Onderzoekslijn "Het rechtsleven van ondernemingen: ontstaan, werking en einde"

Deze onderzoekslijn focust vanuit diverse rechtstakken op alle cruciale stadia van de onderneming: oprichting, organisatie, werking, herstructurering, insolventie, vereffening en stopzetting van de onderneming. Bij de analyse van deze stadia wordt tevens stilgestaan bij de impact van technologische evoluties en digitalisering op het rechtsleven van de onderneming. 
 
Het onderzoek omvat voorts de verhouding tussen ondernemingen en hun initatiefnemers, waaronder aandeelhouders (met aandacht voor vermogensrechtelijke analyses) en andere stakeholders (schuldeisers, werknemers, overheid).

Sinds de oprichting van de Club Brugge Leerstoel krijgt de voetbalonderneming in al haar facetten een bijzondere plaats binnen de onderzoekslijn.

Onderzoekslijn "De onderneming als actor in relationeel verband"

De onderzoeksactiviteiten in deze onderzoekslijn richten zich op de (inter)nationale regulering van de privaatrechtelijke verhoudingen tussen ondernemingen onderling (horizontaal niveau) en tussen ondernemingen met hun werknemers, leveranciers, afnemers en consumenten (verticaal niveau).

De horizontale invalshoek, waarbij B2B relaties centraal staan, bundelt onderzoek rond verschillende aspecten van het ondernemingsgebeuren: de commerciële financiering van ondernemingen (met inbegrip van zekerheden), handelscontracten (met inbegrip van smart contracts), vrij verkeer, mededinging, intellectuele eigendom (met inbegrip van domeinnamen, benamingen van oorsprong, databescherming, bedrijfsgeheimen) en eerlijke handels- en marktpraktijken.

Voormelde aspecten van het ondernemingsgebeuren spelen tevens een hoofdrol in het verticaal georiënteerde onderzoek (hoofdzakelijk B2C, maar ook B2B). Deze invalshoek bestudeert zowel de relatie met ondernemingen in opwaartse lijn (hogerop in het productieproces) als in neerwaartse lijn (verderop in het productieproces tot bij de eindgebruikers). Binnen deze verticale benadering krijgt de verhouding tussen ondernemingen en werknemers enerzijds en ondernemingen en consumenten anderzijds een specifieke plaats.

Bij de analyse van de rol van de onderneming als werkgever staat de spanning tussen de sociale en economische benadering van het arbeidsrecht centraal. Deze spanning komt in het bijzonder tot uiting bij de kwalificatie van de werker, onder meer binnen de gig-economy. Nieuwe technologieën beïnvloeden verder het traditioneel onderzoek naar de klassieke rechtsfiguren in het arbeidsrecht, bijvoorbeeld bij de afweging van het recht op privacy van de werknemer tegenover het gezagsrecht van de werkgever. Binnen deze onderzoekslijn wordt ook de problematiek van discriminatie bekeken, onder andere op het vlak van aanvullende pensioenen.

Het onderzoek naar de verhouding tussen de onderneming en de consument stelt het Europese consumenten-acquis en de nationale doorwerking daarvan centraal (contractuele aspecten en buitencontractuele aspecten). De onderzoeksactiviteiten beslaan naast regels die de consument informeren en regels die betrekking hebben op de verschillende verkoopmethoden, ook op de bepalingen inzake consumentencontracten.

Zowel in de horizontale als verticale onderzoeksdimensie is de impact van technologische evoluties en digitalisering op de onderzochte verhoudingen enerzijds en op de kwalificatie van de basisconcepten en -begrippen inzake de onderneming (zoals het ondernemings- en het consumentenbegrip en de notie "economische activiteit") anderzijds, van belang.  
 
De onderneming wordt in deze onderzoekslijn als ‘verantwoorde marktdeelnemer’ benaderd. Door verantwoordelijkheid een plaats te geven, wordt duidelijk gemaakt dat ook ‘corporate social responsibility’ en ‘business ethics’ voorwerp van onderzoek zijn, niet alleen in de relatie met andere ondernemingen en concurrenten, maar ook in de relatie met werknemers, afnemers en consumenten.

Onderzoekslijn "De verhouding(en) tussen ondernemingen en de overheid"

De overheid neemt in het raam van haar beleid op verschillende wijzen deel aan het economisch leven, m.n. door ordenend en sturend op te treden door middel van regelgeving, door zelf als aanbieder en producent van goederen en diensten werkzaam te zijn, of nog door als subsidieverstrekker het ondernemen te faciliteren.

In deze onderzoekslijn staat het regulerend optreden van de overheid centraal. Dit gebeurt zowel vanuit het perspectief van de onderneming als vanuit dit van de overheid. Vanuit de eerste invalshoek zijn niet enkel de nationale, Europese en internationale overheidsregels waarmee ondernemingen worden geconfronteerd, voorwerp van onderzoek, maar ook de technologische en digitale (r)evolutie die de wisselwerking tussen de overheid en de onderneming beïnvloedt (bv. datamining). In deze context worden voornamelijk het op de onderneming en het ondernemen betrekking hebbende fiscaal recht, financieel recht, insolventierecht, bestuursrecht, Europees recht, internationaal handelsrecht en strafrecht in acht genomen. De specifieke uitdagingen waarmee nieuwe technologiën en digitalisering de betrokken rechtsdomeinen confronteren, zijn eveneens voorwerp van onderzoek (bv.  virtuele munten, robotisering van adviesverlening, e-commerce, platform economy, distributed ledger technology, …).

Vanuit de tweede invalshoek wordt onderzoek verricht naar de regels die de overheid moet naleven bij haar interventies in het economisch leven. Onder meer wordt gedacht aan de bepalingen in verband met de vrijheid van handel en nijverheid, de (staats)steunregels, de beginselen van behoorlijk bestuur en de regelgeving op het vlak van motiveringsplicht, openbaarheid van bestuur, bescherming van privacy en van gevoelige (economische) informatie die in het kader van uitwisseling van (fiscale) gegevens wordt verkregen. Ook gelijkaardige vraagstukken die gepaard gaan met het vergaren en verwerken van big data komen in deze onderzoekslijn aan bod. (vb. cooperative tax compliance).

Onderzoekslijn "Rechtsbescherming op nationaal en Europees vlak"

Binnen de onderzoekslijn rechtsbescherming gaat aandacht naar de doorwerkende wisselwerking tussen publiek- en privaatrechtelijke regels en verhoudingen. Dit omvat onderzoek naar het ontstaan van (Europese) regelgeving met bijzondere betekenis voor ondernemingen, en naar de wijze waarop deze regels rechtstreeks dan wel onrechtstreeks doorwerken in de Belgische rechtsorde voor (markt)burgers, werknemers, consumenten (afnemers, dienstenontvangers) en ondernemingen (producenten, leveranciers, dienstverrichters, investeerders, schuldeisers).

Daarbij gaat bijzondere aandacht naar de (horizontale) directe werking en doorwerking van het primaire en secundaire materiële recht dat voor ondernemingen in de zin van het onderzoeksprogramma relevant kan zijn. Komen daarbij met name aan bod: de rechten en plichten die voor ondernemingen in relationeel verband in de zin van onderzoekslijn 2 in horizontale en verticale conflicten voortvloeien uit de algemene beginselen van Gemeenschaps- en Unierecht en de vrijverkeersregels, en de wijze waarop deze in rechte afdwingbaar zijn voor nationale en Europese rechterlijke instanties.