Jeroen Puttevils, Tim Soens, Peter Stabel (Centrum voor Stadsgeschiedenis, Universiteit Antwerpen)


Dit is een meer uitgebreide versie van de column “Geschiedenis is geen whodunit”, verschenen in De Standaard 13 februari 2023 (https://www.standaard.be/cnt/dmf20230212_97880158)


Het is me wat! De woorden van een vooraanstaand (Vlaams) mediëvist dat historici hier te lande geen volwassen debatcultuur hebben, waren nog niet koud, of historici rollen over de vloer om met elkaar de degens te kruisen over “Het Verhaal van Vlaanderen”. Wat gaat dat worden als de inhoud van de “Vlaamse Canon” zal bekend worden gemaakt?

Terwijl voorstanders wijzen op het enthousiasme dat vooral ook bij jongeren is losgemaakt voor het “Vlaamse” verleden, wordt “Het Verhaal” door kritische stemmen omschreven als een subsidieslurpend, identitair-Vlaams propagandaproject. Geschiedenis zou daarbij gebruikt worden als een grabbelton om het hedendaagse Vlaanderen opnieuw met haar verleden kennis te laten maken. De goegemeente van historici, waaronder zelfs enkele collega’s die als talking head figureren in “Het Verhaal”, laat ook niet na om te wijzen op belangrijke ontbrekende elementen: wanneer gaat het nu eindelijk eens gaan over een ander gebied dan een deel van het oude graafschap Vlaanderen, kan je de Guldensporenslag wel begrijpen zonder de feodale relatie tussen de graaf, Gwijde van Dampierre, en zijn Franse leenheer, koning Filips de Schone te duiden? Kan je zo maar een idee van romantische liefde associëren met de geschaakte Frankische koningsdochter Judith en haar belager, de latere graaf van Vlaanderen? Moest de zestiende-eeuwse globalisering niet meer aan bod komen (DS 9/2/2023)?

Zulke kritiek valt relatief gemakkelijk te pareren: in elk historisch verhaal moet je nu eenmaal selecteren, er zijn maar vijftig minuten in een aflevering en het moet vooral allemaal niet te moeilijk zijn voor de gemiddelde Eén-kijker op een zondagavond.

Intussen zijn we meer dan halverwege in “Het Verhaal” maar we lazen of hoorden in de talloze takes door historici en anderen op “Het Verhaal” nog geen reflectie op de manier waarop dit alles verteld wordt. Daarbij is het opvallend dat de verhaallijn steevast geënt wordt op spektakel en drama, op intriges en “high politics” (generaals, stamhoofden, graven en gravinnen, hertogen, gouverneurs) en elke aflevering bevat ook bij voorkeur één epische veldslag, of minstens een schokkend gegeven zoals de Zwarte Dood. Voeg daar nog wat Game of Thrones-achtige deuntjes toe en een autoritaire stem die dat alles van commentaar voorziet en de kijker baadt in een sfeer van pathos en sérieux. Er wordt vooral niet gelachen. Zelfs de tijdreiziger, Tom Waes, die “Het Verhaal” live meemaakt, is er vooral om die pathos te versterken met badinerende waardeoordelen als “dit is geen kattenpis” of “gênant”. Geschiedenis en zeker de geschiedenis van wat Vlaanderen zal worden is een ernstige zaak. Verwondering en bewondering voor zoveel vernuft en vindingrijkheid mogen, ermee lachen en relativeren blijkbaar niet.

Deze sfeer ligt helemaal in de lijn van het Verhaal van Nederland en Historien om Danmark. Het productiehuis achter het Verhaal, De Mensen, kocht het concept van die laatste. De gelijkenissen gaan verder dan de lay-out van tijdlijnen en grafische vormgeving. Zo lijkt de aflevering over de Zwarte Dood in Vlaanderen wel heel erg op deze uit het Deense Verhaal. Er wordt dus niet alleen een visueel concept overgenomen, het Deense format dicteert blijkbaar ook inhoudelijke keuzes. Dat getuigt niet echt van originaliteit.

De plot volgt de wetten van een eenvoudige whodunit: er is een spectaculaire omwenteling in de vaart der volkeren en die moet verklaard worden. Er is één verklaring: de Guldensporenslag is een strijd van de gewone man tegen de machthebbers en de Tachtigjarige Oorlog is een strijd om het zielenheil. Die hang naar monocausaliteit is géén fait-divers, maar druist in tegen de essentie van wat geschiedenis is: het blootleggen van complexiteit vanuit verschillende, en vaak tegenovergestelde, perspectieven. De gebeurtenissen rond de Guldensporenslag waren zeker geen taalstrijd, maar ook niet louter een klassenstrijd tussen arme sukkelaars (de Vlamingen) en arrogante buitenlanders (de Fransen), of toch niet in simpele termen van arm versus rijk. De textielambachten en andere beroepsgroeperingen waren zelf een sociaal heterogeen fenomeen met én rijke ondernemers én geproletariseerde arbeiders, en het waren uiteraard niet de laatsten die de lakens uitdeelden. De Beeldenstorm ging niet alleen over religie, maar ook over politiek verzet tegen een autoritair regime, onrechtvaardige belastingen en schrijnende ongelijkheid. In die zin is het al evenzeer een verhaal van klassenstrijd als de gebeurtenissen rond 1302. Maar “Het Verhaal” blijft door telkens één element naar voren te schuiven geschiedenis als een eendimensionaal verloop behandelen.


De grote verhaallijn, dat gaan de historici niet bepalen?

De historici die in beeld komen nuanceren en vijlen de scherpe kantjes van ingebakken clichés. Stuk voor stuk de absolute top in hun vakgebied, weten zij natuurlijk dat het allemaal complexer is en dat sommige zaken tot dramatische proporties opgeblazen worden. Soms komt dat zelfs, wellicht onbedoeld, in beeld, bijvoorbeeld toen mediëvist Steven Vanderputten werd geconfronteerd met de mogelijke schedel van gravin Judith van Vlaanderen en fronsend “so what” leek te zeggen.

Het onderliggende probleem is de wijze waarop historici bij de productie betrokken werden. Uit gesprekken die ook de auteurs van dit stuk met productiehuis De Mensen hadden, bleek dat de verhaallijn al lang vastlag. De historici mochten nog wat kanttekeningen maken en moesten vooral antwoorden op de vele detailvragen bij de re-enactments, terwijl ze zuchtend de schouders ophalen. Wie ligt er in hemelsnaam wakker van de precieze koers van de Antwerpse vuurschepen Hoop en Fortuin, of dat Filips de Goede ook wel eens een bad nam als je daar niet tegelijk bij vertelt dat lichaamshygiëne bij alle middeleeuwers, en niet alleen bij Joodse stedelingen, zeker niet onbelangrijk was?

Neen, de Guldensporenslag was inderdaad geen taalstrijd. Maar dat Brabant en Henegouwen meevochten met de Fransen, terwijl graaf Jan van Namen één van de Vlaamse aanvoerders was, blijft onvermeld. Lage Landen vormden toen - net als vandaag - een geopolitiek kluwen, een bijzonder relevant gegeven dat in “Het Verhaal” plaats maakt voor een rechte verhaallijn van het oude graafschap Vlaanderen naar de hedendaagse Vlaamse gemeenschap. Het productiehuis kiest ervoor om een substantieel deel van het budget uit te geven aan de re-enactment van de Guldensporenslag waarmee die slag opnieuw gemythologiseerd wordt. Presentator Tom Waes ludiek Lego-riddertjes op wat nat kunstgras à la Groeningekouter laten verschuiven is een andere en veel goedkopere techniek om dit te verbeelden.

De vraag is dus waarom historici niet vanaf dag één werden betrokken bij het bedenken van de verhaallijn. Waarom werd niet eerst gepraat over het format, de verteltechnieken, de te bespreken thema’s en episodes? Het lijkt wel alsof een commerciële logica al vanaf het prille begin het voortouw heeft genomen. Historisch onderzoek was er, zo lijkt het wel, enkel om de makers te behoeden voor “gênante” fouten (waarvan er enkele toch in zijn blijven zitten) en voor de omkadering.


Humor als tegengif

Dat het anders kan, zien we nochtans al tientallen jaren aan de andere zijde van het Kanaal. Britse televisiezenders hebben een lange traditie in het ontwikkelen van historische reeksen waarin monocausaliteit en het carcan van dramatisering vermeden wordt. Laat Mary Beard het verhaal van het Romeinse rijk vertellen, en je bereikt een breed publiek met een verhaallijn die komaf maakt met de overgeleverde clichés. Humor is daarbij een essentieel wapen. Niet toevallig was Monty Python’s Terry Jones jarenlang hofleverancier van geschiedenisprogramma’s op de BBC. De zwarte Python-humor confronteerde de kijker met de religieuze diversiteit van het middeleeuwse Nabije Oosten en zette de heldhaftig kruisvaarders weg als moordmachines ‘looking for a nice piece of real estate’. Vandaag alweer achterhaald, maar toen wel vernieuwend en memorabel. Vandaag gieten de Horrible Histories het verhaal van de Magna Carta in een rap battle, waarin zowel boeren, edelmannen als Engelse koningen hun nogal verschillende kijk op deze hoeksteen van de Britse rechtsstaat kunnen brengen. Het recept? Vertrekken van wat er in het historisch onderzoek echt toe doet en vervolgens een echte dialoog tussen historici, comedians en tv-makers op gang brengen. Soms is zelfs de parodie beter dan het origineel. Kijk maar naar de “documentaire” Cunk on Earth waarin Philomena Cunk het hele format een neus zet.

Van de Neveneffecten tot Jade Mintjens: Vlaanderen heeft meer komisch talent van wereldklasse. Misschien moeten de Vlaamse cabaretiers eens met historici aan tafel zitten en een echt vernieuwend geschiedenisprogramma voor een groot publiek maken? Beste programmamakers; laat de creativiteit gaan waar ze niet kruipen kan, maar hou ze weg van alle bombast en simpele verhaaltjes die we nu over ons heen krijgen.


Jeroen Puttevils, Tim Soens, Peter Stabel

Allen verbonden aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis, Universiteit Antwerpen