Onderzoeksgroep

Expertise

Audiologisch/otoneurofysiologisch onderzoek, evenwichtsonderzoek en stemanalyse.

Vergelijkende, gerandomiseerde studie HD-tDCS versus controle: effecten op tinnitus ernst en cognitie met inbegrip van objectieve metingen. 01/10/2018 - 30/09/2022

Abstract

Een vergelijkende, gerandomiseerde klinische studie wordt opgezet waarbij de effecten van HDtDCS (een niet-invasieve neuromodulatie techniek) worden vergeleken met sham stimulatie. In de sham situatie ondergaat de patiënt een identieke opzet maar wordt er geen stimulatie verschaft waardoor er gecontroleerd kan worden voor placebo-effect. Deze studie zal de effecten van HDtDCS op chronische, niet-pulsatiele tinnitus op een betrouwbare manier kunnen nagaan gezien er gecontroleerd zal worden voor beïnvloedende factoren zoals angst, depressie, gehoorverlies, gradatie van ernst van de tinnitus, leeftijd en geslacht. Op deze manier kunnen er finale aanbevelingen aangeleverd worden met betrekking tot een gestandaardiseerd protocol voor het uitoefenen van HD-tDCS bij tinnituspatiënten. Wanneer accurate, geïndividualiseerde en effectieve therapie kan aangeboden worden aan de patiënt, zal de totale kost (zowel economisch als voor de patiënt persoonlijk) aanzienlijk dalen. Onze bevindingen zullen relevant zijn voor alle hulpverleners die te maken krijgen met tinnituspatiënten (psychologen, psychiaters, manueel therapeuten, huisartsen, neus-keel-oorartsen, audiologen, etc.).

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Gentherapie voor DFNA9: downregulatie van het mutante COCH allel in cellijnen met de synthetische adeno-geassocieerde virale vector Anc80L65 en CRISPR/Cas9-gemedieerde genetische bewerking. 01/11/2017 - 31/10/2018

Abstract

DNFA9 is een autosomaal dominante niet-syndromale oorzaak van laattijdig perceptief gehoorverlies en bilaterale vestibulopathie (uitval van evenwichtsfunctie). De leeftijd waarop het gehoorverlies ontstaat varieert per mutatie, met een gemiddelde leeftijd tussen de 30-50 jaar. Dit gehoorverlies start typisch eerst op de hoge frequenties met een evolutie naar doofheid. DFNA9 wordt veroorzaakt door mutaties in het COCH gen (Coagulation Factor C Homology), dat zich op chromosoom 14q12-13 bevindt en codeert voor het eiwit cochlin (550 basenparen groot), dat vooral tot expressie komt in het binnenoor tussen de zenuwvezels in het ganglion spirale en het sensorisch epitheel. Meer dan 20 mutaties werden totnutoe beschreven in regio's zoals Noord-Amerika, Japan, Australië, Koreaen België/Nederland. De primaire doelstelling is een in-vitro proof-of-principle voor een gentherapeutische strategie om mutant cochlin expressie uit te schakelen in het binnenoor met behulp van Anc80L65AAV/CRISPR/Cas9-gemedieerde genetische modificatie. Deze methode zal eerst bestudeerd worden in cellijnen om verdere studies te ondersteunen in een fundamenteel diermodel met abnormale expressie van cochlin.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Geïntegreerde aanpak voor de beoordeling van de anatomische karakteristieken voor de prospectieve selectie van patiënten met obstructief slaap apnea voor behandeling met tongzenuwstimulatie of combinatiebehandeling met mandibulair repositie apparaat. 01/10/2017 - 30/09/2021

Abstract

Obstructief slaap apnea (OSA) is een chronische aandoening die gekenmerkt wordt door het geheel of gedeeltelijk afsluiten van de bovenste luchtweg tijdens de slaap. OSA gaat gepaard met belangrijke gezondheidsrisico's en heeft een hoge prevalentie onder de bevolking. Voor meer ernstige vormen van OSA bestaat er een standaardbehandeling onder vorm van het aanbrengen van continue positieve luchtdruk of CPAP via een masker ter hoogte van neus en/of mond. De doeltreffendheid van deze behandeling wordt echter vaak ondermijnd door een lage therapietrouw omdat de tolerantie van patiënten voor deze behandeling vaak beperkt is. Bij het selecteren van OSA patiënten voor alternatieve niet-CPAP behandelingen zoals behandeling met mondbeugels, type mandibulair repositie apparaat (MRA), of ademhalingsgestuurde tongzenuwstimulatie maakt men momenteel gebruik van eerder invasieve onderzoeken. In dit doctoraatsonderzoek zal een geïntegreerde, innovatieve aanpak geëvalueerd worden die toelaat om de anatomische karakteristieken van de individuele bovenste luchtweg te meten op niet-invasieve wijze. De hypothese in dit onderzoeksproject is dat de anatomische kenmerken zoals de plaats van bovenste luchtweg obstructie en de neiging tot bovenste luchtweg collaps kunnen afgeleid worden van het ademhalingsflow signaal dat tijdens een routine slaaponderzoek altijd wordt geregistreerd. De voorspellende waarde van deze innovatieve, niet-invasieve methode zal bepaald worden, ook in functie van de onderzoeken die momenteel gebruikt worden in de kliniek. Concreet zal nagegaan worden of we door gebruik te maken van deze innovatieve methode het succes met tongzenuwstimulatie al of niet in combinatie met MRA behandeling beter kunnen voorspellen om zo de resultaten van deze behandelingsopties te verbeteren op basis van het beter in kaart brengen van de anatomische karakteristieken van de bovenste luchtweg bij de individuele OSA patiënt.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Innovatieve methode voor fysiopathologische phenotypering van patiënten met obstructief slaap apnea voor een meer geïndividualiseerde behandeling. 01/10/2016 - 30/09/2021

Abstract

Obstructief slaap apnea (OSA) is een aandoening met belangrijke gezondheidsrisico's indien een diagnose en/of behandeling uitblijft. De prevalentie van OSA onder de bevolking is hoog en zit in stijgende lijn. De aangewezen eerste keuze behandeling voor meer ernstige vormen van OSA is 'continuous positive airway pressure' of CPAP. Het is duidelijk aangetoond dat succesvolle behandeling met CPAP in staat is om de gezondheidsrisico's gerelateerd aan OSA op te heffen. De gemiddelde klinische doeltreffendheid van CPAP behandeling voor OSA is echter relatief laag omdat het gebruik van het toestel vaak gehinderd wordt door een beperkte tolerantie door de patiënt. Er is dus een hoge nood aan alternatieve, succesvolle niet-CPAP behandelingen. De uitdaging bij deze niet-CPAP behandelingsopties is dat het succes van deze behandelingen bij niet-geselecteerde patiënten variabel is. In dit onderzoeksproject zal getracht worden een innovatieve aanpak te valideren die toelaat om alle pathofysiologische kenmerken te bepalen bij de individuele OSA patiënt en die te vertalen naar phenotypering. Eerst zullen we proberen aan te tonen dat de anatomische kenmerken zoals plaats van bovenste luchtweg obstructie en de neiging tot bovenste luchtweg collaps kunnen afgeleid worden van het ademhalingsflow signaal dat tijdens slaaponderzoek altijd wordt geregistreerd. Vervolgens zullen klinische studies worden uitgevoerd om het succes met niet-CPAP behandeling prospectief te voorspellen in de individuele OSA patiënt via niet-invasieve bepaling van de anatomie aan de hand van deze gevalideerde methode voor phenotypering. De resultaten van twee specifieke types van heelkunde zullen aldus worden geanalyseerd. Tot slot zullen we deze methode voor bepaling van de phenotypische eigenschappen van OSA patiënten toepassen op OSA patiënten die combinatie therapie ondergaan. Het hoofddoel van dit onderzoeksproject is om in de individuele patiënt predictoren van behandelsucces te identificeren gebaseerd op een beter inzicht in de pathofysiologie van OSA. Dit type van geïndividualiseerde patiëntenselectie zal waarschijnlijk aanleiding geven tot betere resultaten op het vlak van gezondheidsverbetering met niet-CPAP behandelingen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Pathofysiologische en cardiovasculaire veranderingen tijdens behandeling met continue positieve luchtdruk en mondbeugels, beide in de optimale dosis, voor patiënten met obstructief slaap apneu. 01/10/2015 - 30/09/2018

Abstract

Obstructief slaapapneu (OSA) is een vaak voorkomend gezondheidsprobleem, en geeft een verhoogd risico op cardiovasculaire morbiditeit en daaraan gerelateerde mortaliteit. Een adequate behandeling van OSA is daarom ook belangrijk. Continuous positive airway pressure (CPAP) is de gouden standaard behandeling, maar mondapparaten worden meer en meer voorgeschreven. Het meest gebruikte en best onderzochte mondapparaat in de behandeling van OSA is het mandibulaire repositie apparaat (MRA) dat de onderkaak naar voren houdt, met als doel de bovenste luchtweg te verruimen. Deze voorwaartse positionering van de onderkaak zal er toe bijdragen dat er minder makkelijk obstructies van de bovenste luchtweg kunnen optreden. Zowel CPAP als MRA zijn levenslange behandelingen waarbij de patiënt de verantwoordelijkheid heeft om de behandeling adequaat te gebruiken. Daarom is opvolging van de therapietrouw tijdens MRA behandeling van primordiaal belang. Daarnaast is het voor beide behandelingen belangrijk dat de optimale 'dosis' wordt gebruikt, zijnde luchtdruk voor CPAP en mandibulaire protrusie voor MRA. Immers, in de literatuur lijkt een dosisafhankelijke respons een frequente bevinding te zijn, maar grotere dosissen leiden niet altijd tot een overeenstemmende reductie in ernst van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen. Voor MRA-behandeling is het vinden van de optimale dosis echter 'trial and error' op dit moment. Daarom zal in dit onderzoeksproject de toepasbaarheid van titratie tijdens polysomnografie worden nagegaan, en worden vergeleken met titratie tijdens slaapendoscopie voor zowel CPAP als MRA-behandeling. Daarenboven zullen pathofysiologische en cardiovasculaire veranderingen onder behandeling in de optimale dosis worden bekeken.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Studie van ruimtevlucht geïnduceerde neuroplasticiteit met behulp van geavanceerde NMR beeldvormingstechnieken. 01/10/2015 - 30/09/2017

Abstract

Neuroplasticiteit is de eigenschap van de hersenen om zichzelf te reorganiseren. Dit onderzoek zal zich focussen rond deze neuroplasticiteit na ruimtevlucht. Micrograviteit heeft immers een immense impact op verscheidene fysiologische systemen, in bijzonder het evenwichtssysteem. Met behulp van geavanceerde beeldvormingstechnieken zoals Diffusie Tensor Imaging (DTI) en High Angular Resolution Diffusion Imaging (HARDI), zal getracht worden biomarkers bloot te leggen voor deze ruimtevlucht geïnduceerde neuroplasticiteit. Analoog zullen deze biomarkers ook geverifieerd worden bij vestibulaire patiënten met specifieke klachten.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

  • Labo voor evenwichtsonderzoek en aerospace (LEIA)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Studie van ruimtevlucht geïnduceerde neuroplasticiteit met behulp van geavanceerde NMR beeldvormingstechnieken. 01/10/2013 - 30/09/2015

Abstract

Neuroplasticiteit is de eigenschap van de hersenen om zichzelf te reorganiseren. Dit onderzoek zal zich focussen rond deze neuroplasticiteit na ruimtevlucht. Micrograviteit heeft immers een immense impact op verscheidene fysiologische systemen, in bijzonder het evenwichtssysteem. Met behulp van geavanceerde beeldvormingstechnieken zoals Diffusie Tensor Imaging (DTI) en High Angular Resolution Diffusion Imaging (HARDI), zal getracht worden biomarkers bloot te leggen voor deze ruimtevlucht geïnduceerde neuroplasticiteit. Analoog zullen deze biomarkers ook geverifieerd worden bij vestibulaire patiënten met specifieke klachten.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

  • Labo voor evenwichtsonderzoek en aerospace (LEIA)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een studie van ruimtevlucht geïnduceerde neurale plasticiteit door mdidel van geavanceerde MRI-methoden (BRAIN-DTI). 01/01/2012 - 31/12/2021

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de federale overheid. UA levert aan de federale overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

  • Labo voor evenwichtsonderzoek en aerospace (LEIA)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Hoe ontstaat een auditief bewustzijnspercept. 01/01/2012 - 31/12/2015

Abstract

Dit project onderzoekt de neurale hersennetwerken, die leiden tot bewuste perceptie van geluiden. De onderzoeksmethode berust op functionele beeldvorming aan de hand van kwantitiatieve electroencephalografie en PET scan bij personen met een normaal gehoor en personen met fantoomgeluid met een corticaal implant, evenals buj personen met een cochleair implant omwille van doofheid. Dit project beoogt bij te dragen tot algemene inzichten in het auditieve bewustzijn specifiek en bewustzijn in het algemeen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De neurale correlaten van auditieve bewustzijnsperceptie. 01/10/2011 - 30/09/2013

Abstract

Bewustzijn is één van de grootste onopgeloste mysteries binnen de neurowetenschappen. Het bewust waarnemen van auditieve stimuli met een betekenis is een cruciaal sensorisch percept. Het begrijpen van de hersenmechanismen betrokken bij auditieve bewustzijnsperceptie, zoals ruis of tonen is cruciaal om onze kennis te vergroten over bewustzijn. Horen wordt hoofdzakelijk verwerkt binnen het auditief systeem. Er is echter aangetoond dat activiteit binnen de auditieve hersenschors noodzakelijk is, maar niet voldoende voor een auditief bewustzijnspercept. Om een auditieve stimulus bewust te percipiëren moeten er andere hersennetwerken worden geco-activeerd. In dit project trachten we deze verschillende netwerken weer te geven, te ontrafelen en te bepalen wat hun exacte functie is gerelateerd aan bewustzijn door drie populaties te includeren. Eén groep zonder auditief bewustzijnsperceptie (i.e. personen met bilaterale doofheid), één groep met een normaal auditief bewustzijnsperceptie (i.e. gezonde subjecten) en één groep met een overactieve auditief bewustzijnspeceptie (i.e. fantoompercept). Auditieve stimuluspresentatie net onder en boven de gehoorsgrens zullen worden geanalyseerd door gebruik te maken van verschillende beeldvorming- en neuromodulatie technieken. Dit onderzoeksproject zal fundamentaal bijdragen tot het begrip van de neurobiologische mechanismen betrokken bij auditieve bewustzijnsperceptie. Bovendien zal dit onderzoek bijdragen tot de neurowetenschappen door het introduceren van de netwerkwetenschappen binnen het bewustzijnsonderzoek, alsook in het ontwikkelen van nieuwe diagnostische middelen en behandelingen voor patiënten met een auditief probleem.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een studie naar het verband tussen stotterernst en het zelfbeeld bij adolescenten via mediërende interne processen, de positie in de klasgroep en de relatie met de leraar. Op weg naar meer begrip van een complexe spraakstoornis. 01/07/2011 - 30/06/2015

Abstract

Probleemstelling: Ondanks dat meer dan 100 000 Belgen leven met een stotterprobleem, wordt deze complexe spraakstoornis in ons land weinig bestudeerd op academisch niveau. Stotteren kent echter een nefaste invloed op verschillende aspecten van het leven en kan leiden tot functionele problemen in communicatie, een verminderd vermogen om doelen te bereiken in het leven en een lagere levenskwaliteit. Bovendien richten de meeste internationale studies naar behandelingsresultaten zich op veranderingen in de waarneembare kenmerken van stotteren en worden er beduidend minder studies uitgevoerd naar de bredere gevolgen van het stotteren. Deze waarneembare stottergedragingen zijn echter slechts het topje van de ijsberg. De interne stottergedragingen, zoals angstgevoelens en denkstoornissen, maken iemand tot een stotteraar. Kortom, een niche binnen het onderzoeksveld dat dringend meer aandacht vraagt. Onderzoeksvragen: Binnen dit onderzoek willen we de complexe wisselwerking tussen interne en externe beïnvloedende factoren ontrafelen. Onze primaire focus is daarbij de relatie tussen stotteren en het zelfbeeld. De adolescentie wordt gekenmerkt door een sterk zelfbewustzijn en is daarom bij uitstek de interessantste periode om deze relatie te onderzoeken. Een longitudinale onderzoeksopzet zal ten eerste meer duidelijkheid brengen in het verband tussen de evolutie in stotterernst en het zelfbeeld van adolescenten. Als interne mediërende factoren van de relatie tussen stotterernst en zelfbeeld bestuderen we vervolgens de negatieve communicatieattitudes, maladaptief perfectionisme en temperament. Als externe mediërende factoren brengen we de relatie met de leerkracht en de positie die een stotterende leerling inneemt in de klas in rekening. De adolescentieperiode gaat immers gepaard met een toenemende afhankelijkheid van peers en een corresponderende toenemend streven naar onafhankelijkheid ten aanzien van volwassenen. We houden daarbij ook rekening met de invloed van eventuele negatieve attitudes van leraren ten aanzien van stotteren. Innovatief onderzoek: Dit onderzoek bouwt voort op een eerdere innovatieve, exploratieve studie uitgevoerd door één van de leden van het onderzoeksteam. Deze studie voegt daar echter nog diverse nieuwe elementen aan toe. Tot op heden werd het verband tussen de evolutie in stotterernst en zelfbeeld als multi-dimensioneel concept nog niet bestudeerd (longitudinale data). Ook de rol van temperamentkenmerken en de beïnvloedende sociale factoren binnen het mediatieproces werden tot op heden niet onderzocht. Het bestuderen van de relatie die een stotterende adolescent ontwikkelt met zijn klasgenoten en zijn leerkrachten en de impact hiervan op het zelfbeeld van de adolescent is uniek en zal interessante inzichten opleveren vanuit diverse oogpunten. Meerwaarde/opbrengst onderzoek: Om deze verschillende onderzoeksvragen te beantwoorden is een multidisciplinaire samenwerking tussen NKO artsen binnen de Faculteit van Geneeskunde en de onderwijsdeskundigen en schoolpsychologen van het Instituut voor Onderwijs- en Informatie¬wetenschappen onontbeerlijk. De unieke samenwerking zal niet alleen belangrijke inzichten opleveren voor de theorievorming rond stotteren, maar zal ongetwijfeld ook nieuwe aangrijpingspunten aanbieden voor de behandeling van stotteren. Voor de onderwijspraktijk zal deze samenwerking concrete richtlijnen opleveren voor het ontwikkelen van een zorgbeleid op maat van individuele leerlingen, binnen de hedendaagse onderwijskundige context waarin leraren als primaire zorgverleners beschouwd worden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Het effect van evenwichtstraining in combinatie met transcraniële Direct Current Stimulatie op posturale controle bij patiënten met een CVA. 01/01/2011 - 31/12/2012

Abstract

In dit project wordt sensomotorische training gecombineerd met niet-invasieve hersenmodulatie bij CVA patiënten. Dit zal gebeuren aan de hand van een dubbel-blind, sham-gecontroleerde, studie. Het effect op de posturale controle van extra statische evenwichtstraining, waarbij gebruik gemaakt wordt visuele feedback, al of niet in combinatie met transcraniële Direct Current Stimulatie zal worden onderzocht. Met dit project hopen we bij te dragen tot de implementatie van nieuwe relevante behandelingsmodaliteiten in de klinische praktijk bij deze patiëntenpopulatie.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Multidisciplinair Motor Centrum Antwerpen - M²OCEAN. 22/07/2010 - 31/10/2016

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Vlaamse overheid. UA levert aan de Vlaamse overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

BAHA en spraakverstaan. 01/10/2009 - 30/09/2013

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de UZA. UA levert aan de UZA de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Oculo-vestibulaire geëvokeerde spierpotentialen als nieuw diagnostisch tool in de klinische praktijk. 01/10/2009 - 17/02/2010

Abstract

Het project omvat het verder uitwerken van een recent ontdekte vestibulaire pathway en het invoeren van een nieuwe test, de ocular vestibular evoked myogenic potentials (oVEMP), in de klinische praktijk ter aanvulling van de reeds gestandariseerde vestibulaire oppuntstelling. oVEMP zouden indicatief zijn voor de integriteit van de otolith-ocular pathways en zouden complementair zijn aan cervical VEMP (cVEMP) die de sacculo-collische pathways testen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Onderzoek naar de relatie tussen valincidentie en evenwichts- en houdingscontrole bij CVA-patiënten. 01/10/2007 - 30/09/2011

Abstract

Het project ontwikkelt en valideert de technologie voor het bepalen van hoofd- en romphouding bij patiënten met een cerebrovasculair accident (CVA). Vervolgens wordt de relatie tussen de houdingsaspecten en het vallen onderzocht. In het bijzonder worden evenwichts en neuropsychologische processen hierbij betrokken. De verkregen inzichten worden geïmplementeerd en vervolgens geëvalueerd.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De ontwikkeling van een betrouwbaar akoestisch correlaat voor stemkwaliteit gebaseerd op lopende spraak. 01/02/2007 - 31/07/2007

Abstract

De objectieve evaluatie van stemkwaliteit gebeurt hoofdzakelijk op basis van akoestische parameters. Tot op heden gebeurt deze analyse standaard op een geïsoleerde vocaal. Dit is een onrealistische benadering vermits communicatie per definitie "connected speech" is. Het ontwikkelen van een objectief correlaat op basis van lopende spraak zou een enorme stap vooruit zijn naar een meer realistische en objectieve benadering van de stem en meer bepaald heesheid in de NKO-kliniek.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Objectivering van tinnitus en objectieve evaluatie van tinnitus intensiteit op basis van Loretta EEGs. 01/01/2006 - 31/12/2009

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Identificatie van genen voor lawaai-geïnduceerd gehoorverlies. 01/01/2006 - 31/12/2008

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    Studie van genetische en omgevingsfactoren voor ouderdomsslechthorendheid. 01/10/2005 - 30/09/2007

    Abstract

    Op basis van een uitgebreide literatuurstudie hebben we een inventaris gemaakt van omgevingsfactoren die mogelijk geassocieerd zijn met OSH. Blootstelling aan deze omgevingsfactoren zal worden nagegaan bij deelnemende personen via een interview aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst. Een professionele databank die omgevingsfactoren, klinische gegevens en audiologische variabelen voor alle deelnemende personen bevat, werd reeds opgezet met behulp van een softwarebedrijf, en zal de basis vormen voor de statistische analyse. In een eerste aanpak zullen univariate testen (ANOVA, ANCOVA) gebruikt worden om de verschillende factoren apart te analyseren. Vervolgens zal multivariate statistiek (cluster analysis, discriminant analysis, logistic regression, and principal component analysis) gebruikt worden om specifieke combinaties die bijdragen tot slechthorendheid te identificeren. Uiteraard zullen de omgevingsfactoren ook met de genetische factoren worden gecorreleerd, teneinde tot een globaal etiologisch model voor OSH te komen.

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    Spraakverstaan en levenskwaliteit bij patiënten met een cochleair inplant. 01/09/2005 - 31/08/2006

    Abstract

    Door adequatere onderzoekstechnieken en analyse van resultaten in termen van QoL en auditief functioneren is een betere indicatiestelling voor Cl en een adequatere post-operatieve follow-up mogelijk. De doelstelling van het onderzoek kunnen we samenvatten in volgende punten: 1. evaluatie van nieuwe onderzoekstechnieken bij Cl voor de programmering van de spraakprocessor (NAT) 2. evaluatie van resultaten van Cl bij specifieke patientengroepen in termen van spraakverstaan en QoL. Onder deze noemer verstaan we DFNA9-patiënten, patiënten met auditieve neuropathie, bejaarde patiënten en patiënten met functioneel restgehoor (EAS, unilateraal gehoorverlies). 3. evaluatie van de resulaten van bilaterale Cl, en dit zowel bij volwassenen als bij kinderen.

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    Binauraal horen bij kinderen met twee cochleaire implantaten. 01/01/2005 - 31/12/2008

    Abstract

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    Subfenotypering van otosclerose : multi-disciplinaire diagnostiek voor cochleaire otosclerose. 01/10/2004 - 31/05/2005

    Abstract

    Otosclerose is een frequent voorkomende botabnormaliteit van het otisch kapsel, gekenmerkt door abnormale resorptie en redepositie van bot. Men maakt een onderscheid tussen histologische en klinische otosclerose. Histologische otosclerose betekent dat de aanwezigheid van otosclerose post mortem gediagnosticeerd werd bij histologisch onderzoek van rotsbeenderen. Klinische otosclerose betekent de aanwezigheid van geleidings- of gemengde doofheid veroorzaakt door stapediale fixatie of ronde venster abnormaliteiten. Er is echter een belangrijke discrepantie in de prevalenties van beide vormen, respectievelijk 2.5 % voor histologische otosclerose en 0.3 % voor klinische otosclerose. Otosclerose wordt dus in de klinische praktijk duidelijk (factor 8!) ondergediagnosticeerd. Deze discrepantie tussen histologische en klinische otosclerose wordt veroorzaakt door de variabele topografie van de otosclerotische foci in het otische kapsel: niet alle lokalisaties veroorzaken een typische symptomatologie. Indien het gaat om fenestrale otosclerose (ovale of ronde venster) is de diagnose relatief gemakkelijk te stellen met audiometrische en tympanometrische technieken. Hier vindt men de aanwezigheid van een conductief of gemengd gehoorverlies, al dan niet met een kenmerkende Carhart notch. Indien de otosclerotische haarden elders in het otische kapsel voorkomen, kan deze zogenaamde 'cochleaire otosclerose' audiometrisch moeilijk gedifferentieerd worden van andere vormen van perceptief gehoorverlies. Door middel van radiologische beeldvorming kan in een aantal gevallen de diagnose van cochleaire otosclerose gesteld worden, hoewel met de huidige systemen de letsels meestal slecht herkenbaar zijn. Concluderend kan gesteld worden dat gezien de hoge frequentie in de populatie er een grote nood bestaat aan een sensitievere en specifiekere diagnostiek voor cochleaire otosclerose, zowel klinisch als radiologisch. Bovendien blijkt otosclerose een genetisch complexe aandoening veroorzaakt door een interactie van genen en omgevingsfactoren. De invloed van deze interactie is momenteel onvoldoende gekend maar ligt waarschijnlijk gedeeltelijk aan de basis van de heterogene fenotypische karakteristieken. Verdere classificatie van deze otosclerotische subfenotypes is dan ook een conditio sine qua non voor de klinische diagnostiek. Wanneer wetenschappelijk onderzoek erin slaagt eenduidig risicofactoren uit de omgeving of van genetische aard aan te duiden en deze te correleren aan fenotypische karakteristieken is de basis hiervoor gelegd. De fundamentele inzichten in het ontstaansmechanisme van otosclerose en de concretere classificatie van otosclerose-subfenotypes verworven door dit project, zal de NKO-artsen toelaten een meer specifieke diagnose te stellen. Op deze manier zal de huidige symptomatische aanpak van otosclerose evolueren naar een meer individu-specifieke aanpak.

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    Model voor evaluatie en revalidatie van patiënten met unilaterale vestibulaire deafferentiatie. 01/02/2004 - 31/12/2005

    Abstract

    De studie omvat: -1- normering en validering van een klinisch evaluatieprotocol om voor patiënten met een unilaterale vestibulaire deafferentiatie houding en locomotie op een eenduidige manier te kwantificeren en -2- studie van de korte en lange termijneffecten als gevolg van het toedienen van een specifieke, geïndividualiseerde vestibulaire oefentherapie in de acute fase bij deze patiëntenpopulatie.

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    Etiologische factoren voor ouderdomsslechthorendheid. 01/01/2004 - 31/12/2007

    Abstract

    Ouderdomsslechthorendheid is de meest frequente sensorische handicap. Het is een complexe ziekte veroorzaakt door een interactie van omgevings- en genetische factoren. Tot nu toe is slechts weinig geweten over de betrokken genetische factoren. Dit project beoogt de identificatie van genetische factoren aan de hand van associatiestudies op kandidaatgenen met stalen die verzameld worden in drie Vlaamse centra (Antwerpen, Gent en Brussel).

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

      Project type(s)

      • Onderzoeksproject

      Identification of susceptibility genes for noise-induced hearing loss. 01/01/2004 - 31/12/2005

      Abstract

      Onderzoeker(s)

      Onderzoeksgroep(en)

        Project type(s)

        • Onderzoeksproject

        Identificatie van genen verantwoordelijk voor erfelijke slechthorendheid. 01/10/2002 - 30/09/2003

        Abstract

        De algemene doelstelling van dit project is een beter inzicht te verwerven in de moleculaire mechanismen betrokken bij horen en slechthorendheid, door middel van de identificatie en karakterisatie van genen voor ergelijk gehoorverlies. De specifieke doelstellingen zijn de identificatie van genen verantwoordelijk voor respectievelijk lage frequentie, midfrequentie en hoge frequentie slechthorendheid, op basis van families met autosomaal dominante slechthorendheid van deze 3 types, die koppeling vertonen in drie verschillende chromosomale regio's.

        Onderzoeker(s)

        Onderzoeksgroep(en)

          Project type(s)

          • Onderzoeksproject

          Risicofactoren voor leeftijdsgebonden gehoorverlies en vestibulaire aantasting. 01/08/2001 - 31/07/2003

          Abstract

          De doelstelling van dit project is de identificatie van risicofactoren in genen en omgeving voor presbyacusis en vestibulaire aantasting in de Europese populatie. Een grote groep patiënten dient in detail klinisch onderzocht te worden, er dient een inventaris opgemaakt te worden van omgevingsfactoren, en er moet een DNA staal van elke persoon bekomen worden. Statistische analyse van de klinische data en omgevingsvariabelen zal uitwijzen welke de belangrijke betrokken omgevingsfactoren zijn, en genetische analyse van de DNA stalen zal de vatbaarheidsgenen identificeren.

          Onderzoeker(s)

          Onderzoeksgroep(en)

            Project type(s)

            • Onderzoeksproject

            Onderzoek naar objectieve karakteristieken van spraakproductie en de ontwikkeling van een maat voor spraakverstaanbaarheid bij personen met een verbale communicatie-handicap. 01/10/1999 - 30/03/2000

            Abstract

            Onderzoeker(s)

            Onderzoeksgroep(en)

              Project type(s)

              • Onderzoeksproject

              Lokalisatie en identificatie van genen verantwoordelijk voor erfelijk gehoorverlies. 01/01/1999 - 31/12/2000

              Abstract

              De algemene doelstelling van dit project is een beter inzicht te verwerven in de moleculaire mechanismen betrokken bij horen en slechthorendheid, door middel van de identificatie en karakterisatie van genen voor erfelijk gehoorverlies. Het project omvat functionele studies van het TECTA gen, positionele klonering van de DFNA2, DFNA5 en DFNA10 genen, en analyse van muismodellen voor erfelijke doofheid.

              Onderzoeker(s)

              Onderzoeksgroep(en)

                Project type(s)

                • Onderzoeksproject

                Onderzoek naar de klinische relevantie van hoogfrequente stimulatiepatronen bij de evaluatie van het 3dimensionaal vestibulo-oculair reflex in specifieke letsels. 01/01/1998 - 31/12/2001

                Abstract

                Bewegingen van het hoofd worden geregistreerd via het evenwichtsstelsel. Aan de hand van deze vestibulaire informatie worden de ogen gestuurd om blikstabilisatie te bekomen. Deze reflex wordt de vestibulo-oculaire reflex (VOR) genoemd. Deze VOR werkt optimaal bij natuurlijke en in het geval van de mens, snelle hoofdbewegingen (1-4 Hz). Klinisch wordt de VOR bij patiënten met duizeligheidsklachten steeds geëvalueerd bij trage frequenties (0.05 Hz). Het project heeft tot doel storingen van de VOR te evalueren bij hogere en dus meer fysiologische stimulatiefrequenties. De VOR zal daarenboven in drie dimensies onderzocht worden (horizontaal, vertikaal en torsioneel) bij patiënten met specifieke vestibulaire letsels zoals acousticus neurinoma evenals bij patiënten met autosomaal dominante doofheid.

                Onderzoeker(s)

                Onderzoeksgroep(en)

                  Project type(s)

                  • Onderzoeksproject

                  Lokalisatie en isolatie van genen, verantwoordelijk voor erfelijke ziektebeelden. 01/01/1998 - 31/12/2001

                  Abstract

                  Door positionele clonenng zullen genen geïdentificeerd worden die betrokken zijn bij humane, erfelijke aandoeningen. Ook de fysiologische functie en de pathogene mechanismen zullen bestudeerd worden. Het onderzoek zal zich toespitsen op het fragiele X-syndroom, doofheid en botziekten.

                  Onderzoeker(s)

                  Onderzoeksgroep(en)

                    Project type(s)

                    • Onderzoeksproject

                    Onderzoek naar de prevalentie van lanryngo-faryngeale reflux bij chronische laryngitis, chronische faryngitisch, laryngofaryngeale, plaatepitheel carcinoma en laryngeale aandoeningen. 01/10/1997 - 31/01/1999

                    Abstract

                    "Posterieure laryngitis" of "acid throat" zijn in NKO-middens reeds lang algemeen aanvaard als een manifestatie van gastro-oesofageale reflux die tot in de hypofarynx en larynx reikt. Nochtans is er nog maar weinig onderzoek gedaan om dit fenomeen te kwantificeren. Sinds het beschikbaar komen van de ambulante pH-metrie met dubbele probe is het mogelijk de refluxpatronen oesofageaal en laryngeaal te vergelijken. We voerden tot hiertoe 170 pH-metingen uit bij patiënten met verscheidene keelaandoeningen. Alle patiënten werden beoordeeld dmv. een multicentrisch gebruikt, gestandaardiseerd protocol. Dit omvat oa. een vragenlijst waarop typische refluxsymptomen en risicofactoren gescoord worden. Ook de verschillende aspecten van de laryngoscopie en -stroboscopie worden telkens systematisch gerepertorieerd: oedeem, erytheem, granulomen, stembandsluiting en beweeglijkheid etc. Aan patiënten met een afwijkende oesofageale pH-metrie werd voorgesteld een gastroscopie te ondergaan. Door middel van statistische analyse zullen we nagaan wat het aandeel van blootstelling aan maagsap is in het ontstaan of onderhouden van deze verschillende laryngeale pathologieÙn.

                    Onderzoeker(s)

                    Onderzoeksgroep(en)

                      Project type(s)

                      • Onderzoeksproject

                      Studie naar de efficientie van immunotherapie bij atopische rhinitis tegen huisstofmijtallergie. 01/03/1997 - 31/12/1998

                      Abstract

                      Anders dan de (symptomatische) medicamenteuze behandeling van allergie met antihistaminica, is de modulatie van het immuunantwoord op antigene prikkels dmv. een hyposensibilisatiekuur met injectie van het antigen in kwestie. Deze 'disease-modifying' aanpak kan een interessant alternatief zijn, zeker in het geval van perenniale allergieÙn, zoals huisstofmijt. In een dubbelblind, placebogecontroleerde opzet krijgen 30 patiënten op 8 maanden tijd 26 injecties. Het betreft hier een gezuiverd depotpreparaat van Dermatophagoides pteronyssinus (Depothal mites). patiënten houden dagelijks hun symptoomscore bij, en ook de inname van extra medicatie wordt nagegaan. Tevens worden de neveneffecten na de inspuitingen gescoord. In het begin en op het einde van de studie worden huidtesten afgenomen en een 'short-form' (SF36) quality of living vragenlijst voorgelegd aan de proefpersonen. Na afloop van de studie zal dmv. statistische analyse nagegaan worden of immunotherapie een valabel alternatief is voor de klassieke antihistaminica.

                      Onderzoeker(s)

                      Onderzoeksgroep(en)

                        Project type(s)

                        • Onderzoeksproject

                        Instabiliteit van de bovenste luchtwegen tijdens de slaap : studie naar de mogelijkheden voor evaluatie en therapeutische toepassingen bij patiënten met slaapgebonden ademhalingsstoornissen. 01/10/1996 - 30/09/1998

                        Abstract

                        Studie van de mechanismen die het gedrag van de bovenste luchtwegen tijdens de slaap alsook het optreden en beÙindigen van apneas bepalen , door het meten van de plaats van bovenste luchtwegobstructie , de graad van bovenste luchtwegcollapsibiliteit en de segmentaire weerstand. Nagaan op welke wijze deze parameters worden gemodelleerd door verschillende behandelingsmogelijkheden teneinde de therapeutische implicaties en het impact op de levenskwaliteit van patiënten met slaapgebonden ademhalingsstoornissen, te beoordelen.

                        Onderzoeker(s)

                        Onderzoeksgroep(en)

                          Project type(s)

                          • Onderzoeksproject

                          Evaluatie van de klinische relevantie van het onderzoek van het driedimensionale vestibulo-oculaire reflex in specifieke neurologische letsels en in het genetisch onderzoek van doofheid. 01/01/1996 - 31/12/1999

                          Abstract

                          Het horizontaal, vertikaal en torsioneel vestibulo oculaire reflex (3D VOR) wordt gemedieerd door verschillende centraal neurologisch vestibulaire banen. Video informatica systemen laten toe de 3-D oogbeweging kwantitatief te registreren on line en simultaan. Correlatie van deze gegevens met specifieke neurologische letsels zal toelaten de klinische waarde van 3-D video-oculografie te beoordelen Daarenboven zal nagegaan worden of er een bijkomende waarde bestaat van deze techniek bij het onderzoek in genetische doofheid met het oog op preciesere linkage analysis.

                          Onderzoeker(s)

                          Onderzoeksgroep(en)

                            Project type(s)

                            • Onderzoeksproject

                            Lokalisatie en identificatie van genen verantwoordelijk voor erfelijke gehoorsverlies. 01/01/1996 - 31/12/1998

                            Abstract

                            Het doel van dit project is de lokalisatie en identificatie van genen die niet-syndromale doofheid veroorzaken. Dit moet een beter inzicht verschaffen in de fysiologie van het gehoor, en de mechanismen die leiden tot gehoorsverlies. De specifieke objectieven zijn het verzamelen van families met erfelijk gehoors verlies, de lokalisatie van nieuwe doofheidsgenen en het kloneren van deze doofheidsgenen.

                            Onderzoeker(s)

                            Onderzoeksgroep(en)

                              Project type(s)

                              • Onderzoeksproject

                              Europese werkgroep rond de genetica van gehoorsverlies. 01/01/1996 - 31/12/1998

                              Abstract

                              Het doel van het europese project (hear) is het uniformiseren van de benadering van genetische doofheid, het uniformiseren van de terminologie en het standardiseren van diagnosische en research methoden. Dit wordt behandeld in werk groepen epidemiologie, audiologie, vestibulaire afwijkingen, faciale malformaties en syndromen en genetische analyse.

                              Onderzoeker(s)

                              Onderzoeksgroep(en)

                                Project type(s)

                                • Onderzoeksproject

                                De relatie tussen subjectieve en objectieve parameters in de evaluatie van normale en pathologische stemfunctie. 30/09/1995 - 30/09/1996

                                Abstract

                                Bij de beoordeling van de stem is de perceptuele methode wellicht de best bekende, maar ook de meest omstreden methode. In deze studie worden de betrouwbaarheid en de beinvloedende factoren van de perceptuele beoordeling d.m.v. de GRBAS-scale onderzocht. Daarnaast wordt deze methode gerelateerd van (semi) objectieve methode als aerodynamische en akoestische metingen. De relevantie van perceptuele beoordeling en objectieve metingen worden bediscussieerd en geevalueerd.

                                Onderzoeker(s)

                                Onderzoeksgroep(en)

                                  Project type(s)

                                  • Onderzoeksproject

                                  Studie van lokale reflexen ter hoogte van de bovenste luchtwegen bij patiënten met obstructieve slaapapnoe. 01/01/1995 - 31/12/1996

                                  Abstract

                                  patiënten met obstructief apnoe syndroom zullen bijkomend worden geevalueerd met bepalingen van de compliance van de bovenste luchtwegen. De plaats van de obstructie van de bovenste luchtweg zal tevens worden bepaald. Hiertoe zullen drukmetingen worden uitgevoerd op verschillende plaatsen in de pharynx tijdens de slaap. In functie van deze compliance gegevens en de plaats van collaps zullen verschillende simulatietechnieken worden geevalueerd ter behandeling van het syndroom. Hierbij zal zowel electrische stimulatie als mechanische stimulatie worden gebruikt. Gehoopt wordt hierdoor patiënten een betere therapie te kunnen geven.

                                  Onderzoeker(s)

                                  Onderzoeksgroep(en)

                                    Project type(s)

                                    • Onderzoeksproject

                                    Prospectieve gecontroleerde gerandomiseerde niet-dubbel blinde multicentrische studie van Ciprofloxacine oordruppels met en zonder hydrocortisone versus P. B-neomycine oorduppels. 01/01/1995 - 31/12/1996

                                    Abstract

                                    Onderzoek wordt verricht naar de veiligheid en efficientie van verschillende behandelingswijze van acute otitis externa. Bacteriologische profielen worden opgesteld. Het behandelingsschema vergelijkt Ciprofloxacine met hydrocortisone t.o.v. Ciprofloxacine zonder cortisone en t.o.v. Neomycine, allen topisch toegepast als oordruppelvorm.

                                    Onderzoeker(s)

                                    Onderzoeksgroep(en)

                                      Project type(s)

                                      • Onderzoeksproject

                                      Lokalisatie en isolatie van genen verantwoordelijk voor erfelijke ziektebeelden. 30/09/1993 - 31/12/1997

                                      Abstract

                                      De genen verantwoordelijk voor x-gebonden hydrocefalie, x-gebonden lever glycogenose, fucosidosis, het fragiele x-syndroom en een autosomaal dominante doofheid worden moleculair bestudeerd.

                                      Onderzoeker(s)

                                      Onderzoeksgroep(en)

                                        Project type(s)

                                        • Onderzoeksproject

                                        Onderzoek naar de respiratoire regelingsmechanismen voor en na uvulopalatopharyngoplastie operaties wegens obstructief slaap apnea syndroom. 30/09/1993 - 31/03/1994

                                        Abstract

                                        Onderzoeker(s)

                                        Onderzoeksgroep(en)

                                          Project type(s)

                                          • Onderzoeksproject