De wereld is een speeltoneel en wij zijn allemaal spelers… Dat bedachten Joost van de Vondel en William Shakespeare in de vroege 17de eeuw. Ook wij spelen onze rol, en zoals u ziet verkleden wij ons soms om dat te benadrukken. Het is dan ook geen toeval dat wij, voor het eerst, het academiejaar openen met een stoet in open lucht, van het ene theater naar het andere…

We doen dat niet zomaar voor de show, maar omdat we ook onze verbondenheid met de stad meer in de verf willen zetten. 

Town and gown, zoals men in het Engels zegt, de stad en de universiteit, de burgemeester en de rector. De universiteit die deel uitmaakt van de stad en de regio, en daarvoor ook verantwoordelijkheid wil opnemen.  United als het ware.

Want de universiteit is geen ivoren toren. Inderdaad, zo ziet de skyline van Antwerpen er niet uit. Onze universiteit staat volop in de maatschappij. Ook academici willen het beste voor hun kinderen, hebben leningen af te betalen, hopen gezond oud te worden, zijn bezorgd om hun job en vragen zich af hoe het met hun pensioen zal zijn. Onze studenten komen uit alle lagen en groepen van de bevolking (al kan aan een proportionele verdeling nog wel gewerkt worden) en hebben dezelfde vragen over de toekomst van de wereld als andere jongeren. Net als iedereen maakt wie aan de universiteit of hogeschool studeert of werkt, zich zorgen over het klimaat, kijkt verbijsterd naar de oorlogen die zich afspelen en trekken ze de rode lijn. Zij wonen en werken in de stad, betalen belastingen en maken gebruik van al het goede dat ze daarvoor in de plaats krijgen.

De Universiteit Antwerpen heeft ook uitdrukkelijk een maatschappelijke opdracht. Toen 60 jaar geleden, in 1965, de twee meer dan 100 jaar oude handelshogescholen in Antwerpen een universitaire status en onderwijsbevoegdheden kregen, was dat met de bedoeling om de toegang tot universitaire studies te vergemakkelijken voor jongeren uit het Antwerpse en zo de regio te versterken. Dat is een roeping die we nog steeds ter harte nemen. (ik weet dat we een zusteruniversiteit  hebben, die al 10 keer ouder is, gelukkige verjaardag)

Natuurlijk is de Antwerpse regio competitiever maken niet de rechtstreekse opdracht van de universiteit. Het is het logische resultaat omdat we met ons onderwijs en onderzoek zorgen voor talent- en kennisontwikkeling. Onze opleidingen spreken de interesse en talenten van de studenten aan om deze uit te breiden met nieuwe kennis en vaardigheden, en we leren hen daar kritisch en creatief mee om gaan. Het is precies uit die houding dat innovatie kan ontstaan. Op die manier draagt de universiteit bij aan het versterken van de stad, de provincie en de hele Antwerpse regio. En dat doen we natuurlijk niet alleen: dat doen we samen met overheden, andere maatschappelijke partners en bedrijven. In de loop van dit academiejaar gaan we dat engagement verder concretiseren, samen met de hogescholen van onze Associatie. Daar hoort u binnen enkele maanden zeker meer over - want zoiets loont. 

Een studie in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad in 2017 gaf aan dat elke euro die de overheid investeert in het onderwijs en onderzoek aan de universiteit, een Return on Investment heeft van 12 euro. 

Het is dan ook teleurstellend en eigenlijk onbegrijpelijk dat de overheid verschillende jaren lang de financiering van de universiteiten niet heeft laten toenemen met de groei van de studenten en onderzoeksactiviteiten, zoals nochtans decretaal vastgelegd. De besparingen waar we maandagavond van de ene op de andere dag van hoorden, maken het nog moeilijker.

Onze band met Antwerpen betekent natuurlijk geenszins dat ons blikveld zich enkel richt op deze bocht in de Schelde. Integendeel. Bij onze 25 000 studenten en 7000 medewerkers hebben we niet minder dan 134 nationaliteiten, en het overgrote deel van onze onderzoeksactiviteiten gebeurt met partners in het buitenland. Van de bijna 40 000 wetenschappelijke artikels die we de voorbije 10 jaar publiceerden, zijn 56% het resultaat van internationale samenwerkingen. We zijn deel van YUFE, een succesvolle Europese Alliantie-universiteit met 10 partners. Dit jaar start trouwens onze YUFE bacheloropleiding in Urban Sustainability Studies, waarbij studenten een deel van hun opleiding aan drie van de partneruniversiteiten volgen en een gezamenlijk diploma krijgen. 

Wetenschap richt zich niet enkel op innovatie maar groeit ook uit zuivere nieuwsgierigheid, trouwens niet enkel op de universiteit: daarom lezen mensen boeken, kijken naar documentaires, luisteren naar podcasts enz. Het recente Draghi-rapport over de Toekomst van de Europese competitiviteit stelt uitdrukkelijk dat de toekomstige investeringen zich moeten richten op hoog-complexe en hoog-intense innovatie, en dat moet en zal disruptief zijn. Met andere woorden, we zullen hele nieuwe paden moeten inslaan en dat kan alleen starten met onderzoek op de laagste zogenaamde Technology Readyness Levels. 

Als universiteit hebben we een bijzondere verantwoordelijkheid voor dat fundamentele onderzoek.

Onze vicerector Onderzoek en Impact stelt wetenschappelijk onderzoek graag voor als een dynamisch ecosysteem, vergelijkbaar met een waterstroom die ontspringt in de bergen en onderweg verschillende vormen aanneemt. Aan de oorsprong vinden we het fundamenteel onderzoek. Net zoals riviertjes ontstaan uit smeltwater of bronnetjes hoog in de bergen, ontstaat fundamenteel onderzoek uit pure nieuwsgierigheid. Het is niet gericht op directe toepassingen, maar het voedt de hele kennisketen door nieuwe inzichten en ideeën te genereren.

Verder stroomafwaarts verzamelt dit water zich in een stuwmeer. Dit meer vertegenwoordigt het strategisch basisonderzoek. Hier komen verschillende actoren samen: wetenschappers, bedrijven, middenveldorganisaties, beleidsmakers en burgers. Er is interactie en afstemming rond gedeelde maatschappelijke uitdagingen. Kennis wordt hier gericht beheerd, gebundeld en afgestemd op bredere strategische doelen, maar blijft geworteld in de stroom van fundamenteel onderzoek.

Nog verderop wordt de kracht van het water benut door een stuwdam en waterkrachtcentrale. Dit is het domein van het toegepast onderzoek: hier wordt opgebouwde kennis omgezet in concrete toepassingen, technologieën en oplossingen die maatschappelijke en economische meerwaarde creëren.

Belangrijk in dit ecosysteem zijn ook de terugkerende bewegingen. Sommige ideeën volgen de natuurlijke weg van het water. Andere kennis beweegt langs een vistrap die samenwerking en overdracht tussen niveaus mogelijk maakt. En zoals water verdampt en later als regen opnieuw de bron voedt, keren ook inzichten uit praktijk en toepassing terug als inspiratie voor nieuwe fundamentele vragen.

In dit continue spel van stromen, schakelen en terugkoppelen ontstaat een veerkrachtig en productief kennissysteem dat bijdraagt aan zowel wetenschappelijke vooruitgang als maatschappelijke ontwikkeling en welvaart via kennisvalorisatie.

Het is in die bovenstroom van het ecosysteem dat de kracht van de universiteit ligt, zonder die toevloed van fundamentele kennis ook geen krachtige turbines die het toegepast onderzoek aandrijven. We moeten er dus over waken niet enkel aan de uitstroomzijde van de dam te investeren, waar ook de Strategische Onderzoekscentra en de Vlaamse wetenschappelijke instellingen zich bevinden, en waar thematische gerichte onderzoeksmiddelen worden ingezet,  maar ook dat vrije, fundamentele, blue sky, onderzoek genoeg te blijven voeden. 

Ook al is het soms niet onmiddellijk duidelijk waar het vrije onderzoek toe leidt. Zo zei een kabinetsmedewerker van de minister van financiën onlangs dat fiscale steun voor onderzoekers op de universiteiten prima is, maar hij stelde zich de vraag of dat ook nodig is voor een geschiedkundige of een kunstwetenschapper of een archeoloog? De vraag is absurd: natuurlijk is het van belang ons verleden goed te interpreteren, te begrijpen waar de huidige situatie uit gegroeid is of waar we onze identiteit op baseren.

Opnieuw wil ik hier ook benadrukken dat de universiteit midden in de maatschappij staat, en dus zullen ook fundamentele onderzoekers zich vast wel eens geprikkeld voelen door de maatschappelijke uitdagingen die zich stellen: klimaatveranderingen, de biodiversiteitscrisis, voedselzekerheid, nieuw opduikende infecties, verstedelijking, een vergrijzende bevolking, gepersonaliseerde geneeskunde, artificial intelligence, ons verbruik van energie en grondstoffen, sociale ongelijkheid, internationale relaties, migratie, … 

Dat basisonderzoek zal dan vooral op zoek gaan naar de onderliggende mechanismen van deze uitdagingen, en daar kunnen anderen zich dan weer op baseren om met nieuwe, soms onverwachte of verrassende oplossingen voor de dag te komen. Oplossingen die soms ingaan tegen de mainstream, tegen het buikgevoel, tegen het kortetermijndenken of tegen ideologische overtuigingen. 

Dat leidt soms tot spanning of argwaan tussen town and gown, tussen overheid en academie. Dat brengt me bij het tweede gedeelte van mijn rede, namelijk een tweede maatschappelijke rol van de universiteit, naast het creëren en verspreiden van kennis. 

Zoals ik onlangs Annelin Eriksen, de preses van de Noorse Academie voor Wetenschappen en Letteren, hoorde zeggen: 

Universiteiten zijn democratiemachines. Het zijn plaatsen voor vrij onderzoek en debat gekenmerkt door een openheid voor dialoog en het verwerpen van onverdraagzaamheid. 

Dat zijn wezenlijke kenmerken van een universiteit. 

Over de academische vrijheid is al vaak gesproken op gelegenheden als deze. Het is dan ook een hoog goed. Voor een goed begrip: het gaat niet om een vrijheid voor academici om zomaar te doen wat en wanneer ze willen, het is niet zomaar een gunst. Het is daarentegen een recht, om binnen de eigen discipline vrij onderzoeksvragen te stellen, vrij te kiezen hoe je die best kan onderzoeken, vrij te rapporteren over de resultaten daarvan, en daarover te kunnen onderwijzen, zonder ongepaste inmenging of censuur van buitenaf. 

Het is ook een plicht. De plicht om ervoor te zorgen dat de gestelde onderzoeksvragen wetenschappelijk correct geformuleerd worden zonder al een voorafname te doen in de richting van een gewenst resultaat, de plicht om daarbij correcte wetenschappelijke methoden te gebruiken, en de plicht om de resultaten te rapporteren, ook als jijzelf, of je omgeving, daar niet zo blij mee bent. 

Academische vrijheid houdt dus ook een plicht in om ook jezelf voortdurend kritisch te bevragen, eigenlijk kan academische vrijheid enkel bestaan op voorwaarde dat er ook academische twijfelplicht is. 

Dat maakt de academische vrijheid om over je onderzoek te spreken ook verschillend van de vrijheid van meningsuiting: die laat je toe te zeggen wat je denkt, binnen de wettelijke grenzen, en je hoeft daarover geen verantwoording af te leggen. Voor de academische vrijheid is dat anders: wat je zegt als academicus, binnen het kader van je discipline, heeft veel meer gewicht dan een "mening" want je moet dat heel grondig en wetenschappelijk kunnen argumenteren. 

Vorige week zei onze kersverse collega-rector Petra De Sutter dat een prof die beweert dat er in Gaza geen genocide aan de gang is, daarop moet worden aangesproken. Mijn reactie: ja, dat klopt uiteraard. Maar niet, zoals sommigen leken te verstaan, door een sanctie van de rector wegens een ongewenste uitspraak (ik denk trouwens niet dat Petra dat zo bedoelde), en al helemaal niet zoals een collega van onze universiteit schreef omdat professoren "doof blijven voor de roep van duizenden studenten en medewerkers". Onze wetenschappelijke bevindingen mogen we nooit aanpassen aan externe druk, ook niet als die van een grote groep komt. 

Maar dat er in Gaza een genocide bezig is, is wel de duidelijke conclusie van zowel internationale instanties als de meeste wetenschappelijke experten ter zake. Een prof die dan controversiële uitspraken doet, moet daar op kunnen worden aangesproken door andere wetenschappers, en zal dan uiteraard met goede wetenschappelijke argumenten moeten komen om nog verder ernstig genomen te worden. Doet die dat niet, dan moet die aangesproken worden door decaan of rector, niet over wat hij zegt, maar over hoe hij de academische opdracht invult. De academische vrijheid komt met academische verantwoordelijkheid.

Want debat is dat tweede cruciaal element van hoe wetenschap moet gebeuren. Elke wetenschappelijke uitspraak moet altijd het onderwerp van discussie kunnen zijn, moet in twijfel getrokken kunnen worden. Weliswaar moet die twijfel ook gebaseerd zijn op wetenschappelijke gronden. 

Persoonlijke en ideologische meningen mogen vrij geuit worden, maar in een wetenschappelijke discussie zijn ze niet erg relevant. 

Spijtig genoeg lijkt dat laatste onder druk te staan, denk maar aan de discussies over bijvoorbeeld het nut en de risico's van vaccins. 

Het debat dat we aan de universiteiten voeren, moet zich onderscheiden van de ongenuanceerde polarisatie. Zoals minister Demir vorige week op de opening van het academiejaar in Hasselt betoogde, reeds aangehaald door de vorige spreker, is polarisatie niet noodzakelijk slecht: positieve disruptieve ontwikkelingen zijn vaak juist gegroeid uit een maatschappelijke polarisatie. Ook een wetenschappelijk debat verdraagt polarisatie, maar enkel indien ieder bereid is om ook nuances mee in de discussie te betrekken, om het standpunt van de tegenpartij (laat staan de tegenpartij zelf) niet te demoniseren, om kritisch in te gaan op de argumenten van de ander, maar ook, opnieuw, om steeds opnieuw ook de eigen waarheid kritisch te onderzoeken.

Of een glas halfvol of halfleeg is, is een kwestie van perspectief en denkkader, en daarover is discussie mogelijk; maar als ieder doet alsof die "half" er niet is, dan wordt de discussie steriel. Laat ons zorgen dat we op de universiteit die valkuil vermijden. Soms kan het helpen het eens helemaal anders te benaderen. 

Als machines van democratie is het een deel van onze opdracht om te leren omgaan met diversiteit van ideeën, te leren nadenken voor je iets beweert, te leren nadenken over wat de ander zegt. Feiten te laten primeren boven meningen als basis voor de discussie. Niet onmiddellijk te ontploffen nog voor de ander is uitgesproken of voor je diens argumenten gehoord hebt. Niet als vechthanen op elkaar in te vliegen maar elkaar te omcirkelen, trachten elkaars perspectief te begrijpen, zonder daarom je eigen perspectief op te geven. Een veilige omgeving te bieden waarin de andere zich kan uiten, maar tegelijkertijd ook in te zetten op weerbaarheid, want wat voor de één veilig is, is dat misschien net niet voor de andere. En gebruik te maken van de democratische mogelijkheden voor participatie in het beleid, wat ook inhoudt dat je het accepteert als dat democratisch proces leidt tot beslissingen die je misschien liever anders had gezien.

Toen ik hier vorig jaar tot u sprak, stonden er nog regeringsvormingen en presidentsverkiezingen op stapel, en gaf ik aan dat die wel eens meer ons beleid zouden kunnen bepalen dan onze eigen plannen. Ik had meer gelijk dan ik zou willen.

De schendingen van het internationale recht en van de mensenrechten op zovele plaatsen in de wereld, met o.a. de oorlog in Oekraïne, de slachtpartijen in Darfoer en in Oost-Congo en de genocide in Palestina als diegene die hier de meeste aandacht krijgt, zijn ontstellend, en wij staan machteloos en vol frustratie toe te kijken, niet wetend hoe we echt iets kunnen veranderen. Het is cynisch dat in de recente besparingen de financiering geschrapt werd van ons Instituut voor Ontwikkelingsbeleid, waar onder andere dergelijke situaties juist bestudeerd worden.

Als universiteit, en wij niet alleen, kijken we daarnaast met grote ogen, onbehagen, en ja zelfs met schrik naar wat er in de Verenigde Staten gebeurt. Een democratisch verkozen president die zich gedraagt als een narcistische dictator. Dat was niet geheel onverwacht, wat wel onverwacht en beangstigend is, is hoe snel het hele systeem daarin lijkt mee te gaan, hoe gemakkelijk de onafhankelijke checks en balances aan de kant geschoven zijn. De overheid wordt compleet uitgekleed, ambtenaren die objectieve feiten rapporteren worden aan de deur gezet als de feiten de president niet bevallen, rechterlijke uitspraken worden gewoon genegeerd, universiteiten worden afgedreigd en op droog zaad gezet, niet omdat ze geen goed onderwijs geven of geen toponderzoek doen, maar omdat ze studenten en medewerkers hebben die uitspraken doen die de president niet lust …

Vicepresident J.D.Vance hield vier jaar geleden een toespraak getiteld "Universities are the enemy" waarin hij zei: “I think if any of us want to do the things that we want to do for our country and for the people who live in it, we have to honestly and aggressively attack the universities …”

Hij heeft allicht gelijk: 

Voor een antipluralistische overheid, die geen tegenspraak duldt, die andere meningen demoniseert en criminaliseert, zijn universiteiten inderdaad een gevaar. 

Vrij onderzoek en kritisch onderwijs zijn inderdaad bedreigend voor die overheid. Beide aspecten staan onder druk, en niet enkel in de Verenigde Staten. 

Deze grafiek komt uit het recente rapport "Academic Freedom Index" van van de Friedrich-Alexander-Universität en geeft per land weer in welke mate de academische vrijheid in 2024 is veranderd tov 2014; in enkele landen boven de lijn is de academische vrijheid toegenomen, maar in een schrikbarend aantal landen is die significant afgenomen, ook in landen waar wij ons graag mee vergelijken. 

België hoort gelukkig nog steeds bij de top, maar ook hier voelen we dat enkele beleidsmakers soms liever hebben dat kritische stemmen worden weggeduwd, dan dat ze worden gehoord en desnoods tegengesproken.

We moeten universiteiten hun rol laten spelen als machines van democratie. Het is ook voor onze maatschappij van belang dat we sterke universiteiten houden, waar vrijheid en kritisch debat mogelijk blijven. Dat betekent dat we er zorgzaam mee moeten omgaan. 

Vorig jaar vergeleek ik interdisciplinair onderzoek met een bosrand, die alleen maar een hoge diversiteit kan waarborgen als die effectief op de grens ligt tussen een echt bos en een echt grasland. Voor een vergelijking dit jaar ga ik onder water, en vergelijk de universiteit met een koraalrif. Dat bestaat uit ontelbare kleine zeeanemoon-achtige diertjes die samen, vaak in symbiose met algen, united dus, de basis vormen van een enorm divers ecosysteem. De koralen zetten kalk af en sterven af, maar nieuwe individuen groeien daarop verder, waardoor het rif langzaam groeit en uiteindelijk zelfs hele eilanden kan vormen. De diversiteit zorgt voor een immense productiviteit, niet voor niets worden koraalriffen vaak de kraamkamer van het zeeleven genoemd. Maar wanneer het koraal bedreigd wordt, bijvoorbeeld door klimaatwijzigingen of verontreiniging van het zeewater, dan sterven de koralen af. Ogenschijnlijk blijft het rif bestaan en het lijkt nog steeds stevig, maar er groeit niets nieuws, en langzaam aan brokkelt alles af.

Aan de politieke beleidsmakers vraag ik: geef de universiteiten voldoende zuurstof, maak er geen dode koraaleilanden van die langzaam onder de golven verdwijnen. 

De Vlaamse universiteiten zijn sterk, ze zijn open, ze zijn kritisch. Laat ons dat zo houden en laat ons daarmee bijdragen aan een betere, democratische, maatschappij. United.

Ik wens u een fijn academiejaar met veel begrip voor elkaar.