Onderzoeksgroep

Expertise

Conditions of peace, conceptions of authority, etiology of violence, ontwikkelingen in de internationale orde

Een genealogie van vrede: verandering en continuïteit in een rituele praktijk 01/01/2024 - 31/12/2027

Abstract

De bedoeling van dit project is om het veranderende begrip van vrede in kaart te brengen en te verklaren. Het project onderscheidt drie momenten waarin een wezenlijke verandering optrad in het Westese vredesbegrip: tijdens de vroege middeleeuwen, in de vroeg-moderne periode, en in de vroege negentiende eeuw. Het project stelt als hypothese dat het Westerse vredesbegrip evolueerde van een begrip van "vrede als zorgzaamheid" via "vrede als terughoudendheid" tot "vrede als intimiteit". Het tracht die evolutie in kaart te brengen door voor elk van deze periodes een gedetailleerde beschrijving te geven van (i) de rituele gebaren die met vrede in verband werden gebracht, (ii) de conceptualisering van vrede in belangrijke geschriften, en van (iii) hoe en door wie vrede in de praktijk werd gebracht. Het project tracht ook om een op de empirie gestoelde theoretische interpretatie van "het doen van vrede" te ontwikkelen, met bijzondere aandacht voor de theoretische implicaties van het sterk geritualiseerde karakter van deze activiteit.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Humanitaire diplomatie en internationaal gezag. 01/11/2022 - 31/10/2024

Abstract

Dit project wil de wijze waarop staten humanitaire diplomatie inzetten om een gezagspositie te verwerven in de internationale gemeenschap onderzoeken. Een bekend en vroeg voorbeeld is het Marshall plan, een hulppakket dat de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog aanboden aan Europese landen en dat sterk bijgedragen heeft aan de legitimatie van de Amerikaanse machtpositie in de naoorlogse periode. Dankbaar voor de genereuze gift, bekleedden de ontvangende landen de Verenigde Staten met gezag, inclusief politiek gezag in de vorm van erkend leiderschap. Meer recentelijk zien we dat ook andere staten een gelijkaardige strategie ontwikkelen. Een bekend voorbeeld is Noorwegen, al geldt voor dit land dat het gezag dat ze door middel van hun humanitaire beleid verwierven vooral van morele aard blijft. Het land geniet moreel gezag, maar lijkt tot dusver geen daadwerkelijk politiek gezag te hebben verworven via deze strategie. Andere hedendaagse voorbeelden zijn China, waarvan het Belt and Road Initiative gepaard gaat met belangwekkende humanitaire programma's, en een aantal regionale machten in de Islamitische wereld, die met elkaar in een humanitair opbod lijken verzeild te zijn geraakt.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Het contractualisme voorbij: een comparatief-historische analyse van de bronnen van internationaal gezag. 01/01/2018 - 31/12/2021

Abstract

Het contractualisme voorbij gaat na hoe een internationale orde in stand kan worden gehouden wanneer er een machtsherverdeling plaats vindt en wanneer ook de normatieve eenheid in de internationale samenleving onder druk staat. Geweldsuitoefening biedt in deze context nooit een duurzame oplossing en evenmin kan men uitgaan van de kracht van het betere argument. Tussen geweldsuitoefening en de kracht van de rede bevindt zich een derde mogelijkheid: autoriteit. De eerbieding van gezag is in de loop van de geschiedenis vaak voorgesteld als de meest duurzame oplossing voor het probleem van ordehandhaving, inclusief internationale ordehandhaving. Maar het geloof in de werkzaamheid van gezag werpt op zijn beurt belangrijke vragen op: hoe komt internationale autoriteit tot stand en hoe blijft het gehandhaafd? Dit onderzoeksproject onderzoekt deze vragen aan de hand van een vergelijking van de wijze waarop het Achaemenidische Rijk, het Middeleeuwse Christendom, alsook de huidige Globale Internationale Samenleving hebben geworsteld met het 'probleem van internationale autoriteit.'

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De democratische vrede als culturele praktijk 01/04/2016 - 31/03/2017

Abstract

Het ontbreken van grootschalige oorlogen tussen democratieën geldt in belangrijke mate als een empirisch feit. Ook groeit de consensus dat hun gedeelde democratische identiteit ten minste deels verklaart dat democratieën onderling geen oorlog voeren. Veel minder duidelijkheid bestaat over de precieze wijze waarop die gedeelde democratische identiteit ertoe leidt dat democratieën onderlinge oorlogen vermijden en, specifieker, over de precieze wijze waarop democratieën hun onderlinge vrede in stand houden, hoe ze deze verbeelden en ten uitvoer brengen. Het weinige onderzoek hieromtrent suggereert dat de 'democratische vrede' geen automatisch gevolg is van een gunstige constellatie van factoren, maar dat de 'democratische vrede' altijd een work-in-progress blijft en het resultaat is van politieke inspanningen; dat ze wel degelijk verbeeld en in stand gehouden moet worden en vaak genoeg gecompromitteerd geraakt. De 'democratische vrede' is tegelijk betekenisvoller en kwetsbaarder dan interpretaties die haar als een bruut feit begrijpen, zich kunnen inbeelden. Dit onderzoek biedt een verder begrip van deze betekenis en fragiliteit bij middel van een historiserende analyse van de 'democratische vrede' als een specifieke internationale vredespraktijk.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Vrede en disciplinering. Een politiek-theoretisch onderzoek naar vredesvorming in de internationale politiek: de Noord-Atlantische regio (1945-2007). 01/10/2008 - 30/09/2009

Abstract

De oorspronkelijke doelstelling van de leer der internationale betrekkingen was inzicht te verkrijgen in de oorzaken van oorlog opdat de voorwaarden van vrede beter bekend zouden worden en de kans op vrede zou toenemen. Een spijtig gevolg hiervan was dat voornamelijk de oorlog aandacht kreeg, en dat vrede als concept veelal in de kou bleef staan. Een belangrijke verklaring is dat vrede, in duidelijke tegenstelling tot oorlog, niet problematisch werd (en wordt) geacht. Vrede is per definitie wenselijk en moet dus niet gedefinieerd worden. Een zelfde onkritische houding tot vrede bestaat er onder de algemene bevolking met betrekking tot de idee dat Europa specifiek, en het Westen in het algemeen, sinds 1945 een vredeszone is. Een dergelijke, schijnbaar natuurlijke waarheid noopt tot waakzaamheid en studie. Binnen de leer der internationale betrekkingen kunnen er, met betrekking tot het vraagstuk van de vrede, ruwweg twee scholen onderscheiden worden: het realisme en het liberalisme (waarbij de laatste gedurende de laatste twee decennia een constructivistische variant heeft ontwikkeld). Beide stromingen, maar niet de constructivistische variant, hanteren een beperkte ontologie van vrede. Ze definiëren vrede immers als de "mere absence of war." Wel geven ze verschillende oorzaken aan: een dominante macht of hegemon garandeert vrede voor de realisten; economische interdependentie, internationale instellingen en recht, en de democratie veroorzaken volgens de liberalen vrede. Het constructivisme, op vrede toegepast in de literatuur rond veiligheidsgemeenschappen (security communities) definieert vrede breder als de "dependable expecation of peaceful change". Hier echter nog meer dan bij het liberalisme komt de nadruk te liggen op democratie als voorwaarde voor vrede. Democratieën voeren immers geen oorlog met elkaar omdat ze elkaar kunnen vertrouwen. Maar, en op dit punt wenst dit project een bijdrage te leveren, hoe herkennen democratieën elkaar? Deze herkenning is immers noodzakelijk wil men wederzijds vertrouwen kunnen ontwikkelen. Wij zullen betogen dat education een belangrijke rol speelt in dit herkenningsproces. Dominante staten leren de andere staten aan hoe een goede democratie functioneert en aangezien de staten dus actief geconstrueerd werden als betrouwbare democratieën vervalt het probleem van de herkenning. Bovendien verschaft deze verklaring inzicht in de ontologie van vrede: deze wordt binnen deze optiek een gedisciplineerde en gelegitimeerde orde. Om deze bewering hard te maken zal er enerzijds een politiek-theoretisch onderzoek naar de samenhang tussen education en vrede worden gedaan alsook de mogelijkheid om deze theorie te extrapoleren naar het internationale niveau onderzocht. Centrale concepten hierbij zijn de "staat als burger" en "diplomatie als educatief medium". Anderzijds zullen we het theoretische model ook op haar empirische geldigheid testen. Heeft education met andere woorden een significante rol gespeeld in het totstandkomen en in de recente uitbreiding van de Westerse vrede? Hierbij zullen we focussen op de debatten rond zes vormende momenten of organisaties die inhoud gaven aan deze vrede: het Marshallplan, de oprichting van NAVO, de oprichting van EGKS, de oprichting van OVSE, de uitbreiding van NAVO, en de uitbreiding van EU. Wie stuwde deze processen? Hoe werden ze gerechtvaardigd? Werden er aan deelname eisen gesteld qua binnenlandse politieke organisatie? Werd actieve promotie van zowel deze processen zelf als van de gestelde eisen noodzakelijk geacht? Hoe werd er door de ontvangende staten of kandidaat-lidstaten op gereageerd? Deze vragen, die onze onderzoeksvraag - hoe constitueert education burgerschap? En hoe constitueert education, via burgerschap, vrede? ¿ operationaliseren, worden beantwoord op basis van een analyse van zowel primaire bronnen als secundaire literatuur.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject