We staan aan de Molennete: de vertakking van de Kleine Nete die door het noorden van Herentals liep. De Molennete dankt haar naam aan graanwatermolen “Ten Dorpe”, die zich tussen 1358 en 1835 ter hoogte van het huidige Molenwaterhof, iets verderop, bevond. Het vertelt ons meteen iets over hoe de inwoners van Herentals het water van de Kleine Nete doorheen de eeuwen hebben ingezet en omgevormd naargelang de behoeften van het moment.​​

Het alluviale gebied van de Kleine Nete in het noorden van Herentals

Herentals is gelegen op het uiteinde van de Kempense Heuvelrug, een dekzandrug van 15 kilometer lang tussen de vallei van de Aa en de vallei van de Kleine Nete. Het zuiden van Herentals is hoger gelegen (ca. 15 meter TAW) dan het noordelijke deel, dat afhelt naar het alluviale gebied van de Kleine Nete en Molennete (ca. 12 meter TAW).

Op de historische kaarten van 1516 en 1527 is te zien hoe de vertakkingen van de Nete in hun loop doorheen de stad worden beheerst met behulp van stuwen en dammen. Een grote stuw ter hoogte van het Oude Gasthuis van de stad hield het water van de Kleine Nete op zodat het in de vestgracht kon lopen. Het kunstwerk beschermde de stad ook tegen overstromingen: bij hoge wateraanvoer kwamen de beemden ten oosten van Herentals onder water te staan. We lezen op het plan van 1516:

“Dit is een grot vlack water op die beemden daar doer loepende eens groten stroem ende loopt naer nord west”

Pentekening (1516), abdijarchief van Tongerlo/Stadsarchief Herentals.

Water in de vesten

Het niveauverschil van zo’n 4 meter tussen de Bovenpoort in het zuiden en de Nederpoort in het noorden aan de Kleine Nete maakte het niet evident de vestgracht rondom de stad overal met water gevuld te houden. Om te voorkomen dat de grachten zouden komen droog te staan, werd een heel systeem van waterhuishouding in het leven geroepen.

Behalve de grote stuw aan het Oude Gasthuis werden er op verschillende plaatsen zgn. “daudaemen” of dammen aangebracht om het waterniveau te regelen. Het is niet aannemelijk dat de Kleine Nete de vestgrachten over hun hele lengte zou hebben voorzien van water. De zuidelijke vesten bij de Bovenpoort kregen hun water van grachten rondom Herentals en van grondwater. De “daudaemen” moesten het water tegenhouden en zorgden dat het niet terug naar de Nete liep. 

Een “daudaeme” was een dijk dwars op het water in de vesten om het water op te houden. Het waren aarden dammen van 5 à 6 meter breed. Erbovenop werden houten hekken of “palissaden” geplaatst om te voorkomen dat soldaten ze als in- en uitgang over de stadsvesten gebruikten. Eén “daudaeme”, bij de Zandpoort, was van steen. Resten van deze dam zijn bij archeologische opgravingen in 2002 ter hoogte van de Sint-Antoniusstraat teruggevonden. Er kwam aan het licht dat de dam versterkt was met een halfcirkelvormige stenen toren ingewerkt in de stadsomwalling.  

Kanalisatie van de Kleine Nete

De plannen om de Kleine Nete te kanaliseren en de rivier op deze manier bevaarbaar te maken van Lier tot Kasterlee dateerden uit de Oostenrijkse periode onder keizerin Maria Theresia (18de eeuw). Het duurde tot na de Belgische onafhankelijk alvorens de werken startten. Van mei 1837 tot januari 1839 werden tussen Lier en Herentals de vele meanders van de Nete rechtgetrokken en zes sluizen gebouwd om het waterpeil te controleren. In Grobbendonk zijn de originele woning van de sluiswachter en de sluiskom bij het “Derde Sas” nog bewaard.

De verdere kanalisatie van de Kleine Nete van Herentals tot Kasterlee werd niet uitgevoerd; op dat traject beperkte men zich tot “verbeteringswerken”. De inwoners van Herentals konden wel bekomen dat het deel tussen het zesde sas en de brug van de Nederpoort nog bevaarbaar werd gemaakt. Op 17 februari 1838 richtten zij een brief aan het stadsbestuur met de vraag bij de Provincie aan te dringen om het Netekanaal door het centrum van de stad om te leiden:

“Indien de rivier de Gemeente doorkruyst dan hebben er de inwooners langs byden de kanten woonende omtrent dezelve voordeelen van omdat dan alle die iets te lossen ofte laden hebben de gemeente gedeeltelyk moeten passeeren; daer in tegendeel in dien men den loop der Nethe volgt, de rytuygen van de Noordzyde koomende buyten zullen blyven.”

Op die manier hadden zowel de inwoners in het noorden als het zuiden van de stad voordeel van het handelsverkeer. Het voorstel werd afgewezen, en de Kleine Nete kreeg de loop langsheen het Gasthuis die tot op vandaag bestaat. Nog geen tien later echter zagen de inwoners van Herentals hun wens ingewilligd met de aanleg van de Kempische Vaart (1846) dwars doorheen het stadscentrum. 

Provinciearchief Antwerpen, Reeks L, nr. 96 A: Kanalisering Kleine Nete, 1837-1841. De inwoners van Herentals aan de Burgemeester, Schepenen en leden van de Raad van Herentals, 17 februari 1838. 

Meer weten?

  • Agentschap Onroerend Erfgoed 2021: Dal van de Kleine Nete tussen Nijlen en Grobbendonk
  • Agentschap Onroerend Erfgoed 2021: Saswachterswoning en sluiskom
  • Roger Pluys, Tweehonderd jaar fortificaties te Herentals (1576-1775), Historisch Jaarboek van Herentals XIV, 2004
  • Michel Willocx, Een unicum: Herentals, stad met vijf kanalen, Historisch Jaarboek van Herentals XIV, 2004
  • Michel Willocx, Een unicum: Herentals, stad met vijf kanalen (vervolg en slot), Historisch Jaarboek van Herentals XXVII, 2018
  • Harry de Kinderen, Uit het verleden van de Herentalse molens, Historisch Jaarboek van Herentals II, 1987
  • Jos Gysels, 'Ouder dan het Geels Gebroekt'. Beknopte Landschapsbiografie van de vallei van de Kleine Nete tussen Geel en Herentals, 2021