Lopende projecten
Zorgen voor morgen: werken aan een duurzame uitvaartzorg in een superdiverse samenleving.
Abstract
Een van de dingen die de Covid19-pandemie heeft getoond is het belang maar ook de kwetsbaarheid van de uitvaartsector. De sector is klein maar belangrijk aangezien ieder lid van de samenleving er ooit mee in aanraking komt. Des te opvallender was het relatieve gebrek aan media-aandacht of sociale steun voor de sector tijdens de pandemie. Deze observatie vormde de kiem voor een nader onderzoek naar problemen waarmee de sector worstelt, die verder reiken en langer teruggaan dan de Covid19-pandemie. Culturele veranderingen en verschuivingen in onze samenleving impliceren wijzigende, steeds diversere en individuelere uitvaartwensen. Verdere professionalisering van de uitvaartsector in Vlaanderen vraagt om een samenwerking van cultuursociologisch, juridisch, ethisch en ecologisch onderzoek. Dit interdisciplinair project dat tot stand kwam op vraag van en in samenwerking met de Vlaamse en Belgische uitvaartsector zal resulteren in wetenschappelijke vooruitgang op 4 gebieden: een meer volledig en meer coherent juridisch kader voor de omgang met dode lichamen (een herziening van de wet op de lijkbezorging), een analyse en voorstel tot tegemoetkoming van de begrafenisnoden in een superdiverse samenleving (met een bijzondere focus op de moslimgemeenschap als grootste minderheidsgroep in België), een ethische totaalreflectie vanuit de zorgethiek op de milieu-impact van onze begrafeniskeuzes, een analyse van de impact van het pandemie-beleid op de uitvaartsector en een protocol voor uitvaart tijdens/na catastrofes. De maatschappelijke finaliteit van het project bestaat in het onderzoeken en initiëren van professionaliseringsmogelijkheden (zoals een ethische commissie voor de uitvaartsector, academische modules voor de opleiding tot begrafenisondernemer) alsook initiatieven om het sociale debat rond begrafeniskeuzes te faciliteren (met o.a. een artikel op VRT NWS en Radio 1 over wijzigende tendenzen en noden in de uitvaartsector, en een podcast over de ethiek van de uitvaart).Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Co-promotor: Bellinkx Vincent
- Co-promotor: Hens Kristien
- Co-promotor: Kostet Imane
- Co-promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Van de Velde Sarah
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Verschraegen Gert
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
MicroTuning.
Abstract
MicroTuning verweeft microbiota in koeltorens en menselijke longen en stelt een verschuiving van perspectieven voor: Binnen koeltorens van elektriciteitscentrales leeft een uniek ecosysteem van onderling afhankelijke micro-organismen. Hiertoe behoren bacteriën zoals Legionella p. die een ernstig gezondheidsrisico voor de mens zijn. Daarom zijn er bestrijdingsprogramma´s die echter de hele microbiële koeltorenleefwereld treffen. Kan een ander perspectief geboden worden op deze unieke biodiversiteit? Het cyclisch verhaal begint bij microben in rivier of grondwater die in het koeltorenbassin vloeien. Via de stoom stijgen ze op en vormen ze een microbiële laag op de torenwanden. Of, ze komen terecht in het microbioom in de lucht. Vervolgens kunnen ze via de adem deel worden van het longmicrobioom waarna ze via lucht en water terug in de torens terechtkomen. Door veldwerk, laboratorium- en filosofisch onderzoek ontwikkelen we nieuwe inzichten in deze realiteiten. Het kunstonderzoek stelt via visuele en geluidsmedia nieuwe denkbeelden voor over microbiomen en hun milieu als zijnde onderling afhankelijk en co-constitutief. MicroTuning is onderzoekscreatie en is ontworpen als een proces. Hierbij bouw ik voort op mijn eerdere avontuurlijke werkwijze (methode), de 'way of play' die aansluit bij kenmerken van improvisatiemuziek. Geïnspireerd door de opvattingen van P. Oliveros, T. ingold en L Lippard over 'afstemmen´ (attuning) ontwikkel ik dit pad verder op experimentele wijze.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Mandaathouder: Vandeput Bartaku
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Moeders en het gevoel van controle: een fenomenologisch onderzoek.
Abstract
Enkele jaren geleden begon dit onderzoek als een zoektocht naar de betekenis van hedendaags moederschap, maar al snel kwamen andere vragen aan de oppervlakte met betrekking tot 'agency' en 'sense of agency'. Er zijn erg veel betekenissen en vertalingen mogelijk van 'agency', waaronder handelingsbekwaamheid of zelfbeschikkingsrecht, vaak wordt het woord onvertaald gelaten. Sommige feministen beschouwen moederschap als een onderdrukkend instituut waarin verstikkende normen weinig ruimte laten voor individuele agency. In de praktijk van het moederen zou volgens sommigen wel ruimte voor agency zijn. De betekenis van agency wordt echter niet vaak geëxpliciteerd, en dan nog menen wij dat de discussie vaak niet gaat over de theoretische kwestie 'wel/geen agency' maar wel over het gevoel van controle (sense of agency) dat moeders al dan niet hebben. De onuitgesproken vooronderstellingen over dit gevoel van controle willen we onderzoeken in theorieën over moederschap, maar ook door via focusgroepen recente boeken en films te bespreken waarin moeders centraal staan. We zoeken samen met de participanten naar manieren waarop 'sense of agency' wordt uitgedrukt en moedigen hen aan hun eigen invulling van het begrip en de manieren waarop het zich uit te delen. Zo proberen we tot een rijk begrip van 'sense of agency' in het moederen te komen. Nadien zoeken we uit of het begrip iets kan toevoegen aan discussies over moederschap en feminisme, en over de waarde van hedendaags moederschap.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Verantwoorde voorspelling van genexpressie (PredicGenX)
Abstract
Omgevingsfactoren zijn cruciaal voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid en hebben zelfs invloed op de expressie van het DNA. De studie van epigenetica zorgt voor een beter begrip van de interactie tussen gen en omgeving. Milieu-invloeden kunnen van buiten en binnen het organisme komen maar een omgevingsfactor die meestal over het hoofd wordt gezien is de kennisproductie en overtuigingen van mensen. PredicGenX speelt in op de wetenschappelijke zorg dat voorspellingen over genen waarschijnlijk reflexief zijn, dat wil zeggen dat ze de uiteindelijke uitkomst beïnvloeden. Wetenschappers hebben hun bezorgdheid geuit over het feit dat overtuigingen over genetische informatie het genetische risico beïnvloedt zodanig dat deze overeenkomt met die informatie - een zogenaamde self-fulfilling prophecy gelijkaardig aan het placebo-effect. Studies hebben aangetoond dat het ontvangen van een genetisch risicoprofiel de fysiologie kan veranderen, onafhankelijk van het feitelijke genetische risico. Bovendien produceert de huidige trend om te focussen op risico's, biomarkers en vroegdiagnostiek 'kennis' die onvermijdelijk gebaseerd is op onbepaalde informatie, aangezien genexpressie niet vastligt. Beweren dat genetische informatie bepaald is terwijl de bewering zelf potentiële invloed heeft op de genetische expressie is vooral alarmerend gezien de populariteit van direct-to-consumer genetische tests en precisiegeneeskunde. Inzicht in de directe impact van genetische voorspellingen op genexpressie, de kwetsbaarheid voor feedback loops en hun morele implicaties is cruciaal en urgent, maar ontbreekt op dit moment nog. Dit project vult deze kennisleemte op. Door middel van kwalitatief veldwerk en filosofische analyse zal ik de verschillende manieren waarop reflexieve (epi)genetische voorspelling zich manifesteert theoretiseren en - aan de hand van een beschrijvende theorie van de verschillende modellen - een analyse bieden van de epistemische en ethische implicaties van reflexieve voorspellingen op onderzoek en praktijk, en de betekenis voor therapeutische interventie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Mandaathouder: Mertens Mayli
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Een rechtvaardig antwoord op seksueel grensoverschrijdend gedrag aan universiteiten (Uni4Equity)
Abstract
Uni4Equity heeft als algemene doelstelling universiteiten te versterken in het herkennen van en adequaat reageren op online en offline seksueel grensoverschrijdend gedrag (SH) binnen de organisatie (op de werkvloer, in de klaslokalen, op digitale platformen), met een expliciete maar niet exclusieve focus op sociale minderheidsgroepen. Meer specifiek zijn dit de doelstellingen: 1) universiteiten versterken bij het (her)vormen van procedures ter preventie en aanpak van SH, 2) wederzijds leren en uitwisselen van good practices tussen universiteiten of universitaire diensten, 3) alle universiteitsleden sensibiliseren rond het belang om SH te bestrijden en te vermijden, 4) professionals binnen de universiteit trainen om beter om te gaan met SH, 5) risicofactoren detecteren en blootstelling eraan verminderen op interpersoonlijk, institutioneel en maatschappelijk niveau, 6) de impact van SH op slachtoffers beperken, 7) bijdragen aan het herkennen van universiteiten als een belangrijke morele actor in het aanpakken van het maatschappelijke probleem van SH, 8) preventie en bestrijding van SH verdedigen als een prioriteit voor een beleid van gendergelijkheid. Preventieve strategieën op primair, secundair en tertiair niveau zullen ontwikkeld worden voor het doelpubliek van studenten, academisch en administratief personeel op basis van een mixed-method participatieve methodologie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Co-promotor: Hens Kristien
- Co-promotor: Van de Velde Sarah
- Co-promotor: Van Doorslaer Sabine
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Real-world-data enabled assessment for health regulatory decision-making (REALM).
Abstract
Het REALM-project zal een samenwerkingskader ontwikkelen voor regelgevende instanties, ontwikkelaars van toepassingen, gezondheidswerkers en beleidsmedewerkers in het kader van de cocreatie en evaluatie van software voor medisch en gezondheidszorggebruik. We creëren een inclusief platform dat leidt tot een transparant ecosysteem voor evaluatie en certificering van software in de gezondheidszorg waarbij zowel de ontwikkelaars en de regelgevende (en Health Technology Assessment) instanties toegang hebben tot een gestandaardiseerde set van technology stack en gegevens. We zullen eerst eerst de vwetgeving en richtlijnen van de EU, nationale instanties en over de hele wereld over software in de gezondheidszorg in kaart brengen. Deze zullen als leidraad dienen voor de routekaart naar een inclusief, fair en multi-stakeholder ecosysteem. Het platform voor een geïntegreerde architectuur zal in samenwerking met DARWIN worden ontwikkeld op basis van gestandaardiseerde gegevensmodellen en geoptimaliseerde gegevensgestuurde methodologieën voor het effectieve gebruik van real-world data (RWD) in de gezondheidszorg.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Precisiegeneeskunde vanuit de marges: een standpunt-epistemologisch onderzoek naar een nieuw paradigma in de geneeskunde.
Abstract
De toegenomen prevalentie van chronische ziektes en comorbiteiten zet ons huidige medisch-therapeutisch model onder aanzienlijke druk. Het is in deze context dat een nieuw paradigma in de geneeskunde zich aandient: precisiegeneeskunde (PG). De intrede van PG roept meteen een aantal distinctieve morele en epistemologische vragen op. In dit onderzoeksvoorstel presenteer ik standpunt epistemologie (SPE) als nieuwe, potentieel vruchtbare manier om PG te ondervragen. SPE stelt dat iemands sociale positie een rol speelt in hoe kennis tot stand komt. Daarenboven stelt SPE dat (historisch) ondergerepresenteerde groepen een epistemisch voordeel hebben in het identificeren van conceptuele lacunes. In dit project exploreer ik – mits empirische (interviews) en theoretische onderzoeksmethoden – het potentieel van SPE en haar relatie tot PG op drie distinctieve niveau's. SPE stimuleert ons – zowel moreel als epistemologisch – om de perspectieven van ondergepresenteerde groepen te includeren in PG onderzoek (methodologisch niveau). Ook moedigt SPE ons aan om onze bio-ethische overwegingen te laten informeren door dergelijke perspectieven (bio-ethisch niveau). Ten slotte, zet haar sociale opvatting van kennis ons op weg om specifiek moreel-epistemologische problemen in de principes van precisiegeneeskunde op te sporen (moreel-epistemologisch niveau). In dit project wil ik zowel aan het bio-ethische debat als de PG praktijk bijdragen door de vruchtbaarheid van een SPE aanpak te onderzoeken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Mandaathouder: Kenis Daan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Risico en veerkracht in ontwikkelingsdiversiteit en mentale gezondheid (R2D2-MH)
Abstract
Personen met mentale gezondheidsproblemen, vooral ook zij met een ontwikkelingshandicap, worden vaak geconfronteerd met stigma, wat een grote impact heeft op hun fysiek en mentaal welbevinden. Met dit project willen we een dubbele paradigmashift tewerkstelligen om het welbevinden van mensen met mentale gezondheidsproblemen en hun familie te verbeteren. In plaats van te focussen op risk onderzoeken we veerkracht. In plaats van te vertrekken vanuit een categoriale diagnose onderzoeken we de diversiteit van ontwikkeling. Samen met belanghebbenden willen we ook de doelen en metingen van het project samen vorm geven.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Op weg naar empowerende ondersteuning van ouders van jonge kinderen op het autismespectrum.
Abstract
Het opvoeden van autistische kinderen is niet vanzelfsprekend. Ouders van jonge kinderen met auitsme worden veelal geconfronteerd met uitdagingen die onzekerheden over hun rollen en verantwoordelijkheden in de opvoeding met zich meebrengen. Door middel van een tijdige diagnose en interventie kunnen hulpverleners in zekere mate houvast bieden: het delen van kennis over autisme en aangepaste opvoedingspraktijken speelt een sleutelrol in vroegtijdige interventie. Echter, ervaringsverhalen van ouders en inzichten uit het neurodiversiteitsgedachtengoed doen de vraag rijzen of een dergelijke vroegtijdige interventie wel voldoende recht doet aan de gelaagdheid van autisme als fenomeen en de verscheidenheid aan rollen en verantwoordelijkheden van ouders in het bijzonder. De centrale vraag in dit project is dan ook hoe hulpverleners ouders van een jong kind met autisme op empowerende manier vanuit verschillende perspectieven kunnen ondersteunen in hun verscheidenheid aan rollen en verantwoordelijkheden. Gebruik makend van kwalitatieve methoden zullen we eerst visies analyseren (a) vanuit de academische vroeginterventieliteratuur, (b) van ouders met ervaringen uit eerste hand, en (c) neurodiversiteitsdenkers. Op basis van dit meervoudig perspectief zullen we in samenwerking met een adviesgroep van ouders, clinici en neurodiversiteitsdenkers een groepsgebaseerde interventie voor ouders van jonge kinderen vormgeven en uittesten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het genoom voorbij: Ethische aspecten omtrent studies van grote cohorten.
Abstract
De geneeskunde die we vandaag beoefenen zal veranderen in de nabije toekomst. Dit komt aan de ene kant door de vele technologische revoluties van de laatste jaren. Technologie zoals genomics en proteomics worden goedkoper en biomerker tests, gebaseerd op ELISA of PCR worden nu geminiaturizeerd en minder arbeidsintensief. Aan de andere kant is er een trend om deze technologien toe te passen op grote schaal, zodat we hoge kwaliteitsdata verkrijgen van steeds meer mensen. Dit zal geneeskunde omvormen tot een data-rijke wetenschap. Hierdoor kunnen we meer inzicht krijgen in ziektes en komt het uiteindelijke doel, preventieve geneeskunde, dichter. De keerzijde van deze data-intensieve vorm van cohorte studies is dat deze vele nieuwe ethische vragen oproept. Eerst en vooral is er de vraag hoe deze nieuwe technieken omgaan met de privacy van de studiedeelnemers. Ten tweede zijn er conceptuele vragen zoals: hoe gaan we met de data om en van wie is de data uiteindelijk? Hoe vragen we om toestemming voor experimenten in deze studies met vele deelnemers en verschillende types van data? Wat gaan we doen als we ziektes of risico's toevallig ontdekken. We zijn in een goede positie om deze vragen te beantwoorden omdat we kunnen bogen op de piloot studie "I am Frontier" van VITO. Door gebruik te maken van de ervaringen en verwachtingen van de deelnemers en ook van de data uit deze studie kunnen we aanbevelingen maken omtrent deze nieuwe ethische vragen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Co-promotor: Boonen Kurt
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bio-Kin-Tsugi als transdisciplinair instrument om een brug te slaan tussen wetenschap en samenleving en de ethiek van de synthetische biologie ter discussie te stellen.
Abstract
BactoHealing verweeft diverse disciplines om het idee van Kin Tsugi met levende materie te verkennen en de ethische implicaties van biotechnologie te onderzoeken. Geïnspireerd door het oude Japanse ambacht om keramiek te repareren met goud of zilver, zullen we hier het concept van reparatie opnieuw evalueren en bioengineering technologieën introduceren om een "litteken" van biomateriaal over de scheuren te laten groeien. Deze nieuwe interpretatie van Kin Tsugi met biotechnologie wordt Bio-Kin-Tsugi genoemd. Met behulp van synthetische biologie zullen nieuwe biologische materialen als alternatieve kleefstoffen worden ontwikkeld. Tegelijkertijd nodigt het project uit tot een filosofische invalshoek om de relaties tussen biologie en technologie en de ethiek van genetische manipulatie in vraag te stellen. De Bio-Kin-Tsugi objecten, gecreëerd in het lab, zijn inspirerende artefacten en een vertrekpunt voor ervaringsgerichte participatieve artistieke interventies, bv. salons en workshops, waar complexe wetenschappelijke contexten op een transparante manier worden gecommuniceerd. Deze activiteiten dragen bij tot het opkomende en aanzienlijke internationale veld van de bio-arts en informeren het publiek om hun mening over biotechnologie te vormen. Het voorstel is een gedurfde transdisciplinaire samenwerking tussen bio-ingenieurs-, mens- en kunstwetenschappen. Dergelijke samenwerkingen bieden een nieuwe manier om de academische wereld en de samenleving met elkaar te verbinden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Co-promotor: Van Goidsenhoven Leni
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vervuiling en verantwoordelijkheid. Kan een dynamisch concept van menselijke biologie vragen omtrent onze verantwoordelijkheid voor het milieu informeren?
Abstract
Met dit project willen we de hypothese onderzoeken dat nadenken over de uitdagingen en vragen die opgeworpen worden door bevindingen uit de epigenetica een nieuw licht kan werpen op huidige discussies binnen de milieu-ethiek. Meer specifiek willen we focussen op de vraag of zogenaamde 'technologische' oplossingen een adequaat antwoord bieden op milieucrisissen, en op de vraag of verantwoordelijkheid voor het milieu in de eerste plaats een individueel dan wel een collectieve onderneming is, of dat het misschien zinvoller is om zulke duale manier om over verantwoordelijkheid te denken helemaal op te geven. Omdat voor een ethische reflectie over verantwoordelijkheid het ook zinvol is om intuïties aangaande verantwoordelijkheid te onderzoeken, heeft dit project ook een empirische pijler: we onderzoeken opvattingen van onderzoekers en onderzoeksparticipanten in twee projecten over vervuiling en epigenetica. Onze onderzoeksvraag is: Hoe beïnvloed een dynamisch concept van menselijke biologie concepten van verantwoordelijkheid in het geval van milieuvervuiling?Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Mandaathouder: Vulliermet François-Lucien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Ethiek volgens het enactivisme: een pragmatische benadering.
Abstract
Menselijke cognitie zit niet in het hoofd – dat is stilaan een wijdverspreide gedeelde opvatting geworden in de wijsgerige psychologie (de 'philosophy of mind'). De discussie gaat erom wat er precies bedoeld wordt met de stelling dat cognitieve processen (zoals waarnemen, zich inbeelden, zich herinneren) structureel verbonden zijn met onze lichamen en de wereld. De interdisciplinaire onderzoeksstroming genaamd 'het enactivisme' neemt misschien wel de meest radicale positie in. Volgens het enactivisme is het onmogelijk om onze gedachten, handelingen en waarnemingen te scheiden van de omstandigheden waarin we denken, handelen en waarnemen. Cognitie is niet iets dat 'binnenin' iemand gebeurt, iets dat een verhouding tot de buitenwereld zou aanduiden. Cognitie is veel onlosmakelijker verweven met de wereld zodat het onderscheid tussen 'binnenin' en 'buiten' enkel nog bij wijze van spreken kan worden gemaakt. Cognitie is een activiteit die groeit uit de constante interactie tussen actor en wereld. Volgens het enactivisme dragen brein, lichaam en omstandigheden elk evenveel bij aan onze ervaring, ze vormen een intrinsiek gekoppeld systeem dat via feedback loops en interactieve aanpassingen zichzelf voortdurend bijbeent. Het enactivisme kent grote aanhang onder filosofen en cognitieve wetenschappers. Moraalfilosofen hebben zich tot nu weinig gemengd in de discussie. Maar welke implicaties heeft het enactivisme eigenlijk voor de morele dimensie van menselijk handelen, waarnemen en denken? Dit project wil deze open vraag beantwoorden. Het doet daarbij een beroep op inzichten uit de traditie van het pragmatisme, dat (hoewel minstens een halve eeuw ouder) interessante affiniteiten vertoont met het enactivisme. De vraag oe moraliteit eruitziet in een enactivistisch kader zal specifiek beantwoord worden door na te gaan hoe moreel handelen en morele kennis eruit ziet onder de aanname dat mens en omgeving elkaar voortdurend vormgeven.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Co-promotor: Myin Erik
- Mandaathouder: Schoute David
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Afgelopen projecten
Een moraalfilosofische en socioculturele blik op de diversificatie van uitvaartwensen.
Abstract
Iedereen sterft maar hoe een samenleving omgaat met dode lichamen en hoe men afscheid neemt van overledenen is sterk bepaald door particuliere gewoontes, culturele waarden en religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen. Ook juridische beperkingen, de kennis van ecologische impact van praktijken, en de kennis over risico's voor de publieke gezondheid bepalen uitvaartpraktijken. Wanneer we naar de Belgische context kijken zijn ook deze factoren van belang: de vergrijzing van de bevolking, de superdiversiteit en het pluralisme in omgang met levensbeschouwing, de beperkte beschikbaarheid van natuurgebieden, en het draagvlak voor ecologisch beleid. Terwijl de uitvaartsector al voor grote uitdagingen stond, maakte de Covid-19 pandemie duidelijk hoe urgent de noden zijn. Over de hele samenleving werden Belgische begrafenisondernemers geconfronteerd met de nood aan een betere sociale, juridische en ethische omkadering van hun beroep. Deze nood was niet contingent gebonden aan een voorbijgaande pandemie, maar correspondeert met globale ontwikkelingen die onderzocht worden door het recht, de ecologische ethiek, cultuursociologie en gezondheidswetenschappen. Deze vier disciplines zijn betrokken in de SBO-aanvraag DeathCare. In afwachting van het resultaat van de herindiening van het SBO-project in 2022 is het zinvol om alvast de interdisciplinaire cocreatie voor te bereiden met onderzoek naar 1) de sociologische feiten en 2) de moraalfilosofische beweegredenen achter dit project. Twee onderzoekspakketten zullen worden uitgevoerd vanaf 1 december 2022: 1) een focusgroep-studie met de sociale partners (de begrafenisondernemers, burgers uit religieuze minderheden, burgers die een alternatieve begrafenismethode verkiezen op basis van moreel-existentiële redenen, vertegenwoordigers van de overheid) en 2) een filosofisch onderzoek naar de moreel-existentiële redenen voor alternatieve begrafenismethodes zoals humusatie, resomatie en natuurbegrafenissen. De hypothese is dat het ecofeminisme en inheemse filosofieën die de wederzijdse afhankelijkheid van mens en natuurlijke omgeving benadrukken kunnen helpen bij het uitwerken van een conceptueel kader om na te denken over de morele betekenis van uitvaartwensen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Co-promotor: Lenaerts Silvia
- Co-promotor: Van de Velde Sarah
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Verschraegen Gert
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Verhalende procedure van morele en politieke deliberatie.
Abstract
Mijn onderzoek gaat over twee tegengestelde opvattingen inzake morele deliberatie. Volgens de eerste komt de essentie van onze beraadslaging voort uit een bepaalde opvatting van het goede. Volgens de andere opvatting is onze deliberatie ondergeschikt aan de procedures van rechtvaardigheid. Rawlsiaanse liberale theoretici verdedigen dat laatste, terwijl meer communitaristisch geïnspireerde filosofen (en niet alleen zij) de prioriteit van het goede verdedigen. Volgend de eerstgenoemde groep filosofen is met name onze politieke beraadslaging gevormd door ons redelijke apparaat en onze denkprocessen. Onze rede en redengevend vermogen is de primaire bron van onze deliberatieve kracht. De andere groep filosofen schrijven echter dat deze procedure komt nadat onze rationaliteit is gevormd door onze inbedding in de cultuur, de geschiedenis en de samenleving. Inzake politiek overleg hebben we het dus over twee tegengestelde theorieën. Mijn proefschrift, zoals vermeld in de naam van het project, gaat over het probleem van politiek overleg. Het belangrijkste doel van mijn proefschrift is om aan te tonen dat de conceptie van het goede, die ik als een narratief beschouw, inhoud kan geven aan de constructivistische procedure van politiek overleg die we aantreffen in de hedendaagse politieke theorie. Binnen dit project zal ik werken aan twee belangrijke onderdelen van mijn thesis. Aan de ene kant wil ik onderzoeken wat kan bijdragen aan ons begrip van wat een narratief is als een substantiële visie. Aan de andere kant zal er gewerkt worden over constructivisme voor zover dat gezien kan worden als een formeel principe dat deze substantiële narratieve visie "leidt" en "transformeert" . Het is de bedoeling van dit proefschrift om enig licht te werpen op het debat over politiek overleg. Dit wordt gezien als een van de meer relevante onderwerpen op het gebied van de politieke filosofie omdat het gaat over de uitgangspositie bij het spreken over de moraliteit van instituties. Ik zou namelijk het prioriteitsargument (het goede versus het juiste) willen aanpakken en een visie willen voorstellen die in zekere zin de filosofen van het goede en van het goede met elkaar kan verzoenen. Mijn visie is gebaseerd op de theorie van het goede, maar omvat de deliberatieve elementen uit de theorie van het juiste. Wat mijn project betreft, wordt het goede, dat als basis wordt genomen voor de politieke beraadslaging, gevonden in de conceptie van het sociaalhistorische verhaal. Om dat verhaal echter te laten vorderen, hebben we een regulerende factor nodig die te vinden is in de constructivistische methode die als een rechtvaardige procedure kan ingezet worden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Loobuyck Patrick
- Mandaathouder: Lukic Vladimir
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Arrogantie op zijn plek gezet: Hebben we een herwaardering of hervorming nodig van het concept 'arrogantie'?
Abstract
Arrogantie wordt doorgaans opgevat als een eigenschap van mensen. Bij deze benadering wordt iets belangrijks over het hoofd gezien: of iemand als arrogant wordt gezien, hangt af van wat zijn omgeving hem toestaat te doen, en wat wij anderen toestaan is niet voor iedereen hetzelfde. William F. Buckley zei ooit: "It is not a sign of arrogance for the king to rule. That is what he is there for", maar waar komt de monarchie vandaan en wie heeft het recht om koning te zijn? Dit toont het verband aan tussen arrogantie en legitimiteit. Terwijl we in de realiteit zien dat gepercipieerde arrogantie samenhangt met onze sociale structuren, zitten we vast aan een concept dat als absoluut wordt opgevat. Vanuit dit perspectief is iemand arrogant als gevolg van zijn gedrag, en niet vanwege de context van waaruit we naar die persoon kijken. Daarom is een nieuwe benadering van het begrip 'arrogantie' nodig. We zouden arrogantie kunnen herevalueren door te zeggen dat sommige gevallen arrogant zijn, maar tegelijkertijd niet problematisch. Om dit te doen zal ik onderzoeken wanneer arrogantie problematisch is. De tweede manier om dit probleem van arrogantie aan te pakken is door het te herdefiniëren. Door een ander criterium te nemen dan alleen iemands houding of gedrag om te zeggen of iets arrogant is, krijgen we een andere extensie waar onproblematische gevallen buiten vallen. Daarom zal ik ook onderzoek doen naar alternatieve criteria om arrogantie te definiëren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: Roes Suzanne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Aanmoedigingsbeurs voor jonge vorsers 2021 – Legaat Mathieu et. al.
Abstract
De feministische theorie – en in het bijzonder het subdomein van de gendermetafysica – probeert een antwoord te vinden op de vraag wat genderongelijkheid is en volgens welke mechanismes het werkt. In de afgelopen decennia zijn filosofen deze taak steeds vaker gaan begrijpen als een waarbij in de eerste plaats gendercategorieën uitgelegd moeten worden en achterhaald moet worden wat precies de toepassingsvoorwaarden zijn voor gendertermen. Ik betoog dat dit een foute aanpak is. Er zijn dwingende historische, metafysische en politieke redenen om af te zien van deze benadering. In mijn onderzoek ga ik om te beginnen na op welke manieren de framing van onze filosofische vragen al meteen aanleiding geeft tot theoretische verwarring en een foute opvatting van het complexe probleem van genderongelijkheid. In de volgende stap neem ik een meer positieve benadering en onderzoek ik hoe de feministische theorie de problemen waartegen ze vecht dan wel kan begrijpen op een manier die politiek behulpzamer is.Onderzoeker(s)
- Promotor: Malomgré Katelijne
- Promotor: Schaubroeck Katrien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Intrafamiliale reproductie. Een ethische analyse
Abstract
De huidige reproductieve technologieën laten het toe dat gameten en reproductieve functies gedeeld worden onder familieleden. Zo kan een moeder bijvoorbeeld haar baarmoeder doneren aan haar dochter, of kan iemand een spermadonor zijn voor een onvruchtbare broer. Deze ontwikkelingen werpen nieuwe ethische en conceptuele vragen op over de aard van de verwantschap die zo ontstaat en de rechten en plichten van familieleden als het gaat over voortplanting.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Empowering precisiegeneeskunde. Een verkenning.
Abstract
De overgang naar preventieve geneeskunde op basis van precisiegegevens roept een aantal interessante filosofische en ethische vragen op. Ten eerste is er de vraag wat de implicaties zijn voor het concept verantwoordelijkheid. Preventieve geneeskunde heeft het potentieel om het concept van 'patiënt' te transformeren: naarmate er steeds meer risicofactoren worden ontdekt in genomische en andere gegevens, krijgen steeds meer mensen bruikbare informatie over hun gezondheidstoestand. Ze worden allemaal potentiële patiënten. Deze transformatie is relevant voor hoe we denken over verantwoordelijkheid voor gezondheid. In hoeverre impliceert meer informatie ook meer individuele verantwoordelijkheid? In hoeverre is er een collectieve verantwoordelijkheid om mensen in staat te stellen voor hun gezondheid te zorgen? Mogen we nudging-technieken gebruiken? Is preventieve geneeskunde een individuele of collectieve inspanning? Ten tweede sluit dit aan bij de vraag naar de normatieve aspecten van concepten van gezondheid en ziekte. Bestaande discussies over gepersonaliseerde geneeskunde gaan er vaak van uit dat de vraag wat 'goed' of 'gezond' is, vaststaat. Daarom verwijst 'gepersonaliseerd' vaak naar hoe gezondheid kan worden bereikt, maar wordt er niet onderzocht hoe de betekenis van 'gezondheid' ook verband houdt met persoonlijke keuzes en contexten. Als het doel van preventieve geneeskunde is om zoveel mogelijk mensen een goed leven te laten leiden, kan het nodig zijn om persoonlijke keuzes en contexten mee in overweging te nemen. Ten derde kan zo'n echt gepersonaliseerde benadering de empowerment van patiënten helpen. Enerzijds kan het begrijpen van de implicaties van levensstijl en het ondernemen van actie op basis van de eigen gezondheidsrisico's mensen in staat stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen welzijn. Anderzijds kunnen sommige mensen specifieke aanbevelingen niet overnemen of het idee van preventieve geneeskunde als een inbreuk op hun autonomie beschouwen. In dit verkennende project inventariseren we bestaande gedachten en meningen over verantwoordelijkheid, concepten van gezondheid en ziekte en empowerment in de context van precisiegeneeskunde. Dit gebeurt via bestudering van de bestaande literatuur, maar ook in nauwe samenwerking met het WeAre-partnership - bestaande uit VITO, Vlaams Patiëntenplatform, Domus Medica, Zorgnet-Icuro en de Koning Boudewijnstichting – dat actief betrokken is bij het opbouwen van een innovatie ecosysteem voor gepersonaliseerde en preventieve gezondheidszorg, en door middel van interviews met relevante belanghebbenden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Een stem voor burgers over vruchtbaarheidstechnologieën (B2-Inf).
Abstract
B2-InF wil Responsible Research & Innovation and publieke engagement op het vlak van fertiliteitstechnieken bevorderen door kennis over verwachtingen en bezorgdheden ter beschikking te stellen aan clinici en beleidsmakers en door de communicatie van fertiliteitsklinieken te bevorderen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Co-creatie van complementaire vormen van sociale ondersteuning door levensbeschouwelijke en seculiere welvaartstaatsinstellingen (SOLIGION).
Abstract
Ons project streeft naar betere vormen van samenwerking en complementariteit tussen levensbeschouwelijke organisaties (FBO's) en seculiere welvaartstaatsinstellingen (WSI's) m.b.t. solidariteit. Dit gebeurt door 1° onderzoek naar de interactie tussen FBO's en WSI's via interdisciplinaire en multi-methode benaderingen en 2° de co-creatie door FBO's én WSI's van nieuwe vormen van lokale sociale ondersteuning. Deze dienen om 1° zowel de potentie als fricties van FBO's te vatten in relatie tot de politieke standaarden van WSI's en 2° essentialistische en dichotome opvattingen te overstijgen en bestaande vormen van onderhandeling en wederzijdse aanpassing te begrijpen. Concreet zal het project de praktijken van lokale sociale ondersteuning door FBO's in vijf steden in kaart brengen (RP1), de interactie tussen FBO's en WSI's vanuit een historische en politiek-filosofische invalshoek onderzoeken (RP2 en RP3) en, via actieonderzoek, nieuwe procedures en werkwijzen creëren gebaseerd op gedeelde inzichten (RP4). Het proces van co-creatie zal in twee met elkaar verbonden werkgroepen plaatsvinden. WG1 zal een concept en pilot produceren voor een dynamische en interactieve sociale kaart en ICT-interface, voortbouwend op bestaande (gefragmenteerde, niet-dynamische en niet-interactieve) sociale kaarten en de resultaten van RP1 (en daarbij tegelijk kwesties van selectie en definitie aanpakken). WG2 zal voortbouwen op de inzichten gegenereerd in het wetenschappelijke gedeelte om educatieve en trainingsmodules te creëren voor 1° vrijwilligers en sociaal werkers, 2° lokale bestuurders en werknemers (van WSI's), 3° trajectbegeleiders die betrokken zijn bij de integratie van nieuwkomers en 4° toekomstige professionele sociaal werkers. Implementatie wordt verzekerd door nauwe samenwerking met organisaties die zich precies op deze groepen richten (en de FBO's zelf) en door de methode van co-creatie, die garandeert dat de resultaten gebaseerd zijn op gedeelde zorgen, inzichten en doelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Loobuyck Patrick
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Irreligie en gedeelde illusies in Hume's tweede Enquiry en de Natural History of Religion
Abstract
Traditionele interpretaties van Hume's Enquiry concerning Human Understanding (EHU) legden tot nu toe de focus op de naturalistische en sceptische aspecten van zijn epistemologie. In recente literatuur is een alternatieve lezing op de voorgrond gekomen: hierbij wordt verdedigd dat zowel de EHU als de Treatise of Human Nature een poging vormt om de epistemologische en morele autoriteit van religieus geloof te ondermijnen. Vanuit dit perspectief is echter relatief weinig aandacht besteed aan Hume's irreligeuze houding in de Enquiry concerning the Principles of Morals (EPM) en zijn Natural History of Religion (NHR). Het voorliggend project wil Hume's irreligieuze benadering van de moraal doorheen de EPM en NHR nader onderzoeken en begrijpen. Daarbij vertrekt dit project van de vraag die Hume openlaat in EHU 11.29. Ik verdedig de gedachte dat Hume in de EPM niet enkel een seculiere fundering van de moraal voorstaat, maar ook deze open vraag in positieve zin beantwoordt: religie kan inderdaad binnen welbepaalde condities moreel gedrag ondersteunen. Deze conclusie kon hij niet bereiken op basis van de normatieve epistemologie ontwikkeld in de EHU. Maar vanuit de natuurhistorische benadering die hij voorstaat in de EPM ontwikkelt Hume een set van socio-antropologische concepten en verschuift daarbij de focus van de rol gespeeld door psychologische mechanismen in de Treatise. Indien men EPM en NHR op die wijze leest, wordt de irreligieuze houding van Hume in dit werk gemilderd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Mandaathouder: Dromelet Catherine
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het probleem van Implicit Bias en de grenzen van morele verantwoordelijkheid.
Abstract
Psychologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste mensen onderhevig zijn aan impliciete vooroordelen (of preciezer gesteld met de Engelse term 'implicit biases') ten aanzien van minderheidsgroepen of anderszins gestigmatiseerde sociale groepen. Iemand die zichzelf beschouwt en beschrijft als niet racistisch, niet seksistisch, niet discriminerend op basis van leeftijd, enz... toch biases kan hebben die haar oordeel en intenties beïnvloeden en zodoende leiden tot discriminerend gedrag. Filosofische vragen die door dit onderzoek worden opgeroepen hebben betrekking op onze verantwoordelijkheid, onze zelfkennis, onze zelfcontrole. In dit project zal ik antwoorden zoeken die aantonen dat bias moet worden gezien als een ondeugd, en dat het kaderen van ons gedrag in een morele ecologie de nodige en aanvaardbare oplossingen kan bieden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: De Kock Amber
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Ervaringen van verschil. Wat kunnen we leren van videogames met betrekking tot de ervaring van pychiatrische diagnoses.
Abstract
Van video games wordt soms gedacht dat ze agressie, sociaal isolement of psychische ziekte veroorzaken, hoewel er geen sluitend bewijs is dat dit zo zou zijn. Hoe mensen met een psychische kwetsbaarheid worden afgebeeld in games is ook vaak problematisch, denk aan het stereotype van de psychopaat of het psychiatrisch hospitaal als setting voor horror games. Toch gebruiken kunstenaars ook meer en meer het medium video games om hun ervaringen met psychiatrische diagnoses tot uitdrukking te brengen. Steeds meer hebben games realistische en genuanceerde karakters met een psychiatrische diagnose. Met dit project willen we onderzoeken, met methodologieën van disability studies en de empirische filosofie, wat we kunnen leren van video games met betrekking tot de ervaring van een psychiatrische diagnose, meer bepaald autisme, psychose en depressie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Co-promotor: Van Goidsenhoven Leni
- Mandaathouder: Meinen Lisanne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Leerstoel 'Economie van de Hoop'.
Abstract
Een op de mens en het milieu betrokken economie dringt zich meer dan ooit op. Het realiseren van een optimaler evenwicht tussen economie, technologie, ecologie en maatschappij staat hierbij centraal. Tegen de achtergrond van deze problematiek komt ook het cruciaal belang van zingeving in het vizier. Mensen voelen zich te weinig betrokken en geraken vervreemd. Het articuleren van hoop dringt zich op. Alleen al het fenomeen van steeds meer burn-out op de werkvloer naast het onaanvaardbaar hoge percentage aan depressies en zelfdoding, wijzen op de nood aan wat met deze leerstoel een Economie van de Hoop genoemd wordt. De leerstoel zet in op onder meer volgende invalshoeken: actuele economische, technologische, ecologische en sociale uitdagingen voor een Economie van de Hoop; implicaties voor een duurzame samenhang tussen economie, technologie en ecologie; en uitwegen op het vlak van een hoopvolle zingeving in economie en samenleving.Onderzoeker(s)
- Promotor: Opdebeeck Hendrik
- Promotor: Van Liedekerke Luc
- Co-promotor: Van Liedekerke Luc
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Verbeelding en moreel redeneren. Creatieve verbeelding in morele optievorming.
Abstract
Als menselijk vermogen wordt verbeelding vaak gelinkt aan de creativiteit van de geest, zoals vertoond door kunstenaars of kinderen. Dit project onderzoekt de functionele rol van verbeelding in moreel redeneren. Mensen lijken vaak hun verbeelding te gebruiken in moreel problematische situaties. Stel dat je het pad van een om hulp vragende vluchteling kruist. Waarschijnlijk zal je je diverse zaken proberen verbeelden: de zaken die de ander meemaakte, je mogelijkheden om de vluchteling te helpen, de gevolgen van bepaalde acties enz. Dit project onderzoekt hoe we precies onze verbeelding gebruiken om moeilijke morele vragen te beantwoorden of om urgente situaties of dilemma's op te lossen. Dit hoofddoel wordt opgesplitst in twee doelstellingen. Ten eerste past dit onderzoek een nieuwe moreel-psychologische benadering toe om verschillende vormen en functies van verbeelding te onderscheiden. Verbeelding kan immers verwijzen naar verschillende elementen van moreel redeneren, bv. metaforisch denken, empathie, narratieve reflectie, etc. Na een analyse van recent onderzoek naar de relaties tussen verbeelding en moreel redeneren focus ik op een blinde vlek in het huidige debat: de wijze waarop verbeelding specifieke mogelijkheden creëert om moreel te handelen. De tweede doelstelling is dus dit proces te onderzoeken om zo een antwoord te formuleren op de vraag waarom verbeelding essentieel zou zijn om praktische oplossingen te bieden in morele situaties en voor morele problemen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: Ratajczyk Yanni
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Tegen het meedogenloze ego: liefde als basis van moraliteit.
Abstract
Hoewel een gebod tot naastenliefde een belangrijk aspect is van de meeste eeuwenoude religieuze tradities, lijkt een morele verplichting tot liefde in hedendaagse analytische filosofie niet populair. Gezien recente maatschappelijke problemen zoals polarisatie en haat voor 'de ander' hebben we wellicht behoefte aan zo'n seculiere morele oproep tot liefde, wanneer we een vreedzame en inclusieve maatschappij als einddoel in gedachten hebben. Dit project onderzoekt of het steek houdt te zeggen dat we elkaar moeten liefhebben. Het ontwikkelt een beschrijving van liefde en moraliteit geïnspireerd op de werken van Iris Murdoch, om een claim voor morele liefde te verdedigen - waarmee het de wijdverspreide claim dat liefde buiten het gebied van moraliteit valt verwerpt. Op welke grond kan beargumenteerd worden dat we van iedereen moeten houden? Een ander doel is het verschaffen van een praktische gids: wat zijn onze precieze verantwoordelijkheden in het liefhebben van iedereen? Wat is het verschil met een wijdverspreide verplichting tot respect of empathie? Het project wil antwoorden op 1) maatschappelijke uitdagingen zoals polarisatie, 2) twijfel over de mogelijkheid van morele liefde die bestaat in de hedendaagse analytische filosofie en 3) feministische zorgen die zouden kunnen ontstaan bij een morele verplichting tot liefde. Het project behandelt morele vragen die van belang zijn voor een breed publiek, omdat het liefde op zowel persoonlijk als politiek bespreekt.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: Spreeuwenberg Lotte
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Naar een na-feministisch denken? Een wittgensteiniaanse oplossing voor een semantisch-politiek probleem in hedendaagse feministische theorievorming.
Abstract
Wat is een 'vrouw'? Naar aanleiding van de druk waaronder traditionele gendercategorieën de laatste tijd steeds meer komen te staan, lokt deze ogenschijnlijk banale vraag heel wat discussie uit binnen het feminisme. Aan de ene kant gaat elke invulling van het concept onvermijdelijk gepaard met een normatieve claim van wat het betekent om een 'echte vrouw' te zijn. Aangezien het feminisme juist het idee verdedigt dat vrouwen in alle maten en soorten voorkomen, zou het echter weinig wenselijk zijn als het vervolgens zelf opnieuw bepaalde gendernormen zou opleggen. Anderzijds zorgt een totale weigering om het concept af te bakenen ervoor dat het onmogelijk wordt om nog over vrouwen te praten als een sociale categorie en dat het obscuur wordt waar een pleidooi voor vrouwenrechten om draait. Bovendien kan men zich afvragen waar het feminisme zijn legitimiteit vandaan moet halen als het niet langer in staat is de eigen taak en doelgroep te omschrijven. Ik zal aantonen dat het mogelijk is om vanuit de taalfilosofie voorbij het bovenstaande dilemma te gaan. Tegelijk zal ik een nieuwe invulling geven aan de term 'vrouw' die compatibel is met de uitdagingen waarmee deze vandaag geconfronteerd wordt. Hiermee samengaand zal ik een strategie aanreiken die het mogelijk maakt om ethische vragen over gendergelijkheid accurater te bespreken en zal ik de ontnuchterende vraag trotseren of met de crisis rond het concept 'vrouw' onvermijdelijk ook het einde van het feminisme is ingeluid.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: Malomgré Katelijne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Onderzoek in het domein van de neuro-epigenetica.
Abstract
Bij het grote publiek en in veel ethische discussies worden mensen nog vaak gezien als voornamelijk gedefinieerd door hun genetische blauwdruk. In de psychiatrie rangschikt men vaak bepaalde condities als aangeboren of verworven, biologisch of psychosociaal, genetisch of beïnvloed door omgevingsfactoren. Op welk spectrum men een bepaalde conditie zet beïnvloedt dan weer hoe we denken over verantwoordelijkheid van en ten opzichte van mensen met een bepaalde diagnoses. De epigenetica suggereert dat het onderscheid tussen verworven en aangeboren en biologisch en psychosociaal misschien niet zo strikt is. Dit impliceert dat onze opvattingen over ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische aandoeningen misschien aan herziening toe zijn, en dat deze herziening ook ethische implicaties heeft. In dit project onderzoeken we de implicaties van epigenetica op hoe we denken over verantwoordelijkheid, in het algemeen en in het kader van de kinderpsychiatrie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
- Mandaathouder: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
NEUROEPIGENETHICS.
Abstract
Bij het grote publiek en in veel ethische discussies worden mensen nog vaak gezien als voornamelijk gedefinieerd door hun genetische blauwdruk. In de psychiatrie rangschikt men vaak bepaalde condities als aangeboren of verworven, biologisch of psychosociaal, genetisch of beïnvloed door omgevingsfactoren. Op welk spectrum men een bepaalde conditie zet beïnvloedt dan weer hoe we denken over verantwoordelijkheid van en ten opzichte van mensen met een bepaalde diagnoses. De epigenetica suggereert dat het onderscheid tussen verworven en aangeboren en biologisch en psychosociaal misschien niet zo strikt is. Dit impliceert dat onze opvattingen over ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische aandoeningen misschien aan herziening toe zijn, en dat deze herziening ook ethische implicaties heeft. In dit project onderzoeken we de implicaties van epigenetica op hoe we denken over verantwoordelijkheid, in het algemeen en in het kader van de kinderpsychiatrie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het probleem van Implicit Bias en de grenzen van morele verantwoordelijkheid.
Abstract
Psychologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste mensen onderhevig zijn aan impliciete vooroordelen (of preciezer gesteld met de Engelse term 'implicit biases') ten aanzien van minderheidsgroepen of anderszins gestigmatiseerde sociale groepen. Iemand die zichzelf beschouwt en beschrijft als niet racistisch, niet seksistisch, niet discriminerend op basis van leeftijd, enz... toch biases kan hebben die haar oordeel en intenties beïnvloeden en zodoende leiden tot discriminerend gedrag. Filosofische vragen die door dit onderzoek worden opgeroepen hebben betrekking op onze verantwoordelijkheid, onze zelfkennis, onze zelfcontrole. In dit project zal ik antwoorden zoeken die aantonen dat bias moet worden gezien als een ondeugd, en dat het kaderen van ons gedrag in een morele ecologie de nodige en aanvaardbare oplossingen kan bieden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: De Kock Amber
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Leerstoel Nicolas Cusanus - interreligieuze dialoog in conflictpreventie en -oplossing.
Abstract
Dit project wil een bijdrage leveren tot het begrijpen van de ideologische, culturele en politieke dimensies van interreligieuze conflicten en de oplossingen hiervoor. De werkhypothese is de volgende: een intern verstaan van religieuze tradities is een essentieel onderdeel van een verzoenende dialoog, vereist voor echte conflictpreventie en eventuele oplossing.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De naturalisering van de religie: op zoek naar Hume's erfenis voor de hedendaagse cognitieve wetenschap van de religie.
Abstract
David Hume (1711-1776) was gefascineerd door de vaststelling dat religie een fundamenteel aspect uitmaakt van de menselijke bestaansconditie en cultuur. Vanuit die optiek ontwikkelt hij zijn naturalistisch-historische reconstructie van het ontstaan van de religie. In dit onderzoek wordt gepeild naar de relevantie van deze benadering voor de debatten in de hedendaagse 'Cognitive Science of Religion'. Het project wil aantonen dat de vigerende debatten in de hedendaagse CSR erg verwant zijn met de 18de eeuwse proeven van een naturalistische verklaring van de religie vanuit psychologische mechanismen en sociale omstandigheden die tot de universele kenmerken behoren van de menselijke natuur. Dit project wil evenwel aantonen dat Hume, meer dan de hedendaagse CSR, oog had voor de culturele en praxeologische inbedding van religie, waardoor hij een alternatief formuleert voor een verklaring van de religie louter vanuit geloof en overtuiging.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Wat betekent een diagnose autisme voor adolescenten? Een fenomenologische studie.
Abstract
De ervaringen van wat het betekent om een diagnose autisme te hebben zijn nog maar zelden bestudeerd. In dit project zal ik 12 adolescenten interviewen (van 14 tot 18 jaar) met een recente diagnose van autisme. Ik zal onderzoeken hoe zij het ervaren om een diagnose te hebben, hoe zij 'autisme' en 'anders zijn' ervaren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Zorg voor jezelf en falende zelfkennis.
Abstract
Hedendaagse liberale samenlevingen bieden de perfecte omstandigheden om onze identiteit zo vorm te geven als we zelf verkiezen. Toegang tot private eigendom, opleiding, technologieën en gelijke rechten die onze vrijheden beschermen creëren samen oneindig veel mogelijkheden om onze eigen identiteit vorm te geven. Zo maken enhancement-technologieën, zoals plastische chirurgie, het mogelijk om in te grijpen in hoe we eruit zien (zie, bijvoorbeeld Neil Harbinson die claimt de eerste cyborg te zijn of de lizard man die door middel van tatoeages en plastische chirurgie eruitziet als een mens-hagedis) en grijpen psychofarmaceutica zoals anti-depressiva in hoe we ons voelen. Het internet biedt ons niet enkel de mogelijkheid verschillende en meerdere identiteiten haast ex nihilo te creëren, maar deze ook te leven. Second life en Facebook zijn misschien wel de bekendste voorbeelden hiervan, maar ook games zoals World of Warcraft. In de praktijk, echter, blijkt dit oneindige aanbod aan mogelijkheden soms een vergiftigd geschenk te zijn: in onze modern samenleving ervaren steeds meer personen een identiteitscrisis, met een toename van populaire boeken over vragen zoals "wie ben ik?" en "wie wil ik zijn?" tot gevolg. Een opmerkelijk nieuw fenomeen hier is de quarterlife-crisis, ofwel het "dertigersdilemma." Daarom is het niet enkel filosofisch interessant, maar ook maatschappelijk urgent te begrijpen wat succesvolle identiteitsvorming inhoudt en veronderstelt. In het onderzoeksproject "Zorg voor jezelf en falende zelfkennis" wordt aan dit begrip een bijdrage geleverd. Dit wordt gedaan door te onderzoeken wat de conceptuele voorwaarden zijn om te spreken over geslaagde identiteitsvorming. Identiteiten zijn rollen die we op ons nemen—zoals vader of moeder, docent, onderzoeker of onderzoekster, enz.—en die een leidraad vormen voor onze handelingen: als vader of moeder vinden we, bijvoorbeeld, die handelingen die goed zijn voor ons kind waardevol en zijn we gemotiveerd deze handelingen uit te voeren. In het filosofische debat wordt verondersteld dat succesvolle identiteitsformatie bepaald wordt in hoeverre wij erin slagen onze verschillende identiteiten tot een harmonische eenheid te vormen; dit is wat ik in mijn onderzoek de "eenheidsvereiste voor identiteitsvorming" noem. Deze eenheidsvereiste wordt in dit project zowel (1) historisch als (2) systematisch geanalyseerd op haar plausibiliteit. De verwachting is dat deze vereiste niet houdbaar blijkt en daarom wordt (3) een alternatieve theorie van succesvolle identiteitsvorming voorgesteld (in het Engelse abstract wordt meer in detail de methodologie en de argumentatie achter deze drie delen van het project uitgelegd).Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: van Gils Henk
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Autism Ethics Network.
Abstract
Het Autism Ethics Network brengt onderzoekers uit de humane en sociale wetenschappen samen vanuit de overtuiging dat een puur medisch model van autisme te reductionistisch is en te veel belangrijke vragen onbeantwoord laat. Naast meer medische kennis over autisme, die voortvloeit uit een zoektocht naar oorzaken en verklaringen, is er dan ook nood aan een antwoord op de vragen, 'wat is autisme', 'wat zijn de ervaringen van mensen met autisme', 'is autisme louter een pathologie', 'wat betekent een diagnose autisme voor de gediagnosticeerde?', 'wat betekent het om neurodivers versus neurotypisch te zijn?' etc. Een antwoord op deze vragen vergt een interdisciplinaire aanpak die inzichten uit de sociologie, literatuurwetenschappen, cultuurwetenschappen, wetenschapsfilosofie en moraalfilosofie combineert.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Ethiek van de liefde: (hoe) moeten ouders en kinderen van elkaar houden?
Abstract
Terwijl de meeste moraalfilosofen zich bezighouden met morele problemen die zich stellen in het publieke domein, worden de meeste mensen geconfronteerd met morele vragen in de private sfeer. Veel van deze vragen betreffen de relaties met vrienden, familie, geliefden. Zonder het altijd te beseffen maken mensen voortdurend morele keuzes in hun omgang met de gunsten van hun vrienden, de verwachtingen van hun partners, de noden van hun kinderen, de wensen van hun ouders. Toch denken sommige filosofen dat liefde buiten het morele domein valt en geleid wordt door eigen regels. Volgens hun redenering zouden morele evaluaties van handelingen gesteld uit liefde (of andere uitingen van liefde) ongepast en moraliserend zijn. Dit onderzoeksproject gaat uit van de hypothese dat liefde, inclusief de liefde tussen ouder en kind, wel degelijk moreel geëvalueerd kan worden, en onderzoekt de tegenwerpingen tegen volgende twee stellingen: dat het steek houdt om van iemand te zeggen dat hij een plicht heeft om een bepaald iemand graag te zien, en dat de ene liefde beter kan zijn dan de andere in moreel opzicht. Na een conceptueel onderzoek van de verbanden tussen liefde, morele plicht en morele waarde, worden de resultaten toegepast op het specifieke geval van liefde tussen ouders en kinderen. Kan men van ouders zeggen dat ze niet alleen een morele plicht hebben om voor hun kinderen te zorgen, maar ook van hen te houden? Kunnen ze dat graag zien op een goede of minder goede manier doen, en vallen die kwalitatieve verschillen te vatten in een moreel vocabularium? Mogen ouders redelijkerwijs verwachten dat hun kinderen van hen houden? Het antwoord op deze vragen resulteert in een kleine ethiek van de ouder-en-kind-liefde die niet alleen een leemte in de hedendaagse moraalfilosofie opvult, maar ook een breed publiek zal aanspreken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
- Mandaathouder: Spreeuwenberg Lotte
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Interreligieuze dialoog in conflictpreventie en –oplossing.
Abstract
Dit project wil een bijdrage leveren tot het begrijpen van de ideologische, culturele en politieke dimensies van interreligieuze conflicten en de oplossingen hiervoor. De werkhypothese is de volgende: een intern verstaan van religieuze tradities is een essentieel onderdeel van een verzoenende dialoog, vereist voor echte conflictpreventie en eventuele oplossing.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het belang van genen voor donorkinderen. Een onderzoek door middel van focusgroepen.
Abstract
Dat ouders die geen genetische link met hun kinderen hebben dezelfde status, rechten en plichten hebben als ouders die wel hun genen delen met hun kinderen lijkt vanzelfsprekend. Wat de betekenis van genetische afkomst voor de kinderen zelf is, is minder duidelijk. Een context waarin deze betekenis veel besproken wordt in de media is die van de artificiële reproductie met donormateriaal, sperma, eicellen of embryo's. Echter, een systematisch onderzoek naar de meningen en waarden van volwassen donorkinderen ontbreekt. Dit project beoogt deze waarden en meningen te onderzoeken door middel van focusgroepen. Zulke evaluatie van de rol en de betekenis van genetica en biologie met betrekking tot ouderschap heeft belangrijke consequenties voor de manier waarop we over ouderschap denken in filosofie en recht. Immers, door te revalueren wat ouderschap betekent, kan het huidig onderscheid tussen biologisch en sociaal ouderschap in vraag gesteld worden. Met deze studie willen we het huidige debat voeren door de personen te bevragen die in hun leven direct geconfronteerd worden met deze vragen, namelijk zij die ontstaan zijn door middel van donormateriaal. We willen meningen en ervaringen van volwassen kinderen in kaart brengen, als een eerste poging om op een meer conceptueel niveau de betekenis van genetica en biologie in relatie tot ouderschap en verwantschap te verduidelijken. Op basis hiervan is het mogelijk een filosofische analyse van de ethische en juridische implicatie van anonieme versus niet-anonieme spermadonatie te ontwikkelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Levensbeschouwelijk onderwijs en burgerschapseducatie binnen een liberaal, postseculier kader - met bijzondere aandacht voor het vak ECR in Québec.
Abstract
Dit project is een onderdeel van de internationale onderzoeksagenda op het gebied van levensbeschouwelijk onderwijs (religious education), waarin de volgende vraag centraal staat: in hoeverre zou confessioneel levensbeschouwelijk onderwijs (teaching into religion) vervangen en/of aangevuld moeten worden door niet-confessioneel levensbeschouwelijk onderwijs (teaching about religion) en in hoeverre kunnen leerlingen ook iets leren van de studie van religies, burgerschapseducatie en (moraal)filosofie (learning from religion)? In dit project wordt er gefocust op deze paradigmawissel en dit vanuit een filosofisch en religiewetenschappelijk perspectief. Binnen het project onderscheiden we twee onderzoeksomeinen: (1) een ethische reflectie op de mogelijkheden en beperkingen van levensbeschouwelijk onderwijs in een liberale, postseculiere samenleving. Hier zal bijzondere aandacht worden gegeven aan het habermasiaanse postseculiere perspectief en de gevolgen ervan voor de plaats van religie, ethiek en burgerschap in verplichte onderwijscurricula. De hamvraag is hier hoe levensbeschouwelijk onderwijs in overeenstemming kan worden gebracht met de principes van neutraliteit, (post)secularisme en met het gegeven van de levensbeschouwelijke diversiteit. Het tweede onderzoeksthema (2) is een religiewetenschappelijke reflectie op de deconfessionalisering van levensbeschouwelijk onderwijs, met specifieke aandacht voor de recente evolutie in Quebec. Daar plaatste de overheid in 2008 een algemeen, verplicht vak over ethiek en religieuze cultuur (ECR) op het onderwijscurriculum, als alternatief voor de confessionele vakken en het vak moraal. In dit deel van het project zullen vooral methodologische vragen worden gesteld zoals: "hoe wordt 'religie' geconceptualiseerd, voorgesteld en bestudeerd in het vak ECR? Wat is de houding ten aanzien van oosterse en seculiere levensbeschouwingen in ECR? Hoe kunnen religieuze teksten gebruikt worden binnen een methodologisch areligieus schoolvak? Welke vorm van 'onpartijdigheid' is vereist voor de leerkrachten ECR?Onderzoeker(s)
- Promotor: Loobuyck Patrick
- Mandaathouder: Franken Leni
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De rol van competenties voor duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs: implicaties voor curriculumvorming,onderzoekscompetenties en beleidsontwikkeling.
Abstract
De integratie van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs is uitgegroeid tot een belangrijk onderzoekstopic, met aandacht voor verschillende aspecten: onderwijs, onderzoek, maatschappelijke dienstverlening, en de eigen bedrijfsvoering. Onderwijskundige aspecten zijn vaak gericht op competenties voor duurzame ontwikkeling, die studenten in staat moeten stellen om te kunnen gaan met de complexiteit en onzekerheid van duurzaamheidsvraagstukken in de samenleving. Er circuleren diverse definities van deze competenties, maar vaak komen de volgende aspecten aan bod: systeemdenken, toekomstdenken, interpersoonlijke competenties, normatieve competenties en strategische competenties. De integratie van deze competenties vereist specifieke aanpassingen in het curriculum. Een van de aandachtspunten daarbij is de rol van onderzoekscompetenties en hun mogelijke bijdrage aan het verwerven van competenties voor duurzame ontwikkeling. Daarnaast dient ook aandacht besteed te worden aan beleidsontwikkeling en evaluatie van studieprogramma's. Daarom heeft dit doctoraat een driedelige ambitie: (1) het analyseren van de integratie van competenties voor duurzame ontwikkeling in hoger onderwijscurricula; (2) het analyseren van de relatie tussen duurzaamheidscompetenties en onderzoekscompetenties; (3) analyseren van de implicaties van de integratie van deze competenties voor beleidsontwikkeling, met bijzondere aandacht voor duurzaamheidsevaluatie en veranderingsmanagement.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Liedekerke Luc
- Co-promotor: Van Petegem Peter
- Mandaathouder: Lambrechts Wim
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Neurologische diversiteit en epigenetische invloeden in utero. Een ethisch onderzoek van maternale verantwoordelijkheid ten opzichte van het toekomstige kind.
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de federale overheid. UA levert aan de federale overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Mandaathouder: Hens Kristien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Innovatieplatform voor bedrijven en mensenrechten: recht en management verenigd ter bescherming van de mensenrechten.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Liedekerke Luc
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Tegengestelde krachten. Charles Taylor over sterke waardering, moraal en Nietzsche.
Abstract
Dit project onderzoekt de rijke filosofie van Charles Taylor. Via een gedetailleerde analyse van zijn concept van sterke waardering worden de hoofdthema's en spanningen binnen Taylors oeuvre als geheel in kaart gebracht. De analyse begint met een reconstructie van sterke waardering in Taylors vroege teksten. Vervolgens worden de verschillende thema's en argumenten behandeld waarin hij het concept van sterke waardering bespreekt. Op basis van deze analyse wordt nader ingegaan op de verschillende methodologische conflicten in Taylors filosofie. In tegenstelling tot de hoofdstroom van het hedendaagse Taylor-onderzoek betoog ik dat de volheid van Taylors werk pas echt tot uiting komt door een onderscheid aan te brengen tussen de filosofisch-antropologische, morele en ontologische implicaties van sterke waardering.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Co-promotor: Vanheeswijck Guy
- Mandaathouder: Meijer Michiel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Liefde als bron van moraliteit
Abstract
Liefde en moraal zijn belangrijke sturende krachten in het leven, maar de verhouding tussen beide is complex. Ter voorbereiding op de aanvraag van een grote beurs worden filosofische perspectieven op de verhouding tussen liefde en moraal verzameld, onder andere door het organiseren van een Symposium in Antwerpen en het deelnemen aan internationale conferenties. De hypothese is dat moraal niet wezenlijk botst met liefde maar liefde vooronderstelt.Onderzoeker(s)
- Promotor: Schaubroeck Katrien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vertrouwen en instituties: belastingplicht en de ethiek van goed bestuur.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Co-promotor: Peeters Bruno
- Co-promotor: Van Liedekerke Luc
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het geweten en zijn bezwaren: een grondig onderzoek.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Mandaathouder: Vanhaute Liesbet
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Tegengestelde krachten. Charles Taylor over sterke waardering, moraal en Nietzsche.
Abstract
Het thema van moreel pluralisme wordt steeds belangrijker binnen seculaire, postmoderne samenlevingen. Echter, in haar pogingen om met conflicterende waarden om te gaan heeft de filosofische reflectie strategieën ontwikkeld die de spanningen in de hedendaagse morele cultuur onderschatten, vermijden of simpelweg negeren. Tegen deze achtergrond streeft men in dit project naar een filosofisch begrip van moraliteit dat recht doet aan de permanente spanningen tussen concurrerende waarden (cross pressures) binnen de westerse cultuur. Ten eerste, aan de hand van de visie van Charles Taylor op de hedendaagse morele cultuur, die wordt gereconstrueerd door een nauwgezette analyse van zijn begrip 'sterke waardering' (strong evaluation). Ten tweede, door deze analyse te confronteren met Nietzsches analyse van het nihilisme.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Co-promotor: Vanheeswijck Guy
- Mandaathouder: Meijer Michiel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Wisselende opvattingen over 'het goede': MacIntyre en Kierkegaard over de deugden en het goede leven.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Taels Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Van passie tot religie. De retoriek en politiek van Hume's verklaring van het bijgeloof.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De tegengestelde krachten van de moraal. Friedrich Nietzsche and Charles Taylor over zin, moraal en postmoderniteit.
Abstract
Dit onderzoek biedt – voor de eerste keer – een confrontatie tussen twee filosofen die op het eerste gezicht elkaars tegenpolen zijn: Friedrich Nietzsche (1844-1900), denker van het nihilisme en 'de dood van God', en Charles Taylor (*1931), filosoof van de 'sterke waardering' (strong evaluation) en de onvermijdelijkheid van zingeving. Echter voor beide filosofen staat vast dat de postmoderne mens in een fundamentele identiteitscrisis verkeert door het verlies van een evidente betekenishorizon. Beiden erkennen bovendien ten diepste dát de postmoderne mens zich moreel gezien in een spanningsveld bevindt, en dat het er op aan komt zich te leren bewegen temidden van de tegengestelde krachten van de moraal. Juist in en door de dialoog tussen Nietzsche en Taylor wordt het mogelijk de voorwaarden te onderzoeken van een 'derde weg', tussen de extremen van fundamentalisme en moreel relativisme.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Co-promotor: Vanheeswijck Guy
- Mandaathouder: Meijer Michiel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De idee van een 'civiele cultuur': rechtvaardigheid en stabiliteit in de religieus pluralistische samenleving.
Abstract
Dit onderzoeksproject exploreert, vanuit het perspectief van de politieke filosofie en de ethiek, de mogelijkheid om religieuze diversiteit binnen een samenleving tot een zekere verzoening te brengen. Het concept van een 'civiele cultuur' (culture of civility) wordt hiertoe uitgewerkt. Hieronder wordt de noodzaak verstaan om een niet-institutionele consensus te bereiken over een gedeelde traditie van burgerschap in een context van religieus pluralisme.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Passie, narratief, en sociale orde bij Spinoza en Hume.
Abstract
Dit project is een vergelijkend onderzoek naar de sociaal-politieke denkbeelden van Spinoza en Hume. Beide filosofen beschouwen een sociale orde als het product van zijn specifieke geschiedenis, niet slechts van de feitelijke, maar ook van de 'narratieve' geschiedenis. Een collectief narratief ¿ d.w.z. een gezamenlijke imaginaire reconstructie van het verleden ¿ verenigt een volk door te appelleren aan gedeelde emoties, en is daarmee van essentieel belang voor sociale samenhang. In dit onderzoek wordt de notie van 'narratief' aangewend om de common ground in de politieke theorieën van Spinoza en Hume te belichten. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan het religieuze narratief, dat beide filosofen als gevaarlijk zien, maar ¿ zo lijkt het ¿ ook als potentieel nuttig voor een samenleving, indien het loskomt van overmatig bijgeloof.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Mandaathouder: Bijlsma Rudmer
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De retoriek van de passies. Naar een historisch-contextuele interpretatie van Humes theorie van de passies en zijn praktische kritiek van de religie.
Abstract
Dit onderzoek betreft de relatie tussen David Humes filosofisch-verklarende theorie van de passies en zijn retorisch-essayistische evaluatie van de religieuze passies. Dit onderzoek moet aantonen hoe Humes matiging van de kritiek op de religieuze passies in zijn latere geschriften kan verzoend worden met zijn naturalistische verklaring van de passionele oorsprong van de religie en het religieus fanatisme als zodanig.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De scheiding tussen kerk en staat in beweging. Zoektocht naar een passend politiek-filosofisch kader.
Abstract
De vragen die in dit onderzoek centraal staan zijn: 1. Welke ontwikkelingen doen zich de laatste jaren voor in België die de verhouding tussen levensbeschouwing en de politieke gemeenschap uitdagen? 2. Welke historische en politiek-filosofische modellen bestaan er om met deze evoluties om te gaan? 3. Welke normatieve afwegingen moeten er worden gemaakt bij het 'kiezen' en implementeren van een dergelijk model/perspectief?Onderzoeker(s)
- Promotor: Loobuyck Patrick
- Co-promotor: Overbeeke Adriaan
- Co-promotor: Van Herck Walter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Tragedie, ethiek en 'moreel geluk'. Een cultuur- en moraalfilosofisch onderzoek naar de grenzen van de procedurele ethiek en de rol van narratieve tradities en wereldbeelden in de morele ervaring.
Abstract
De verdere ontwikkeling van een historisch-systematische studie over de wijze waarop de categorie van `het tragische' in de ethiek tot uitdrukking is gekomen. Hierbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan (a) de antieke moraalfilosofische traditie en (b) de negentiende-eeuwse filosofie (Schopenhauer, Nietzsche, Kierkegaard). Een antwoord op de vraag hoe tragiek en in het bijzonder de fenomenen van `tragische keuzes' en `moreel geluk' in de hedendaagse morele ervaring aan de orde worden gesteld, en dit zowel in de continentale als anglo-saksische wijsgerige traditie. Een onderzoek naar de mogelijkheden en voorwaarden van een hermeneutisch-contextueel concept van ethische reflectie, dat zich rekenschap geeft van deze hernieuwde erkenning van tragiek en tegelijk vruchtbaar kan zijn voor de toegepaste ethiek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Taels Johan
- Co-promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Religieuze passies en emoties. Studie van de specificiteit van de passionele gehechtheid in de religie en van de cruciale rol van de begeleidende emoties.
Abstract
Het project situeert zich op het raakvlak van de wijsgerige antropologie en de studie van de spiritualiteit. Uitgangspunt vormt de vraag naar de rol van de passies en de emoties in de religieuze gehechtheid. De werkhypothese is dat de recentste ontwikkelingen in de theorie van de passies en emoties in de wijsbegeerte, in casu de morele psychologie, opheldering kunnen bieden voor een hermeneutische opheldering van de volgende aspecten van religie en spiritualiteit: (i) de rol van de emoties in de betekenisincarnatie en religieuze symboliek; (ii) de uitzuivering en cultivering van de passies en emoties in de spirituele ervaring; (iii) de passionele gehechtheid aan het absolute en de ontwikkeling van een attitude van religieus vertrouwen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lemmens Willem
- Co-promotor: Mommaers Paul
- Co-promotor: Taels Johan
- Co-promotor: Vanheeswijck Guy
- Co-promotor: Van Herck Walter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Tragedie en ethiek. Actualisering van de ethische componenten van tragische keuzes op basis van het werk van Martha Nussbaum.
Abstract
In het werk van de amerikaanse ethica Martha Nussbaum vinden we een meesterlijke analyse van de Griekse tragedies, en van het type ethische reflectie dat ze bevatten. Wij wensen de vraag te beantwoorden a) over welk soort ethiek het gaat en b) in welke mate de ethische wijsheid van deze tragedies te actualiseren is, nu we in een ander wereldbeeld leven dan dat van de antieken. Heeft de moraal van de tragedie eeuwigheidswaarde? In welke zin wel, en in welke niet?Onderzoeker(s)
- Promotor: Taels Johan
- Co-promotor: Lemmens Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject