Silke Geven
De zomer loopt langzaamaan ten einde en dat betekent voor veel mensen terugblikken op mooie reisjes in binnen- en buitenland. Van zonnebaden aan zee of wandelen in de natuur tot citytrips; ze passeerden allemaal de revue. Vaak wordt de positieve zijde van het toerisme belicht, maar ook de schaduwzijde wordt steeds meer zichtbaar. Overtoerisme – waarbij toerisme ten koste gaat van de leefbaarheid voor lokale bewoners en het milieu – is een groeiend probleem in toeristische topbestemmingen zoals Venetië, Amsterdam, Barcelona, New York en Kyoto. Maar ook kleinere steden krijgen er steeds meer mee te kampen. Dit leidde in juni nog tot massale protesten in Zuid-Europa. In de straten van Barcelona liepen lokale bewoners rond met waterpistolen in de aanslag om nietsvermoedende toeristen nat te spuiten, op de Canarische eilanden protesteerden bewoners met borden met de slogans “tourists go home” en "Canarias tiene un límite" en in Venetië trokken heel wat bewoners de straat op vanwege het huwelijk van Jeff Bezos en Lauren Sánchez dat volgens actievoerders de stad omtoverde tot een pretpark voor superrijken en toeristen.
Om overtoerisme tegen te gaan worden echter ook steeds meer maatregelen genomen zoals: het ontoegankelijk maken van bepaalde zones voor toeristen (op straffe van hoge boetes), een verbod opleggen op het bouwen van nieuwe hotels in stadscentra, het invoeren van toeristentaksen, enzovoort. Daarnaast heerst er wel twijfel over de impact van het invoeren van deze taksen. Hebben ze een invloed op het aantal toeristen dat de stad bezoekt of vormen ze eerder extra inkomsten voor lokale en nationale overheden? Hoewel overtoerisme niet rechtstreeks te projecteren is op het verleden, zijn klachten over toeristen en toeristentaksen zeker niet nieuw. Zo’n honderd jaar geleden, voor de opkomst van Booking, Airbnb en lage kostenmaatschappijen, schreven heel wat journalisten in lokale kranten uitgebreid over de overlast die bepaalde toeristen met zich mee brachten. Daarbij klonk regelmatig de oproep tot het invoeren van een “taks op vreemdelingen”. Wat voor vormen van overlast lagen hieraan ten grondslag en waarom pleitte men precies voor deze toeristentaks avant la lettre? Nog belangrijker: was die overlast werkelijk de ware reden voor het invoeren van een taks of speelden onderliggende motieven een rol?

Figuur 1 Foto van een brug in Venetië door Levi van Leeuwen op Unsplash
Toeristen: the good, the bad, and the worst
Vandaag wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen gewilde en minder gewilde toeristen. In 2023 bijvoorbeeld pleitte de toenmalige schepen van Toerisme van de stad Gent, Bram Van Braeckevelt, nog voor het aantrekken van zogenaamde “pyjamatoeristen” in plaats van “selfietoeristen”. Selfietoeristen zijn toeristen die enkel de plekken opzoeken voor de perfecte instagramfoto, terwijl pyjamatoeristen degene zijn die “ in onze stad leven en Gent beleven. Zij die tijd maken om van onze stad te proeven, de kleine hoekjes te ontdekken en oog hebben voor het Gents karakter.” [1] Daarnaast worden er ook nieuwe definities gelanceerd voor wat het betekent om een goede toerist te zijn. Canary Island Tourism, de overkoepellende toeristische organisatie van de Canarische Eilanden stelde bijvoorbeeld begin dit jaar een handleiding op voor goede toeristen waarbij “Being a responsible tourist can be just as epic as the beach selfies you’re just about to take. There are small gestures we can adopt to protect the destination we visit. So let’s take a deep dive into our definitive guide for the good tourist, summed up in a significant acronym: T.O.U.R.I.S.T.” [2] Hoewel “the good tourist” honderd jaar geleden niet expliciet gedefinieerd werd, waren er wel degelijk ideeën over welke toeristen men wel en niet wilde aantrekken. Deze ideeën kwamen in de Belgische pers sterk naar boven in de zomer van 1926.
"België wordt dezen zomer letterlijk overrompeld door vreemdelingen. ’t Is een echte “rush” van toeristen, herkomstig uit de landen met de hoogen wisselkoers, Hollanders, Engelschen, Amerikanen en Duitschers.” [3]
Volgens lokale kranten werd België in 1926 overspoeld door toeristen, wat grotendeels werd toegeschreven aan de zwakke koers van de Belgische Frank. De herstelbetalingen voor de oorlogsschade opgelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog en de slabbakkende economie zorgden voor hyperinflatie. Hoewel dit voor de Belgische bevolking een negatieve impact had, werd België hierdoor wel een interessantere bestemming voor buitenlandse reizigers uit landen met hoger gewaardeerde valuta.
Vooral Britten, Nederlanders, Amerikanen en Duitsers wisten de weg te vinden naar de Belgische kunststeden, de kust en de Ardennen. Voor de oorlog brachten voornamelijk welgestelde toeristen hun vakantie door in België, maar uit verschillende krantenartikelen blijkt dat dit in het interbellum niet langer het geval was. Door de zwakke koers van de Belgische Frank kregen allerlei toeristen, die daar eerder nog niet de financiële middelen voor hadden, de mogelijkheid om naar België te reizen. Dit leidde tot de komst van wat sommige journalisten beschouwden als een minder gewenst type toerist. Een van deze auteurs kijkt met nostalgie terug naar het verleden waarin de toeristen vooral bestonden uit “de Engelsche Miss met heur Baedeker.[…] Ze was wat aanstellerig, maar toch deftig.” [4] In de jaren ’20, zo klaagde hij, was het gedaan met het deftige bezoek, trok men enkel nog “een onwelriekend ras van vreemdelingen aan” en werd België overspoeld door “het rifje-rafje” van Londen. Ook andere kranten merkten op dat de waardevermindering van de Belgische Frank resulteerde in “bezoekers van alle slag en met alle beurzen.” [5]
In de jaren’20 werd een steeds duidelijker onderscheid gemaakt tussen de goede, gewilde toeristen enerzijds en de slechte, ongewilde toeristen anderzijds. Dit onderscheid werd mede veroorzaakt door een stijgende democratisering van het toerisme. Al vanaf het einde van de negentiende eeuw werd het voor steeds meer mensen mogelijk om te reizen. De echte doorbraak van massatoerisme dat niet enkel weggelegd was voor de elite zou er pas komen na de Tweede Wereldoorlog, maar reeds in het interbellum steeg het aantal toeristen sterk en dit lokte heel wat botte reacties uit. Deze bezoekers waren, volgens de kranten, niet geïnteresseerd in het bezoeken van de culturele merkwaardigheden van de steden, maar eerder in een oppervlakkige kennismaking met de stad waarbij de nadruk lag op lichte zeden en plezier. “[…]die vreemde bezoekers krijgen zoo weinig van het volksleven en van de echte Brusselse zeden te zien. Zij bekijken alleen het verguldsel der stad, hebben alleen oog en oor voor de schitterende verlichting en muzikale aantrekkelijkheden. Het eigenlijke Brussel met zijn vlijt en zijn zorgen blijft doorgaans aan de vreemde bezoeker onbekend.” [6]

Figuur 2 Britse toeristen in Brussel, 1927, Inventarisnummer ALB/30/111, Stadsarchief Brugge / Fotoverzameling Stadsarchief Brugge.
Toeristen als verspreiders van ontucht
In mei beschadigde een toerist twee krijgers uit het terracottaleger in Xi’an, in juni vernielde een koppelt een stoel van Nicola Bolla in het Pallazo Maffei en een schilderij in het Uffizi raakte beschadigd nadat een bezoeker er een selfie mee probeerde te nemen. Toeristen brengen niet enkel schade toe aan kunstwerken, maar worden er ook van beschuldigd afval achter te laten, te zorgen voor lucht- en watervervuiling en de steden te vullen met (nacht)lawaai.
Journalisten uit 1926 gaven aan dat de nieuwe toeristen geen oog hadden voor de echte cultuur van de stad, maar waar hielden deze toeristen zich dan wel mee bezig? Als we de kranten uit deze periode mogen geloven: openbare dronkenschap, het leegkopen van winkels, het opkopen van woningen en het (onbewust) aanmoedigen van een ongewenste toeristische infrastructuur in het straatbeeld bestaande uit reclameborden, grote toerauto’s en infokantoren.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd alcoholmisbruik sterk aan banden gelegd, en ook in het interbellum ging de regering actief de strijd aan tegen met name jenever. Met de invoering van de Wet Vandervelde in 1919, werd het aanbieden, verkopen of consumeren van sterke drank in publieke ruimtes verboden, maar ook na de invoering van de wet bleven brouwers en caféhouders zich hier sterk tegen verzetten. Deze maatschappelijke strijd tegen alcoholgebruik had ook een weerslag op het toerisme. In 1926 doken er steeds meer problemen met toeristen op tijdens het nachtleven. Daarom besloten de stadsbesturen van Oostende en Spa om een sluitingsuur in te lassen. Ondanks veel protest van café- en dancinguitbaters werd later ook in Brussel een verplicht sluitingsuur voor alle cafés en eethuizen ingevoerd om nachtelijke overlast, voornamelijk door toeristen, te voorkomen. Dit werd door verenigingen creatief opgelost door private clubs in te richten waar iedereen ‘lid’ van kon worden en waar voornamelijk toeristen de hele nacht “sterk gealcoliseerde dranken verbruikten.” [7]
Naast dronkenschap en nachtelijke onrust werd ook het verkwisten van geld aangeklaagd. “Juist omdat de tijden voor ons zo hard zijn”, schrijft een anonieme journalist in Het nieuws van de dag, “is het aanstotelijk om zien hoe de vreemdelingen ten onzent vaak op onkiesche en rumoerige wijze, teren op de meerwaarde van hun geld.” [8] Een andere journalist illustreert dit met een schrijnend voorbeeld: tijdens een wandeling zag hij een toeriste die de winkel van een pasteibakker verliet en een van de pasteitjes aan haar hond gaf. [9] Dat terwijl de auteur zelf zich zo een pasteitje niet kon veroorloven.
Het bleef echter niet bij pasteitjes. Er heerste bij de Belgische bevolking ook de angst dat toeristen, voornamelijk uit Nederland, goedkoop huizen zouden opkopen in België. [10] Want, zo schrijft een journalist van De volksgazet: “Ons land wordt bestormd door vreemdelingen, vooral Hollanders, die met hun hoogen gulden ruimschoots profiteeren van onzen lagen frank.” [11] En wordt er verwezen naar “vreemdelingen die hier de laatste jaren eigendommen hebben aangekocht of die zullen aankoopen.”
Daarnaast zorgde de komst van toeristen ook voor (ongewilde) aanpassingen van de stedelijke ruimte. “Het stadsbeeld [van Brussel] is er totaal door veranderd,” schrijft een auteur in Het Laatste Nieuws. [12] In de straten in het centrum van Brussel werden talrijke nieuwe reiskantoren ingericht. De klassieke open rijtuigen met koetsier werden steeds meer verdrongen naar de achtergrond en maakten plaats voor grote toerauto’s die tientallen toeristen vervoerden. Veel toeristen arriveerden per trein in de stad en werden aan de stations opgewacht door de auto’s van grote hotels, taxi’s en toerauto’s. Winkeliers hingen ook steeds meer bordjes op om aan te geven dat ze verschillende talen spraken om zo de vreemde bezoekers aan te zetten tot een bezoek aan hun winkels. Daarnaast sprongen ook de verkopers van plattegronden, boekjes en prentkaarten als paddenstoelen uit de grond en overal verschenen aanplakbrieven of ‘reclaamwagens’ om toeristen de juiste kant op te wijzen in hun zoektocht naar vermaak. Hierin lezen we twee angsten, namelijk: de angst voor het oprukken van de auto in het straatbeeld en voor de wildgroei aan reclame. De strijd tegen reclame werd niet enkel gezien als een esthetische strijd, maar ook als een gevaar voor de verkeersveiligheid en een teken aan de wand voor de aantasting van het landschap door kapitalisme. [13] Ondanks de vele klachten over toeristen, resulteerde de komst van toeristen voor veel stadsbewoners wel in nieuwe jobs en inkomsten. Net als vandaag zag men in toerisme dus zowel voor-, als nadelen.
Burgerprotesten en een oproep tot de invoering van een toeristentaks
Ondanks de inkomsten door een stijgend aantal bezoekers, bevond het land zich in 1926 echter nog steeds in een economische crisis. Door verschillende kranten werd een toeristenbelasting naar voren geschoven als de oplossing van dit probleem. De roep om de invoering van zo’n taks in België werd dan ook steeds luider. Zeker omdat deze belasting in andere landen al langer een feit was. In Frankrijk bijvoorbeeld moest elke vreemdeling twee verblijfstaksen per persoon, per dag betalen: een voor de staat en een voor de gemeente waarin hij of zij verbleef. Net als België kende Frankrijk een enorme inflatie en daalde de waarde van de Franse Frank tegenover buitenlandse valuta enorm.
In de zomer van 1926 zorgde een dreigende ineenstorting van de munt en stijgende inflatie voor massale frustratie bij de Franse bevolking. Vaak was deze frustratie gericht aan Franse politici, maar buitenlandse toeristen en met name Amerikaanse toeristen werden ook vaak het doelwit van deze frustraties. [14] In Parijs bijvoorbeeld werden door de Parijzenaren betogingen opgezet tegen het toerisme in hun stad. Het bleef zelfs niet enkel bij vreedzaam betogen, maar leidde ook tot het achtervolgen van toeristen en het lek prikken van de banden van eigenaars van zogenaamde ‘autocars’ die toeristen door de stad gidsten. [15] Op een warme zomeravond in juli 1926, terwijl autocars met Amerikaanse en Britse toeristen klaar stonden om te vertrekken en toeristen kennis te laten maken met de city of lights, werden ze verwelkomd door het fluiten en joelen van honderden betogers. [16] Ondanks de talrijke aanwezigheid van politieagenten stopte de betoging pas toen de touringcars zonder passagiers wegreden. Enkele betogers werden ook gearresteerd. Dit resulteerde echter niet in een daling van het aantal toeristen, maar wel in meer vragen aan infokantoren en reisbureaus omtrent veiligheid en in aangepaste routes met autocars. De buurt van Montmartre werd bijvoorbeeld hierna gemeden aangezien de meeste betogingen en beschadigingen van auto’s hier plaatsvonden. [17] Tijdens diezelfde zomer, op 26 juli, werd een groep van twintig Britse vrouwen die Montmartre wilden bezoeken – en uit de autocar gestapt waren om aanvallen te vermijden – achtervolgd door een grote menigte Parijzenaren totdat ze in hun autocar rechtsomkeer maakten. [18] Burgerprotesten tegen toeristen, zoals we vandaag bijvoorbeeld ook zien in Zuid-Europa, vonden ook reeds plaats in het Parijs van de jaren’20.

Figuur 3 Vreemdelingen bezoeken Parijs in een autocar, persfoto Agence Rol. Agence photographique (commanditaire), 3 april 1926, Bibliothèque nationale de France, département Estampes et photographie, EI-13 (1309).
De toename van bezoekers leidde in België niet -tot betogingen, maar er werden , zoals eerder aangehaald, wel veel opiniestukken gepubliceerd in de lokale pers waarin het wangedrag van toeristen werd aangeklaagd. In deze krantenartikelen klonk ook een steeds luidere roep om een taks voor vreemdelingen met hoge valuta in te voeren.
Hoewel de roep om de invoering van een toeristentaks in België vrijwel altijd opdook in artikelen waarin de negatieve gevolgen van toerisme aangehaald werden, was het doel van de taks niet om toeristen af te schrikken. Integendeel: men wilde voornamelijk op financieel vlak profiteren van de stijgende toeristenstroom. Tegen de achtergrond van economische crisis na de Eerste Wereldoorlog werd de toeristentaks door verschillende journalisten naar voren geschoven als “De oplossing van onze financiële krisis.” Uiteindelijk werd deze roep gehoord en resulteerde dit in de invoering van een “taks voor vreemdelingen” gericht op toeristen uit landen met hoger gewaardeerde valuta zoals Engeland, Nederland en Zwitserland.
Conclusie
De overlast die vandaag gepaard gaat met toerisme en waar de term overtourism op gekleefd wordt is ongezien, maar klachten over toeristen en toeristentaksen zijn niets nieuws onder de zon. Hoewel heel wat lokale stadsbesturen en stadsbewoners in het interbellum positief stonden tegenover de toevoer aan toeristen, was er ook een schaduwzijde. Sommige bezoekers hadden meer geld te besteden dan de lokale bevolking en ze werden ervan verdacht dronken de straten van steden onveilig te maken. Deze klachten werden aangewakkerd door een veelvoud aan factoren. De democratisering van het toerisme zorgde voor xenofobie en een groeiend onderscheid tussen verschillende klasse van toeristen, waarbij de gegoede cultuurtoerist steeds meer als het ideaal werd voorgesteld, in contrast met toeristen uit lagere klassen. Daarnaast veroorzaakten veranderingen in de toeristische infrastructuur en de komst van de auto in de stad, angst voor structurele veranderingen in het straatbeeld. In België werd, naar het voorbeeld van andere landen, een toeristentaks naar voren geschoven als antwoord. Dit deed men niet zozeer om het aantal toeristen en de overlast die deze veroorzaakten te beperken, maar veeleer als een antwoord op de financiële crisis waarin het land verkeerde. Niet tegenstaande de invoering van de toeristentaks liepen bij sommige journalisten de emoties hoog op wanneer gesproken werd over deze toeristen: “Neen ze zijn ons niet welkom, en ’t is uit den grond des herten dat wij zuchten, wij paria’s in ons eigen land: “van de kwade der vreemde bezoekers, verlos ons Heer!” [19]
[1] “'Pyjamatoerist' kanshebber op Woord van het Jaar”, Groen Gent, https://www.groengent.be/_pyjamatoerist_kanshebber_op_woord_van_het_jaar, 14 December 2023.
[2] “WELCOME T.O.U.R.I.S.T.”, Canary islands Tourism, https://www.hellocanaryislands.com/welcome-tourist/
[3] “De vreemdelingen in België”, Het Nieuws Van Den Dag, 18 juli 1926.
[4] “Hoe de vreemdelingen het zich laten welgevallen,” Het Volk, 23 augustus 1926.
[5] “Brussel als toeristenstad. De hoofdstad bij dag en bij nacht,” Het Laatste Nieuws, 4 augustus 1926.
[6] “Brussel als toeristenstad. De hoofdstad bij dag en bij nacht,” Het Laatste Nieuws, 4 augustus 1926.
[7] “Brussel als toeristenstad. De hoofdstad bij dag en bij nacht,” Het Laatste Nieuws, 4 augustus 1926.
[8] “De vreemdelingen in België”, Het Nieuws Van Den Dag, 18 juli 1926.
[9] “Hoe de vreemdelingen het zich laten welgevallen,” Het Volk, 23 augustus 1926.
[10] “De oplossing van onze financiële krisis”, De Volksgazet, 26 mei 1926.
[11] Ibidem.
[12] “Brussel als toeristenstad. De hoofdstad bij dag en bij nacht”, Het Laatste Nieuws, 4 augustus 1926.
[13] Bruno Notteboom, 'Ouvrons les yeux!' Stedenbouw en beeldvorming van het landschap in België 1890-1940, Doctoraatsthesis, Universiteit Gent. Faculteit Ingenieurswetenschappen, 2009, 161.
[14] Boyce, Robert, “When “Uncle Sam” became “Uncle Shylock”: Sources and Strength of French Anti-Americanism, 1919-1932”, Histoire@Politique, vol. 19, no. 1, 2013, 29-51.
[15] “De Parijse bevolking jouwt de vreemde toeristen uit”, De Gentenaar, 25 juli 1926. https://uurl.kbr.be/1325662
[16] “De nouvelles manifestations xénophobes sur les boulevards”, L’Œuvre, 24 juillet 1926.
[17] “Les étrangers pourront-ils visiter Paris en toute tranquillité? ”, L'Information financière, économique et politique, 29 juillet 1926.
[18] “Les Montmartrois font à des Anglaises une conduite de Grenoble”, Le Petit Marseillais, 27 juillet 1926.
[19] “Hoe de vreemdelingen het zich laten welgevallen,” Het Volk, 23 augustus 1926.