Onderzoeksgroep

Expertise

Ik bestudeer zinsproductiepatronen (zeg je "Mijn oma's jas is geel" of "De jas van mijn oma is geel"?) om te achterhalen welke geheugenrepresentaties, procedures en geheugensystemen betrokken zijn bij het produceren en begrijpen van taal. Mijn interesse gaat uit naar zinsproductie bij ervaren twee-/meertaligen, maar ook bij sprekers die een taal nog niet helemaal meester zijn. Op welke manier worden zinsconstructies van een nieuwe taal geleerd? Wat doen we met zinsstructuren die heel vergelijkbaar zijn in verschillende talen? Treedt er interferentie op van de moedertaal tijdens zinsproductie in een vreemde taal? En omgekeerd? De rol van impliciete en expliciete geheugenprocessen is een rode draad doorheen al deze onderzoeksvragen. Recent startte ik ook een onderzoekslijn naar taalproductie op een hoger niveau, namelijk naar de productie van academische teksten. Daar ga ik experimenteren met verschillende soorten feedback om de schrijfkwaliteit te verhogen en focussen op de verschillen en overeenkomsten tussen schrijven in een eerste/tweede/vreemde taal. Deze onderzoeksvragen probeer ik te beantwoorden aan de hand van zinsproductie-experimenten met en zonder syntactische priming, experimenten die zinsbegrip meten, studies waarbij miniatuurtalen geleerd worden in het lab en schrijfonderzoek.

De kenmerken van vage representaties: hoe specificeren taalleerders vreemde klanken? 01/10/2023 - 30/09/2026

Abstract

Wanneer taalleerders hun vreemde taal spreken, verraadt hun accent dat de taal niet hun moedertaal is, zelfs als hun taalbeheersing op een hoog niveau ligt. De klanken van een taal worden opgeslagen in fonologische representaties die lexicale contrasten definiëren, zoals het onderscheid tussen de woorden "bed" en "bad". Talen verschillen van elkaar met betrekking tot de fonologische representaties die moedertaalsprekers hebben, bijvoorbeeld qua foneeminventaris (de beschikbare klanken in een taal) en klankcontrasten. Hoewel tweedetaalleerders moeite hebben om de nieuwe klanken te onderscheiden of te produceren, ontwikkelen ze wel aparte fonologische representaties voor nieuwe klank(contrast)en. Het is echter onbekend wat de precieze aard is van deze representaties. De representaties kunnen "vaag" zijn, waarbij kenmerken van representaties uit de moedertaal van de taalleerders in een andere context toegepast worden, of waarbij bepaalde kenmerken van de vreemde klanken ongespecificeerd blijven. Het doel van dit project is om de eigenschappen van deze "vage" fonologische representaties te onderzoeken. We willen een reeks experimenten uitvoeren met taalleerders van het Engels met Nederlands als moedertaal. Hierin contrasteren we vreemde klanken om te testen of er een (mis)match is tussen de fonologische kenmerken. We willen onderzoeken voor welke kenmerken taalleerders een gespecificeerde fonologische representatie hebben om de oorzaken van een accent beter te kunnen begrijpen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Schrijven op basis van bronnen in de dominante, tweede en vreemde taal: succesvolle proceskenmerken in kaart gebracht. 01/10/2020 - 30/09/2024

Abstract

Vandaag de dag starten schrijvers zelden meer vanaf een leeg blad. Ze integreren informatie uit verschillende online bronnen (vb. rapporten, artikelen, blogs, tweets) in een nieuwe, coherente en relevante tekst. Dit is een mentaal complexe taak: schrijvers moeten bronnen vergelijken, contrasteren en evalueren, de tekst plannen, relevante informatie uit de bronnen selecteren en aanvullen, en de tekst schrijven. Het bestaande onderzoek is beperkt, maar in volle ontwikkeling vanwege het groeiende professionele belang ervan. Het focust vooral op het schrijfproduct en het schrijven in de dominante taal (L1). Dit project beoogt een theoretisch model dat het proces van brongebaseerd schrijven in de L1 (Nederlands), L2 (Engels) en vreemde taal (Frans, Spaans) beschrijft. We zullen onderzoeken (1) hoe schrijvers digitale bronnen tijdens hun schrijfproces raadplegen, (2) hoe ze informatie (inhoud, structuur en woordkeuze) uit die bronnen in hun schrijfproduct integreren, en (3) hoe deze procesmatige en productmatige kenmerken zich verhouden tot de kwaliteit van de geschreven tekst en het werkgeheugen en taalbeheersing van de schrijvers ervan. We gebruiken daarvoor: (1) analyses van toetsregistratiedata van ongeveer 600 teksten geschreven door MA-studenten in Meertalige Professionele Communicatie; (2) talige analyse van de proces- en productdata van die studenten via plagiaat- en tekstannotatietools; (3) een experimentele studie van het effect van procesfeedback (via voorbeelden van peers, ook wel modelling genoemd) op brongebaseerd schrijven.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De ontwikkeling en representatie van Nederlandse syntaxis bij het leren van Nederlands als vreemde taal en bij het leren van Nederlands als tweede moedertaal. 01/01/2019 - 31/12/2022

Abstract

In deze tijden van massamigratie leren veel mensen een compleet nieuwe taal op latere leeftijd. Dit is niet evident: Als je twee talen vergelijkt, dan worden er soms heel gelijkaardige, maar tegelijkertijd ook heel verschillende zinsstructuren gebruikt om bepaalde betekenissen weer te geven. Nederlandse en Franse actieve zinnen zijn bijvoorbeeld identiek qua structuur (Le chat chasse la souris - De kat jaagt op de muis), maar waar het Nederlands drie verschillende structuren heeft voor de passiefzin, gebruikt het Frans slechts één van die alternatieven (La souris est chassée par le chat). Hoe gaan mensen die een taal leren hiermee om? Eerder onderzoek wees uit dat tweetaligen informatie over zinsstructuren zo veel mogelijk delen tussen talen, op voorwaarde dat de zinsstructuren in kwestie gelijkaardig genoeg zijn. Wij stelden een theoretisch model op voor de ontwikkeling van syntaxis in de L2 (Hartsuiker en Bernolet, 2017) waarin taalleerders een aantal verschillende leerfasen doorlopen vooraleer ze uiteindelijk zinsstructuren gaan delen tussen talen. In dit project willen we deze theorie testen in leeromstandigheden die ecologisch valide zijn. We vergelijken de representatie van Nederlandse syntaxis tussen verschillende groepen Nederlandstaligen: 1) Vlaamse studenten die het Nederlands als enige moedertaal leerden; 2) Arabisch-Nederlandse simultane tweetaligen; 3) Waalse studenten die Nederlands leerden vanaf de leeftijd van 10 jaar; 4) eerste generatie immigranten die Nederlands leren als hun tweede Indo-Europese taal. Dit project zal inzicht geven in mogelijke pijnpunten in het NT2 leertraject voor Nederlandse syntaxis, en in de invloed van de syntaxis van de moedertaal op de ontwikkeling en de uiteindelijke representatie van zinsstructuren in het Nederlands.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De ontwikkeling van Nederlandse syntaxis bij het leren van het Nederlands als vreemde taal: effecten van immersie, taalachtergrond en training met behulp van syntactische priming. 01/10/2018 - 30/09/2022

Abstract

Achtergrond: In deze tijden van massamigratie leren veel mensen een compleet nieuwe taal op latere leeftijd. Dit is niet evident: Als je twee talen vergelijkt, dan worden er soms heel gelijkaardige, maar tegelijkertijd ook heel verschillende zinsstructuren gebruikt worden om bepaalde betekenissen weer te geven. Nederlandse en Franse actieve zinnen zijn bijvoorbeeld identiek qua structuur (Le chat chasse la souris - De kat jaagt op de muis), maar waar het Nederlands drie verschillende structuren heeft voor de passiefzin, gebruikt het Frans slechts één van die alternatieven (La souris est chassée par le chat). Hoe gaan mensen die een taal leren hiermee om? Doel: Eerder onderzoek wees uit dat tweetaligen informatie over zinsstructuren zo veel mogelijk delen tussen talen, op voorwaarde dat de zinsstructuren in kwestie gelijkaardig genoeg zijn. Hartsuiker and Bernolet (2017) stelden een theoretisch model op voor de ontwikkeling van syntaxis in de L2 waarin taalleerders een aantal verschillende leerfasen doorlopen vooraleer ze uiteindelijk zinsstructuren gaan delen tussen talen. De uitdaging van dit project ligt erin dat we deze theorie willen testen in leeromstandigheden die ecologisch valide zijn. Meer specifiek onderzoeken we de effecten van immersie en van taalachtergrond op de representatie van NT2 (Nederlands als vreemde taal) syntaxis. We gaan tevens na op welke manier syntactische priming kan ingezet worden om de syntactische voorkeuren in de L2 bij te sturen. Methodologie: Alle studies zullen gebruik maken van syntactische priming als tool (Branigan & Pickering, 2017): de zinnen die geproduceerd of begrepen moeten worden, worden voorafgegaan door een primezin met dezelfde of een alternerende zinsstructuur. Als de structuur van een primezin opgeslagen zit in het geheugen, zal de verwerking ervan het produceren en het begrijpen van de zin die volgt beïnvloeden, binnen eenzelfde taal én over talen heen. We vergelijken de representatie van Nederlandse syntaxis tussen verschillende groepen Nederlandstaligen: 1) Vlaamse studenten die het Nederlands als enige moedertaal leerden; 2) Waalse studenten die Nederlands leerden vanaf de leeftijd van 10 jaar; 3) eerste generatie immigranten die Nederlands leren als hun eerste of hun tweede Indo-Europese taal. In de eerste zinsproductiestudie vergelijken we groepen 1 en 2. We onderzoeken of Nederlandse zinsstructuren waarvoor er geen parallelstructuur bestaat in de moedertaal (Frans) wel opgeslagen zitten in het geheugen van taalleerders en we gaan na of de zinsproductievoorkeuren verschillen voor Waalse studenten die al dan niet in een immersiecontext leven. De tweede studie gaat na hoe we ervoor kunnen zorgen dat Nederlandse zinsstructuren die gemeden worden onder invloed van de moedertaal vaker gebruikt worden. Studie 3 omvat een longitudinale studie waarin we onderzoeken in welke mate het leerproces voor Nederlandse syntaxis bij NT2 studenten (groep 3) verschilt voor studenten die eerder al Engels leerden en studenten die Nederlands als eerste Indo-Europese taal leren. Impact: Dit project wil de ontwikkeling van syntaxis in een tweede taal documenteren met gegevens uit echte leersituaties, waardoor het een grote impact kan hebben op het gebied van de taalpsychologie en op het onderzoek naar tweedetaalverwerving. Het project kan bovendien inzicht geven in mogelijke pijnpunten in het NT2 leertraject voor Nederlandse syntaxis, onder andere door de invloed van de syntaxis van de moedertaal, maar ook in de effecten van immersie, kennis van gerelateerde talen en gerichte training op de uiteindelijke representatie van zinsstructuren in het Nederlands. Op deze manier zal de output van het project ook relevant zijn voor docenten uit het NT2 onderwijs.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject