Abstract
"[We] hebben een onafhankelijke juridische dienst nodig om duidelijk te maken dat de Grondwet of internationale wetten geen vodje papier zijn", leerden we uit een Tweet van 2022 van een voormalige voorzitster van een stichtende politieke partij als reactie op de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van de Vlaamse decretale onderwijseindtermen. Maar hebben we niet al een instelling die via preventieve adviezen controleert of voorgestelde regels in overeenstemming zijn met hogere normen, de bevoegdheidsverdeling of vormvoorwaarden: de afdeling Wetgeving van de Raad van State?
Steeds vaker wordt de afdeling Wetgeving van de Belgische Raad van State in wetenschappelijke debatten, maar ook in de nieuwsmedia, bekritiseerd of omarmd zonder enige doctrinaire of empirische kennis van de rol en de werking van dit orgaan, wat leidt tot misverstanden, verkeerd interpretaties of zelfs verkeerd gebruik van haar adviezen.
De overkoepelende onderzoeksdoelstelling is het vinden van een meerwaarde die de Belgische Raad van State, afdeling Wetgeving, vormt ten opzichte van mogelijke alternatieven. Deze onderzoeksdoelstelling wordt bereikt door de fundamentele grondwettelijke beginselen die aan de basis liggen van de Belgische Grondwet te ontcijferen en na te gaan hoe de afdeling Wetgeving bijdraagt tot de verbetering van deze beginselen of concepten of – integendeel - één ervan verstoort.
De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook: Wat is de meerwaarde van de Belgische Raad van State, afdeling Wetgeving, voor het Belgische grondwettelijk recht, rekening houdend met (a) de adviesbevoegdheid in het licht van de rechtsstaat en de mensenrechten, (b) de adviesbevoegdheid in het licht van de democratie, (c) de scheiding der machten als instelling geperst tussen de drie staatsmachten, (d) het federale karakter van de instelling en (e) de supranationale gelaagdheid van de rechtsorde ?
De gestratificeerde onderzoeksvraag heeft voortdurend drie onderdelen: (i) beschrijvend, (ii) normatief, en (iii) prescriptief, wat betekent dat (i) de rol van de afdeling Wetgeving theoretisch en empirisch wordt beschreven, (ii) een abstracte evaluatie wordt gemaakt van het gebruik en de werking van een dergelijk adviesorgaan, en (iii) concrete en pragmatische suggesties worden geformuleerd over hoe de afdeling Wetgeving praktisch kan worden hervormd of gestroomlijnd om haar kernfunctie te verbeteren.
Uiteindelijk beoogt het onderzoek de afdeling Wetgeving als 'zwarte doos' van het grondwettelijk recht in beide betekenissen te onderzoeken: (1) het ontsluieren en evalueren van deze grotendeels onbekende of onderschatte instelling en (2) op een soortgelijke wijze als de zwarte dozen die gebruikt worden om vliegtuigcrashes op te sporen en te onderzoeken, analyseren hoe de afdeling Wetgeving bijdraagt aan het vermijden van problemen aangaande de eerder genoemde grondwettelijke beginselen en concepten.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)