Letteren en Wijsbegeerte

1631

Een vorstelijk onthaal

7 september 1631. Traag glijden de praalwagens voorbij op de Sint-Jacobsmarkt. Vanop het balkon geniet je van een uitstekend zicht op de Antwerpse Ommegang. Het stadsbestuur had het bij het rechte eind toen het met dat doel de Infante Isabella Clara Eugenia naar het huis van Alexander van der Goes - de toenmalige eigenaar van Den Grooten Sot en 't Brantijser - bracht. Terecht staat het bekend als een van de weelderigste van de stad. In de grote zaal hierachter wacht hen straks een verfijnd banket.

Naast haar zit de Koningin-Weduwe van Frankrijk, Maria de’Medici. Je ziet dat de Ommegang haar even haar zorgen doet vergeten. Enkele maanden geleden is ze uit Frankrijk gevlucht. Haar poging om Kardinaal de Richelieu aan de kant te schuiven en haar invloed over haar zoon, Lodewijk XIII, te herwinnen liep uit op een fiasco. Nu leeft ze bij Isabella als balling aan het Brusselse Hof. De uitstap naar Antwerpen moet niet alleen een eind maken aan de monotonie van een hof met twee weduwen. Maria de’Medici hoopt ook op een pauze in het aanhoudende complotteren van haar entourage. De volgende dagen zullen de beiden vrouwen nog de kathedraal, het atelier van meester Rubens en de drukkerij van de Moretussen bezoeken.

Isabella kwam zelf voor het eerst naar Antwerpen in december 1599. Ze was nog niet zo lang getrouwd met haar neef, Aartshertog Albrecht. Ze hoopten toen nog op een snel einde aan de oorlog met het Noorden. Het bleek een illusie. Na een bestand van twaalf jaar hernam de strijd in volle hevigheid. Op dit moment is ze al tien jaar weduwe. Enkele dagen na de dood van Albrecht trad ze toe tot de derde orde van Sint Franciscus. In dat habijt bestuurt ze nu namens haar neef, de Spaanse Koning Filips IV, de Habsburgse Nederlanden.