Abstract masterpoef | Alisa Schenkel

Het effect van medicatie zelfmanagement tijdens hospitalisatie op therapietrouw na ontslag bij oncologische patiënten met polyfarmacie

Alisa Schenkel 
Prijs: Meest Academische Masterproef

Inleiding
Polyfarmacie komt vaak voor bij oncologische patiënten en vormt een risico voor therapieontrouw. Onvoldoende therapietrouw vermindert de effectiviteit van kankerbehandelingen en verhoogt het risico op complicaties. Patiënten worden momenteel onvoldoende ondersteund bij medicatiebeheer tijdens ziekenhuisopname. Gebrek aan zelfmanagement competenties is geassocieerd met lage therapietrouw. Zelfmanagement van medicatie tijdens hospitalisatie lijkt een veelbelovende strategie om therapietrouw te bevorderen, maar onderzoek naar het effect ervan na ontslag is beperkt.

Methode
Er werd een pre-post interventiestudie uitgevoerd op de oncologische afdeling van het Jessa Ziekenhuis. Tijdens de controleperiode kregen patiënten standaardzorg, waarbij medicatiebeheer door zorgverleners werd uitgevoerd. In de interventieperiode werd de SelfMED-interventie toegepast, waarbij patiënten hun medicatiezelf mochten beheren, gemonitord en ondersteund door zorgverleners. Twee maanden na ontslag werd therapietrouw gemeten a.d.h.v. een combinatie van drie meetmethoden: pillentelling, medicatiedagboek en ProMAS-vragenlijst.

Resultaten
In totaal werden 64 patiënten geïncludeerd (controlegroep n=34, interventiegroep n=30). Twee maanden na ontslag vertoonde de interventiegroep een significant hogere therapietrouw o.b.v. pillentellingen (73,5% versus 57,3%, p = 0,047) en rapporteerde zij minder medicatieproblemen in het dagboek (p = 0,012). De ProMAS-scoreverschilde niet significant tussen beide groepen. Therapietrouw varieerde per ATC-categorie (p = 0,008), met de hoogste therapietrouw voor antitumorale en immunomodulerende middelen (94,1%) en de laagste voor medicatie voor het zenuwstelsel (51,4%). Binnen afzonderlijke ATC-categorieën werd geen significant verschil in therapietrouw gevonden tussen interventie- en controlegroep, wat suggereert dat het interventie-effect niet afhankelijk was van type medicatie.

Besluit
De SelfMED-interventie blijkt een haalbare en potentieel effectieve strategie om medicatiezelfmanagement tijdens hospitalisatie te bevorderen en therapietrouw na ontslag te verbeteren bij oncologische patiënten met polyfarmacie. Deze resultaten tonen het belang van ondersteuning door verpleegkundigen tijdens opname.Verdere grootschalige implementatie en onderzoek zijn nodig om de generaliseerbaarheid en langetermijneffecten van deze aanpak te bevestigen, en de toepasbaarheid naar andere populaties te onderzoeken.

Abstract masterpoef | Pratishtha Ojha

Professionele autonomie in beeld: Een kritische discoursanalyse van mediarepresentaties vanver pleegkundigen in België

Pratishtha Ojha 
Prijs: Meeste Impact in domein verpleegkunde

Inleiding
Het wereldwijde tekort aan verpleegkundigen en de maatschappelijke onderwaardering van hun beroep vormen een ernstige uitdaging voor de gezondheidszorg. Professionele autonomie, het vermogen om zelfstandig beslissingen te nemen binnen het eigen deskundigheidsdomein, is essentieel voor zorgkwaliteit en werktevredenheid. Toch wordt deze autonomie in de media vaak beperkt voorgesteld, wat bijdraagt aan een verengd en hiërarchisch beeld van het verpleegkundig beroep. Dit onderzoek analyseert hoe professionele autonomie discursief wordt gerepresenteerd in de Belgische kwaliteitskranten De Tijd en De Standaard.

Methodologie
Er werd een KDA uitgevoerd op 29 doelgericht geselecteerde artikels gepubliceerd in 2023. De analyse is geïnspireerd op het driedimensionale model van Fairclough en de sociocognitieve benadering van Van Dijk. Het zevenstappenmodel van Mullet werd toegepast om tekstuele, discursieve en sociale dimensies systematisch in kaart te brengen. 

Resultaten
Vier dominante thema’s kwamen naar voren: (1) Schijnautonomie: autonomie blijft beperkt tot taakuitvoering zonder beslissingsbevoegdheid; (2) Discursieve afwezigheid: verpleegkundigen worden zelden als sprekende subjecten opgevoerd; (3) Structurele beperkingen: werkdruk en onderbezetting ondergraven hun handelingsruimte; en (4) Relationele autonomie: ethisch en betrokken handelen wordt zelden erkend als professionele besluitvorming. Artsen en beleidsmakers domineren het discours, terwijl verpleegkundigen vooral als uitvoerende krachten verschijnen.

Conclusie
De media representeren verpleegkundige autonomie voornamelijk als een instrumentele eigenschap, waarbij verwijzingen naar expertise zelden gepaard gaan met echte zeggenschap. Deze spanning tussen benoeming en uitsluiting draagt bij aan de structurele onderwaardering van het beroep. Een discursieve heroriëntatie met meer ruimte voor verpleegkundige stemmen en erkenning van hun professionele autonomie is noodzakelijk. Beleidsmatig vereist dit ook structurele ondersteuning, zowel in praktijk als in het publieke debat.

Abstract masterpoef | Margaux Lemaitre

Bevindingen van vroedvrouwen over zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken: een cross-sectionele studie in Vlaanderen

Margaux Lemaitre 
Prijs: Meeste Impact in domein vroedkunde

Inleiding
Het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken vormt een actueel onderwerp binnen de geboortezorg. Ondanks het bestaan van een KCE-richtlijn met aanbevelingen over het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken, is er aanzienlijke praktijkvariatie. Deze studie onderzoekt de bekendheid en toepassing van de KCE-richtlijn en de invloed van geboorteovertuigingen op het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken bij Vlaamse vroedvrouwen.

Methode
Een cross-sectioneel onderzoek werd uitgevoerd via een online vragenlijst onder Vlaamse praktiserende vroedvrouwen. De vragenlijst omvatte sociodemografische gegevens, vragen over de richtlijn betreffende het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken en de Birth Beliefs Scale (BBS). Data werden verzameld tussen 22 december 2024 en 8 april 2025. De analyses bestonden uit beschrijvende statistiek en univariate logistische regressie.

Resultaten
Van de 366 ingevulde vragenlijsten werden er 141 meegenomen in de analyse. Van de vroedvrouwen was 85,1% bekend met de KCE-richtlijn, maar 19,9% had deze nooit gelezen. Slechts 42,6% past de richtlijn toe in de praktijk. De toepassing van individuele aanbevelingen over het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken varieerde. Vroedvrouwen met een sterkere medische geboorteovertuiging hadden een significant hogere kans om eens te zijn met inductie bij 41 weken (OR 8,5; 95% BI [2,8–25,7]; p < 0,001). Vroedvrouwen met een sterkere natuurlijke geboorteovertuiging hadden significant meer kans om het eens te zijn met afwachtend beleid tot 42 weken (OR 7; 95% BI [2,7–17,8]; p < 0,001).

Conclusie
De meerderheid van de Vlaamse vroedvrouwen is bekend met de KCE-richtlijn (2010), maar toepassing van het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken varieert. Persoonlijke geboorteovertuigingen kunnen een rol spelen in hun visie op het zwangerschapsbeleid vanaf 41 weken. Deze bevindingen benadrukken de noodzaak voor implementatiestrategieën om evidence-based praktijk te bevorderen en variatie in beleid te verminderen. Daarnaast is het belangrijk dat vroedvrouwen zich bewust zijn van hun eigen geboorteovertuigingen en een objectieve, ondersteunende rol innemen in de gezamenlijke besluitvorming met de zwangere vrouw.