voor universiteiten in bijv. Ierland en Spanje. 

Contracten met de Europese commissie en de andere partners opzeggen, is een moeilijk juridisch proces. Bovendien zijn er veel partners betrokken en als UAntwerpen eruit stapt, dan blijft het project zelf wel doorlopen, ook voor de Israëlische partner. Het is dus helemaal geen sanctie voor de Israëlische partner, integendeel, mogelijk wordt het projectbudget herverdeelden krijgt die partner zelfs een stukje van het budget dat oorspronkelijk naar UAntwerpen zou gaan.

Als UAntwerpen eruit stapt, dan blijft het project doorlopen. Het is dus helemaal geen sanctie voor de Israëlische partner. 

En terwijl die universiteit in Israël er geen schade van ondervindt, zijn er wel gevolgen voor ons. Door uit het project te stappen, heb je natuurlijk geen recht meer op het projectbudget. Voor de gedeelten die je niet hebt afgewerkt, zal je de ontvangen voorschotten moeten terugbetalen, ook al heb je er al uitgaven mee gedaan of zijn er medewerkers aangeworven van wie je dan ineens het loon niet meer kan betalen.

Afhankelijk van het project, is er ook een kans dat andere projectpartners in problemen komen omdat die in het project werden verondersteld verder te werken met gegevens of resultaten die vanuit UAntwerpen hadden moeten aangeleverd worden. Als ze die niet krijgen, kunnen zij hun taken niet uitvoeren en dus riskeren ook zij niet betaald te worden door de EC voor de kosten die zij al gemaakt hebben. De schade kunnen ze dan verhalen op UAntwerpen.

Het betekent ook dat onze onderzoekers hun samenwerking met al de andere, niet-Israëlische partners in het project niet kunnen verderzetten. Dat gaat soms om goede collega’s waar ze al jarenlang contacten mee hebben. Zo brengen we onze eigen onderzoekers en hun jonge projectmedewerkers in problemen, zonder dat ze zelf iets verkeerds gedaan hebben. Het zou als universiteitsbestuur onverantwoord zijn om daar geen rekening mee te houden, zeker als je weet dat wat je doet geen enkele druk op de Israëlische partneruniversiteit veroorzaakt, laat staan op de Israëlische overheid.


Zijn er dan geen andere manieren om druk uit te oefenen op de Israëlische universiteiten?

Wij denken van wel. De Vlaamse en Franstalige rectoren hebben er met een gezamenlijke brief bij de Belgische vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken op aangedrongen dat het Associatieakkoord tussen de EU en Israël zou worden opgezegd. De brief werd ook als opiniestuk gepubliceerd in De Morgen en kreeg veel mediabelangstelling. Dit heeft wellicht bijgedragen tot de houding van de Belgische regering in de discussies binnen de Europese Raad, waar uiteindelijk beslist werd om het Associatieakkoord onder de loep te nemen.

Het akkoord is in se een breed verdrag over allerlei vormen van vooral economische samenwerking. Dat opzeggen zal dus ruime gevolgen op verschillende vlakken hebben, en zo de Israëlische regering onder grote druk zetten om zich te houden aan de mensenrechten en het internationaal recht, een voorwaarde die ze nu duidelijk overtreedt. Het zou laten zien dat het fundamentele belang dat de EU daaraan hecht, ook reële consequenties heeft. 

Voor de universiteiten is een concreet gevolg wellicht dat Israël voorlopig niet meer kan deelnemen aan het Europese Horizon-programma. Dat is spijtig want wij hechten veel belang aan internationale samenwerking, zelfs met collega’s in landen met regeringen waar we het hier moeilijk mee hebben, maar als dat gebeurt binnen een kader van afspraken over mensenrechten en internationaal recht vinden we dat men zich daaraan moet houden. Het valt wel op te merken dat niet alle Europese landen op eenzelfde lijn staan, ook niet alle Europese universiteiten denken er op dezelfde manier over. Een goede week na onze open brief heeft de voorzitter van de Duitse rectorenconferentie zelfs uitdrukkelijk opgeroepen het Associatieverdrag niet op te zeggen. Er zal dus nog heel wat discussie nodig zijn

De voorzitter van de Duitse rectorenconferentie riep zelfs uitdrukkelijk op het Associatieverdrag niet op te zeggen. 

Hoe ziet u dit verder evolueren?

Ik ben vooral pessimistisch en met de dag meer verontwaardigd over het lot van de Palestijnen in Gaza, op de West Bank en in Israël. Door de uitbreiding van de oorlog door Netanyahu, ben ik pessimistisch over het lot van iedereen in het Midden-Oosten.

Wat betreft de rol die de universiteiten kunnen spelen bij het uitoefenen van druk op Israël zie ik niet veel nieuwe mogelijkheden. Alleen economische druk en het stopzetten van wapenleveringen zal kunnen helpen. Wat we wel al zien is dat er in heel Europa veel minder nieuwe projecten starten waar Israëlische partners bij betrokken zijn. 

Als universiteit zullen we moeten klaar staan om mee te helpen met de heropbouw van de onderwijs- en onderzoeksinfrastructuur en onze deuren wijd open te zetten voor de studenten en onderzoekers uit de vernielde oorlogsgebieden. Ondertussen hoop ik dat we aan UAntwerpen het debat hierover kunnen voortzetten, met respect voor elkaars mening, hoe moeilijk dat soms ook is.  

De universiteit zet nu, meer dan ooit, in op een veilige context waarbinnen we onderling meningen kunnen uitwisselen. Dat is de verantwoordelijkheid van iedereen. Word je geconfronteerd met racisme, antisemitisme of een andere vorm van grensoverschrijdend gedrag? Of heb je nood aan psychologische ondersteuning? Ontdek hier bij wie je terecht kan. Iedere vorm van grensoverschrijdend gedrag hoort niet thuis aan onze universiteit en wordt niet getolereerd.