Onderzoeksgroep

Expertise

Onderzoek naar jeugdliteratuur, hedendaagse Britse literatuur en leeftijdsstudies. Onderwijs over jeugdliteratuur, leeftijd in literatuur, Britse vrouwelijke auteurs, en de geschiedenis van de Engelstalige literatuur.

Mickey lezen: de transnationale receptie van een kindermagazine in kaart gebracht. 01/11/2023 - 31/10/2026

Abstract

Het Disney-personage Mickey Mouse is een wereldwijd icoon dat generaties, culturen en media overstijgt. 'Mickey lezen' bestudeert de appropriatie en receptie van de Italiaanse en Franse Mickey-tijdschriften van 1932 tot 1968. In tegenstelling tot de tekenfilms en stripalbums zijn deze tijdschriften nog niet vergelijkend onderzocht. Ze bieden nochtans de kans om de praktijken van aanpassing en toe-eigening te vergelijken, en vervolgens te bestuderen hoe die door de lezers werden onthaald. In het bijzonder zal ik onderzoeken hoe Franse en Italiaanse uitgevers lokale Mickey magazines maakten en hoe de lezers op dat product reageerden in correspondentierubrieken, door deel te nemen aan wedstrijden en in Mickey clubs. Vanaf de jaren 1940 was de veramerikaniseerde populaire kinderpers onderhevig aan politieke druk, censuur en de concurrentie van nieuwe media. Mickey werd gehaat en geliefd, en dook na de Tweede Wereldoorlog weer op om in de jaren 1950 volop te floreren. 'Mickey lezen' zal de hypothese onderzoeken dat deze tijdschriften een smeltkroes vormden van lokaal en globaal materiaal en dat ze daardoor herkenbaar waren voor Italiaanse en Franse kinderen. Het onderzoek zal nieuwe inzichten verschaffen in de lokale toepassing van Mickey-magazines en de tot dusver onderbelichte reacties die ze opriepen bij jonge lezers. Tegelijk zal het verklaren welke transmediale en commerciële strategieën gericht waren op kinderen als consumenten.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Kinderachtig gedrag? Hoe geven professionele, volwassen theatermakers kinderen vorm op scène? 01/11/2023 - 31/10/2026

Abstract

Dit project onderzoekt hoe volwassen theatermakers kinderpersonages vormgeven en belichamen in hedendaagse Vlaams, Nederlands en Brits jeugdtheater. Het vertrekt vanuit inzichten uit childhood studies en age studies, interviews met theatermakers en kinderen, en mijn ervaring als regisseur van professioneel jeugdtheater. Ideologische en culturele ideeën over de kindertijd voeden de manier waarop kunst kinderen verbeeldt. Literatuurwetenschappers bespraken uitvoerig de constructie van het kind op het blad – het zogenaamde Literaire Kind –, maar tot nu toe besteedden noch literatuur-, noch theaterwetenschappers veel aandacht aan zijn bloedverwant, die ik het Podiumkind noem. De intergenerationele representatie van volwassen die kinderen spelen creëert een inherente spanning. Omdat kind-zijn enkel betekenis heeft in relatie tot volwassenheid, is het dus bijzonder relevant om de constructie van het kind in dit medium te onderzoeken. Het doel is om te bepalen welke theatrale strategieën volwassen gebruiken om een kinderpersonage op scène te zetten en ten tweede om te analyseren welke impact (culturele) verschillen in opvattingen over het kind-zijn hebben op de manier waarop kinderen worden vormgegeven en gepercipieerd. De focus op het Podiumkind zal significante nieuw inzichten opleveren m.b.t. de constructie van de kindertijd in de kunsten, omdat de belichaamde natuur van theater andere mogelijkheden biedt om te reflecteren op de scheidingslijn tussen volwassen en kind-zijn.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De papieren sporen van herverzonnen herinneringen in jeugdliteratuur. 01/11/2023 - 31/10/2026

Abstract

Herinneringen spelen een prominente rol in het creatieve proces van jeugdauteurs die over hun jeugd schrijven. "Herverzonnen herinneringen" onderzoekt de onderbelichte relatie tussen herinneringen en verbeelding in benaderingen die het episodische herinneren, of de bundeling van persoonlijke ervaringen, beschouwen als verbeelding van het verleden. Het project benadert dit fenomeen vanuit drie invalshoeken. Ten eerste wordt onderzocht hoe volwassen schrijvers – met name, Roald Dahl, Jamila Gavin, David Almond, en Jacqueline Woodson – jeugdherinneringen gebruiken om fictie voor jonge lezers te creëren, daarbij balancerend op het snijvlak van herinneringen en verbeelding. Ten tweede breidt het project de studie van het schrijfproces, de genetische kritiek, uit tot het veld van de jeugdliteratuur. Door uiteenlopend geschreven materiaal te bestuderen, gaat het project na hoe auteurs via hun verbeelding jeugdherinneringen verwerken in hun verhalen. Ten derde vult dit project een leemte op het vlak van auteursstudies in de cognitieve narratologie: in tegenstelling tot de gedachten van auteurs tijdens het schrijfproces, zijn de papieren sporen van creatieve processen wél toegankelijk. Door te tonen hoe herverzonnen herinneringen op papier tevoorschijn komen, levert dit project een belangrijke bijdrage aan de studie van tekstgenese in de jeugdliteratuur. Omgekeerd gebruikt het literaire creativiteit om kennis rond het geheugen en de verbeelding te verbreden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Geluk en zelfbeschikking in queer literatuur voor jongeren: Een verkenning van daadkracht en emoties in adolescentenromans. 01/11/2023 - 31/10/2025

Abstract

Queer jongeren hebben vandaag nog steeds meer kans dan hun leeftijdsgenoten om mentale gezondheidsproblemen te ontwikkelen. Recente inspanningen om deze problematiek aan te pakken focussen voornamelijk op een belofte 'dat het wel beter wordt'. Het is echter niet alleen belangrijk dat jongeren de mogelijkheid tot geluk in de toekomst zien, maar ook dat ze zich in staat voelen om zelf dergelijk geluk te kunnen ervaren in het heden. Dit project richt zich daarom op de literaire representatie van geluk in queer YA-literatuur met specifieke aandacht voor de agency van personages in hoe ze geluk nastreven en ervaren. Boeken kunnen bijdragen tot de veerkracht van hun lezers als ze zich kunnen identificeren met personages die zelf hun geluk kunnen tot stand brengen. Om dit potentieel in literatuur te onderzoeken, analyseert deze studie eerst de literaire representatie van geluk in een corpus invloedrijke hedendaagse queer YA-boeken. Vervolgens worden die representaties onderzocht met betrekking tot agency om te bestuderen hoe deze verhalen lezers hoop op geluk kunnen bieden. Een focus op temporaliteit speelt hierin een belangrijke rol. Het doel van dit project is niet enkel om bij te dragen aan literair onderzoek, maar ook om literaire organisaties te helpen in het versterken van jonge queer lezers.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Opgroeien in de stad: Jeugdliteratuur en stedelijkheid in Nederlandstalig België, 1900-1940. 01/10/2023 - 30/09/2027

Abstract

Opgroeien in de stad is het eerste diepgaande onderzoeksproject dat zich richt op de literaire beeldvorming van de stad in de Nederlandstalige jeugdliteratuur gepubliceerd in België aan het begin van de twintigste eeuw, met inachtneming van de contextuele en cultuur-historische factoren die bijgedragen hebben tot deze beeldvorming. Het project analyseert 40 stadsromans voor de jeugd, i.e. jeugdboeken die zich afspelen in de stad en stedelijkheid thematiseren, gepubliceerd door de toonaangevende Antwerpse uitgeverij L. Opdebeek van 1900 tot 1940. Dit is een periode waarin Europese steden zich aan een hoog tempo ontwikkelden en moderniseerden en waarin verschillende ideologische bewegingen zich richtten op het stadskind als voorwerp van maatschappelijke en culturele vorming. Op basis van de bestaande vakliteratuur, buitenlandse voorbeelden en voorlopige ontdekkingen lanceert het project de hypothese dat de jeugdboeken van L. Opdebeek de stad en stedelijkheid in Vlaanderen op een positieve, maar complexe manier benaderden en dat ze de stad gebruikten om verschillende vertogen over identiteit te verkennen, waaronder ook de Belgische en Vlaamse identiteit. Het project onderzoekt deze hypothese en verwante onderzoeksvragen door een nauwkeurige, gelaagde analyse van de primaire literatuur en door de bevindingen te kaderen in archiefmateriaal dat licht werpt op de makers, productieprocessen, marketing en receptie van het corpus. Opgroeien in de stad biedt zo meer inzicht in de verwevenheid van jeugdliteratuur met opvattingen over stedelijkheid en veranderingsprocessen van de stedelijke moderniteit in het België van de vroege twintigste eeuw. Het onderzoek legt Vlaamse boeken, auteurs en illustratoren bloot die onterecht onder de radar gebleven zijn en draagt bij aan een beter begrip van de rol die de jeugdliteratuur gespeeld heeft in de Vlaamse beweging. Door zich op deze doelstellingen te richten wil het project de tendens van vermeende anti-stedelijkheid in de Vlaamse cultuurproductie aan het begin van de twintigste eeuw bevragen en bijdragen tot een genuanceerder beeld van de relatie van de Vlaamse beweging met de Belgische staat, de moderniteit, de stad en de jeugd. Opgroeien in de stad versterkt de interdisciplinaire samenwerking tussen drie onderzoeksgroepen in de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte en met prominente partners uit de erfgoedsector en het literaire veld.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Vooringenomen verhalen: een datagestuurde analyse van representatie in geïllustreerde jeugdliteratuur in de Lage Landen (1800-1940). 01/11/2022 - 19/03/2025

Abstract

Recent debat over de omgang met literaire werken die gedateerde of verwerpelijke wereldbeelden inhouden, heeft aangetoond dat literarire representatie een erg controversieel thema is. Boeken beïnvloeden in belangrijke mate hoe wij de werkelijkheid, onszelf en anderen waarnemen. Toch ontbreekt het nog aan een uitgebreid overzicht van representatie in de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Mijn onderzoek wil die leemte vullen, door de vraag te beantwoorden welke bias we kunnen onderscheiden rond leeftijd, gender, etniciteit en klasse in de illustraties binnen Nederlandstalige jeugdliteratuur van 1800-1940. Ik besteed in het bijzonder aandacht aan het intersectionele karakter van deze bias, de wisselwerking tussen visuele en tekstuele elementen in de constructie ervan en de manier waarop dit vorm krijgt op oppervlakteniveau. Ik stel een datagestuurde methode voor om bias te bestuderen in een corpus van 3000 geïllustreerde jeugdboeken. Het is namelijk aangetoond dat bepaalde machine learning modellen impliciet sociale vooroordelen in rekening brengen. Een pijnpunt dat terecht bekretiseerd werd omwille van de ongewenste – en soms zelfs onethische – consequenties in concrete toepasingen. Dit project buigt dit nadeel om tot een unieke onderzoeksmogelijkheid. Ik gebruik een combinatie van distant viewing en reading methodes, om patronen van bias in representatie bloot te leggen. De resultaten van deze analyse dienen daarna als startpunt voor meer gecontextualiseerde close readings.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

"Moi les hommes, je les déteste": Misandrie als een literair discours. 01/11/2022 - 31/10/2024

Abstract

De notie van misandrie als bevrijdend verdedigingsmechanisme tegen misogynie heeft recentelijk veel stof doen opwaaien, met name in de Franse media, na de publicatie van Pauline Harmange's pamflet "Moi les hommes, je les déteste" (2020). Het afschilderen van feministen als mannenhaters is een antifeministisch stigma dat door feministen als Harmange geclaimd wordt als een discursieve strategie. Dit project zal inzicht verschaffen in de controverse rond misandrie door te onderzoeken of, waar en in welke vormen een literair discours van mannenhaat tot uiting komt in het werk van Franse schrijfsters die geassocieerd worden met feministische bewegingen in de tweede helft van de twintigste eeuw. Aan de hand van kritische discoursanalyse benadert mijn onderzoek uitingen van mannenhaat in literatuur als een discours en, meer specifiek, als een vorm van haatdragende taal gericht tegen een structureel dominante groep. Met mijn onderzoeksresultaten wil ik de aandacht vestigen op misandrie als discursieve strategie en aantonen welke implicaties en mogelijkheden dit literaire discours kan hebben voor feministische bewegingen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De vertaling en intermediale adaptatie van multimodale jeugdliteratuur. 01/11/2021 - 31/10/2025

Abstract

Dit project stelt een interdisciplinair onderzoek voor op het gebied van kinderliteratuurstudies en vertaalstudies. Het doel ervan is een beter begrip te krijgen van multimodale jeugdliteratuur in vertaling en van intermediale adaptaties (in drie talen). Meer bepaald wil Maureen Hosay bestuderen hoe modes en media worden gecombineerd in verschillende versies, gaande van conventionele interlinguale vertalingen tot multimodale en intermediale adaptaties in het Engels, Frans en Nederlands. De analyse van de case studies zal focussen op de vertalingen en bewerkingen van drie hedendaagse multimodale kinderboeken die erg populair zijn bij jonge lezers: Wij gaan op berenjacht (M. Rosen, geïllustreerd door H. Oxenbury), De Gruffalo (J. Donaldson, geïllustreerd door Axel Scheffler) en Het verhaal van Tracey Beaker (J. Willson, geïllustreerd door N. Sharratt). Deze kinderboeken, die geschreven net voor de eeuwwisseling (respectievelijk in 1989, 1991 en 1999) zijn, zijn vertaald in talrijke talen, en zijn modaal en mediaal aangepast. Maureen Hosay zal een bottom-up analyse van die drie case studies combineren met een top-down benadering (die gebaseerd op inzichten uit de kinderliteratuurstudies,vertaalwetenschappen, en adaptatiestudies is) om een toolkit te ontwikkelen als aanvulling op het huidige theoretische kader dat wordt gebruikt om vertaalde kinderliteratuur te bestuderen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Ideologische bias begrijpen door data-gestuurde methodes: cognitieve sociale leerprocessen testen door intersectionele analyse van historische data (c.1800-c.1940) 01/01/2021 - 31/12/2024

Abstract

Ideologische vooringenomenheid met betrekking tot leeftijd, geslacht, etniciteit en sociale klasse is een belangrijk ethisch vraagstuk in de hedendaagse samenleving, dat zowel op macro- als op microniveau een impact heeft op menselijk gedrag. Recente studies tonen aan dat digitale analysemodellen op basis van kunstmatige intelligentie ideologische vooroordelen niet enkel oppikken, maar zelfs versterken op basis van de data waarop de modellen werden getraind. Dit project wil deze ongewenste eigenschap tot een strategisch voordeel omkeren in een studie van ideologische vooringenomenheid in de negentiende en vroege twintigste eeuw (c.1800-c.1940). Recente cognitieve studies maken duidelijk hoe ideologische vooroordelen grotendeels voortkomen uit processen van sociaal leren. Drie gevalstudies bestuderen de ontwikkeling en verspreiding van ideologische vooroordelen in drie cruciale domeinen met een grote maatschappelijke impact: opvoeding (jeugdliteratuur), massacommunicatie (toverlantaarnplaten en -voorstellingen) en regulering (politierapporten). Deze gerelateerde onderzoeksgebieden kunnen bogen op een veelheid aan rechtenvrij gedigitaliseerd materiaal en op reeds bestaand onderzoek. Door de toepassing van standaardprocessen uit digitale leerprocessen willen we impliciete patronen en trends met betrekking tot ideologische vooringenomenheid traceren en deze confronteren met reeds bestaande kennis. Dit project is innoverend, omdat het een methodologie voorstelt die de studie van pixeldata aan de hand van computervisie in het centrum van de geesteswetenschappen plaatst – een beweging die tot dusver weinig aandacht kreeg. Bovendien maakt de grote hoeveelheid data een nieuw intersectioneel onderzoek mogelijk over de constructie van ideologische vooringenomenheid in het verleden door drie verschillende gebieden van sociaal leren en hun corpora voor het eerst met elkaar in verband te brengen. De inbedding in recente cognitieve studies zal ons bovendien in staat stellen om een beter inzicht te krijgen in de impliciete werking van ideologische vooroordelen in het verleden. Op die manier zal een beter begrip ontstaan van wat mensen dachten en hoe dat denken structuur gaf aan hun gedrag en aan hun interactie met de wereld.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Kledij en leeftijd in sprookjes en hun hedendaagse bewerkingen 01/05/2020 - 30/04/2021

Abstract

Sprookjes vormen invloedrijke verhalen waarin het verband tussen leeftijd en gender vorm krijgt. Dat gebeurt onder andere via kledij. Het aan- en uitkleden van personages markeert vaak een beweging tussen verschillende maatschappelijke rollen en levensfasen. De jurk die Assepoester aantrekt voor het bal, bijvoorbeeld, wijst niet alleen op een verandering in haar sociale status, maar ook op een nieuwe fase in haar ontwikkeling tot een mogelijke huwelijkspartner voor de prins. Dit project onderzoekt de rol van kleren en accessoires in volksverhalen en sprookjes en heeft daarbij in het bijzonder aandacht voor de leeftijdsgrenzen die door verschillende soorten kleren gekenmerkt worden. Leeftijd is een centraal element in sprookjes, en met name de intersectie tussen leeftijd en gender is bepalend voor de ontwikkeling van personages in zowel volksverhalen als literaire sprookjes. Kleren dragen niet alleen bij tot de constructie van leeftijd en gender in sprookjes, maar markeren ook een maatschappelijk onderscheid tussen het lichaam van kinderen en van volwassenen. In onderzoek naar leeftijd en gender in sprookjes is kledij nog maar zelden onderzocht. Hoewel Catherine Orenstein, Lori Baker-Sperry, Liz Grauerholz en Carol Scott vermelden dat kledij allerlei magische transformaties in de identiteit van de personages markeert, laten zij de relatie tussen kleren, leeftijd en gender onbesproken. Vanessa Joosen onderzocht de constructie van leeftijd en lichamelijke opvattingen in sprookjes, en Christina Bacchilega en Alessandra Levorato bespreken gender in sprookjes. Het project bouwt verder op dit onderzoek voor een eerste systematische, internationale en interdisciplinaire studie van kledij en accessoires in relatie tot leeftijd in sprookjes.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Leeftijd in jeugdliteratuur (CAFYR). 01/02/2019 - 31/01/2024

Abstract

Met "Constructing Age for Young Readers" (CAFYR) gaat Vanessa Joosen na hoe leeftijd vorm krijgt in jeugdboeken en of die boeken kunnen bijdragen tot een dialoog tussen generaties. Ze onderzoekt daarbij welke leeftijdsnormen er in Britse, Nederlandse en Vlaamse jeugdboeken te ontdekken zijn. Naast de personages en de visies op leeftijd bestudeert haar team de leeftijd van de auteur, de leeftijd van de beoogde lezer en de leeftijd van de echte lezer. Schrijven jonge auteurs anders over een bepaalde leeftijdscategorie dan oudere auteurs? Snijden schrijvers andere onderwerpen aan of kiezen ze andere soorten personages als ze zelf ouder worden? Verder onderzoeken Joosen en haar team het werk van auteurs die voor verschillende doelgroepen schrijven, zoals kinderen en volwassenen, of kinderen in verschillende leeftijdscategorieën. Dat ze hun stijl en thematiek aanpassen is evident, maar hoe dan precies? Ten slotte gaan de onderzoekers na of lezers van verschillende leeftijden boeken anders interpreteren. Speelt leeftijd een rol bij de thema's die lezers beklemtonen in hun leeservaring of de personages die ze sympathiek vinden? Om al die vragen te beantwoorden bestuderen de onderzoekers 600 kinderboeken en zetten ze verschillende methodes in. Een deel van de analyses zullen met computerprogramma's uitgevoerd worden. Computers gaan op zoek naar patronen in de boeken, en dat levert vaak verrassende resultaten op. Met dit project wil Vanessa Joosen de dialoog over leeftijd stimuleren en meer erkenning vragen voor de gelijkenissen en de diversiteit tussen mensen in alle fasen van het leven.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Leeftijd in jeugdliteratuur. 01/02/2019 - 31/01/2024

Abstract

Met "Constructing Age for Young Readers" (CAFYR) gaat Vanessa Joosen na hoe leeftijd vorm krijgt in jeugdboeken en of die boeken kunnen bijdragen tot een dialoog tussen generaties. Ze onderzoekt daarbij welke leeftijdsnormen er in Britse, Nederlandse en Vlaamse jeugdboeken te ontdekken zijn. Naast de personages en de visies op leeftijd bestudeert haar team de leeftijd van de auteur, de leeftijd van de beoogde lezer en de leeftijd van de echte lezer. Schrijven jonge auteurs anders over een bepaalde leeftijdscategorie dan oudere auteurs? Snijden schrijvers andere onderwerpen aan of kiezen ze andere soorten personages als ze zelf ouder worden? Verder onderzoeken Joosen en haar team het werk van auteurs die voor verschillende doelgroepen schrijven, zoals kinderen en volwassenen, of kinderen in verschillende leeftijdscategorieën. Dat ze hun stijl en thematiek aanpassen is evident, maar hoe dan precies? Ten slotte gaan de onderzoekers na of lezers van verschillende leeftijden boeken anders interpreteren. Speelt leeftijd een rol bij de thema's die lezers beklemtonen in hun leeservaring of de personages die ze sympathiek vinden? Om al die vragen te beantwoorden bestuderen de onderzoekers 600 kinderboeken en zetten ze verschillende methodes in. Een deel van de analyses zullen met computerprogramma's uitgevoerd worden. Computers gaan op zoek naar patronen in de boeken, en dat levert vaak verrassende resultaten op. Met dit project wil Vanessa Joosen de dialoog over leeftijd stimuleren en meer erkenning vragen voor de gelijkenissen en de diversiteit tussen mensen in alle fasen van het leven.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De constructie van adolescentie in experimentele jeugdliteratuur: Een genetische benadering van de Dance-reeks van Aidan Chambers. 01/10/2018 - 30/09/2022

Abstract

Sinds de late jaren '60 heeft de studie van de jeugdliteratuur zich ontwikkeld tot een dynamisch onderzoeksgebied dat invalshoeken uit de letterkunde, sociologie en pedagogie verenigt. Tijdens dezelfde periode groeide de genetische literatuurwetenschap uit tot een onderzoeksveld dat de traditionele filologie en editiewetenschap overstijgt, en dat de zogenaamde avant-texte (documenten die aan de publicatie van een literaire tekst voorafgaan) bestudeert als waardevol onderzoeksmateriaal op zich. Tot op heden was er nog maar weinig interactie tussen de studie van de jeugdliteratuur en de genetische literatuurwetenschap. Dit project zet diepgaand en theoretisch gekaderd tekstgenetisch onderzoek in om meer inzicht te verwerven in de constructie van adolescentie en het concept van de jonge geïntendeerde lezer, dat zo eigen is aan de jeugdliteratuur. De focus ligt daarbij op het schrijfproces van adolescentenromans. Daarnaast vestigt het project de aandacht op de samenwerking die vaak voorafgaat aan de publicatie van een jeugdboek – dit is een proces waar niet alleen mediatoren (zoals uitgevers) bij betrokken zijn, maar ook illustratoren, grafisch vormgevers en soms de jonge lezers zelf. Als casus fungeert het werk van een canonieke, bijzonder uitdagende auteur die zowel gelauwerd als bekritiseerd is voor de manier waarop hij adolescentenliteratuur benadert: Aidan Chambers. Deze Britse auteur kreeg in 2002 de prestigieuze Hans Andersen Medal voor zijn experimentele adolescentenromans. Zijn Dance reeks (1978-2005), vernoemd naar zijn bekendste roman Dance on my grave (Je moet dansen op mijn graf), wordt beschouwd als een mijlpaal. Voor dit project worden items uit zijn notitieboekjes, bronnenmateriaal, manuscripten, typoscripten en correspondentie geselecteerd, getranscribeerd en gedigitaliseerd. Door het schrijfproces van Chambers' Dance series te reconstrueren en te interpreteren draagt het bij tot een beter begrip van de adolescentenromans van deze belangrijke auteur. Hiermee verrijkt het project het veld van de jeugdliteratuurstudie met actuele benaderingen uit de tekstgenetische letterkunde, waaronder programma's uit de digitale literatuurwetenschap, om een beter begrip te krijgen van de creatieve processen die aan jeugdliteratuur voorafgaan. Omgekeerd introduceert het project het begrip "leeftijd" (dat zowel de leeftijd van de auteur als die van de geïntendeerde lezer omvat) als perspectief binnen de tekstgenetische studie van literatuur. Tot slot wordt op basis van de onderzoekspraktijk een methodologie ontwikkeld voor het werken met een levende auteur bij tekstgenetisch onderzoek. Het schrijfproces van Aidan Chambers wordt gevisualiseerd en bestudeerd met Manuscript Web, een digitaal onderzoeksplatform dat speciaal aan de Universiteit Antwerpen ontwikkeld wordt om tekstgenetische edities te maken: het laat de onderzoeker toe om de scans en transcripties van het materiaal te visualiseren en relaties tussen documenten zichtbaar te maken. Gebruikers kunnen zo zelf hun weg zoeken door verschillende soorten documenten (persoonlijke items, notitieboekjes, manuscripten, gepubliceerde versies) en fases in het schrijfproces om te zien hoe het materiaal evolueert. Op het eind van het project krijgen leerkrachten en middelbare scholieren toegang tot het gedigitaliseerde materiaal, samen met een handleiding en onderwijspakket rond de tekstgenese van Chambers' romans. Het doel is om hen te laten reflecteren op schrijfprocessen en de status van (gepubliceerde) teksten, hun kritische leesvaardigheid aan te scherpen, en hen meer inzicht te verschaffen in het werk van Aidan Chambers en de jeugdliteratuur in het algemeen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Het effect van multimediale hyperlinks in fictie op leesmotivatie en immersie bij adolescenten: Een empirisch onderzoek. 01/10/2017 - 30/09/2021

Abstract

Zowel op wetenschappelijk als op maatschappelijk vlak heerst er bezorgdheid over het lezen bij jongeren, vooral wat literaire teksten betreft. Door de overvloed van korte, digitale teksten zouden zij minder literaire teksten lezen, dit minder graag en ook minder goed doen. Vooral bij jonge adolescenten is een terugval in lezen vastgesteld. Leesbevorderaars wijzen echter op de nieuwe mogelijkheden van digitale literaire teksten, zoals hypermediafictie. Hypermediafictie biedt de mogelijkheid om literaire teksten op tablet te lezen, voorzien van hyperlinks naar ondersteunende of verdiepende informatie. Hypermediafictie zou een bepaald lezerspubliek, vooral jongeren die niet graag lezen, kunnen aanspreken. Gezien het recente karakter, is onderzoek naar hypermediafictie schaars en is het onduidelijk of hypermediafictie leesmotivatie en immersie kan bevorderen. Dit project beoogt hierop een antwoord te formuleren. Het onderzoek zal gebeuren aan de hand van twee opeenvolgende studies bij 12- en 13-jarigen en hun leerkrachten Nederlands. Vijf romans uit verschillende literaire genres zullen daartoe gebruikt worden. In studie 1 worden leerlingen (N=30) en leerkrachten (N=30) uitgenodigd om naar eigen inzicht hyperlinks aan een roman toe te voegen. Deze studie resulteert in twee datasets: 60 geannoteerde romans en kwalitatieve data op basis van focusgroepen. Deze data geven inzicht in de wenselijkheid van hyperlinks (o.a. type, frequentie) in literaire teksten en hun invloed op leesmotivatie en immersie. De geannoteerde romans vormen de basis voor studie 2. In die studie worden de vijf romans eerst omgevormd tot hypermediafictie. Vervolgens krijgen 200 leerlingen in 5 zogenaamde tabletscholen die romans als lectuur. Elke klasgroep wordt opgedeeld in drie subgroepen. Eén groep leest een roman in hypermediafictie (= experimenteergroep); de andere groepen lezen op tablet (zonder hyperlinks) en op papier (= controlegroepen). Het experiment wordt drie keer uitgevoerd, waarbij de subgroepen van rol wisselen. Zij fungeren allemaal een keer als experimenteergroep. Dataverzameling gebeurt aan de hand van pre-, tussentijdse en postmetingen; monitoring van het klikgedrag in de experimenteergroep en focusgroepen. Het onderzoek zal uitgevoerd worden in nauwe interfacultaire samenwerking tussen FSW/ASoE en FLW.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Wetenschappers in de groei. STEM-representatie, identiteitsconstructie en actief burgerschap in fictie en nonfictie voor kinderen. 01/10/2016 - 30/09/2020

Abstract

Geletterdheid rond Science Technology Engineering Mathematics, kortweg STEM, wordt wereldwijd beschouwd als een sleutelfactor voor maatschappelijke groei. In onderzoek en onderwijs wordt dan ook volop ingezet op STEM-educatie. Hierbij blijven cultuuruitingen voor de jeugd, waaronder kinderboeken, grotendeels buiten beeld. Dat is een gemiste kans, want het beeld dat kinderen van wetenschap hebben wordt niet alleen op school of in musea gevormd. Verhalen en boeken dragen bij tot de identiteitsvorming van kinderen, tot hun wereldbeeld, en tot hun perceptie van STEM. Hedendaagse kinderboeken zijn bijzonder divers in de doelgroepen die ze aanspreken, de genres die ze bestrijken en in hun literaire kwaliteit, maar wetenschap als thema duikt telkens opnieuw op. We vinden wetenschappelijke onderwerpen in populaire reeksen, bekroonde boeken (met name in de zogenaamde literaire non-fictie) en als thema van de jeugdboekenweek. Het rijke aanbod aan hedendaagse kinderboeken biedt een gevarieerd beeld van STEM en wetenschappers en kan dan ook een tegengewicht vormen voor de stereotiepe wetenschapper als mannelijk, oud en verward, die kinderen telkens opnieuw aantreffen in de populaire cultuur. Dit onderzoek zet dan ook in op hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur als drager van schema's, scripts en metaforen met betrekking tot STEM en zal nagaan hoe die bijdragen aan de beeldvorming rond wetenschappers en wetenschapsbeoefening. Op basis van inzichten uit de cognitieve literatuurwetenschappen wordt een corpus van oorspronkelijk Nederlandstalige fictie en non-fictie voor 6- tot 14-jarigen uit de periode 2000-2015 nauwgezet onderzocht. Ten eerste brengen we de diversiteit van wetenschappers als personages in kinderboeken in kaart. Naast de aandacht voor gender die binnen STEM-educatie als noodzaak gezien wordt, letten we daarbij ook op leeftijd, sociale klasse, raciale identiteit, en fysieke en mentale mogelijkheden. Ten tweede onderzoeken we hoe narratologische kenmerken ingezet worden om kinderen als wetenschappers-in-de-dop aan te spreken. Cruciaal daarbij is de 'agency' die aan wetenschap gekoppeld wordt, namelijk de manier waarop STEM de personages macht en groeimogelijkheden schenkt (of net ontneemt). Vervolgens analyseren we hoe wetenschappelijke kennis en vaardigheden in jeugdliteratuur aangeleerd worden en hoe deze boeken de relatie tussen wetenschap en de maatschappij tekenen. Bijzondere aandacht gaat naar terugkerende scripts, zoals het Eurekamoment of de Frankensteinplot. In dit project worden voor het eerst modellen uit de cognitieve literatuurwetenschap toegepast op jeugdliteratuur over STEM. Daarnaast is het project uniek omdat het zowel fictie als non-fictie bestudeert, en zich richt op een corpus van nauwelijks onderzochte hedendaagse Nederlandstalige kinderboeken. Ten slotte wil het project de brug slaan tussen STEM-educatie en literatuurwetenschap en heeft het daardoor een grote maatschappelijke relevantie.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project website

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Onderzoek in het domein van de jeugdliteratuur in de Lage Landen. 22/02/2010 - 31/12/2012

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Van "Schwarz wie holz" tot "Zwart als inkt": De Nederlandstalige vertalingen en bewerkingen van "Sneeuwwitje" in het kader van de literatuurhistorische receptie van de sprookjes van Grimm. 01/10/2008 - 03/02/2012

Abstract

Dit onderzoek stelt zich tot doel om de belangrijkste tendensen in de Nederlandstalige receptie van Grimm in kaart te brengen. In eerste instantie worden de populariteit en de status van de Grimm sprookjes onderzocht aan de hand van "Sneeuwwitje." Dit sprookje wordt als een paradigmatische casus genomen, en er wordt onderzocht in welke verschillende tekstuele verschijningsvormen dit specifieke verhaal zijn weg heeft gevonden naar de Nederlandstalige lezer in de periode van 1812 tot 2007 (vertalingen, bewerkingen, geïllustreerde versies, literaire parodieën). In tweede instantie wordt nagegaan hoe de aan- of afwezigheid van stilistische, structurele, narratologische en inhoudelijke aanpassingen in de vertalingen, bewerkingen en parodieën van "Sneeuwwitje" verklaard kan worden binnen de heersende en wisselende opvattingen rond kinderen, jeugdliteratuur, sprookjes en fantasieliteratuur (voor zowel kinderen als volwassenen), de positie van de jeugdliteratuur in het literaire systeem, en de visies op vertalen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Sprookjes opnieuw bekeken. Studie over de intertekstuele dialoog tussen sprookjestheorie en Duitse, Engelse en Nederlandse sprookjesbewerkingen in de periode van 1970 tot 2000. 01/10/2005 - 30/09/2007

Abstract

Sinds de jeugdliteratuur door de literatuurwetenschappers serieus wordt genomen als onderzoeksveld, worden vooral sprookjes uitvoerig bestudeerd. De meeste aandacht ging tot nu toe uit naar de sprookjes die verzameld zijn door de gebroeders Grimm. `Volwassen' literatuurtheorieën zoals de psychoanalyse, het feminisme, structuralisme en poststructuralisme hebben gezorgd voor nieuwe perspectieven op de oude teksten. Tegelijkertijd was en is er een levendige belangstelling voor de sprookjes bij auteurs en illustratoren. Schrijvers verzinnen nieuwe sprookjes en herschrijven de traditionele versies, en die verhalen worden vaak uitgegeven met vernieuwende illustraties. Voor mijn doctoraatsproject onderzoek ik de wisselwerking tussen het theoretisch discours over sprookjes enerzijds en de fictiebewerkingen anderzijds. Hoewel in beide genres vaak dezelfde ideeën uitgedrukt worden, hebben ze hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Aangezien kinderen meestal geen toegang hebben tot literatuurtheoretische teksten, kunnen de sprookjesbewerkingen gedeeltelijk dezelfde functie vervullen: vaak bieden zij immers een kritische blik op de versies van Grimm.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Sprookjes opnieuw bekeken. Studie over de intertekstuele dialoog tussen sprookjestheorie en Duitse, Engelse en Nederlandse sprookjesbewerkingen in de periode van 1970 tot 2000. 01/10/2003 - 30/09/2005

Abstract

Sinds de jeugdliteratuur door de literatuurwetenschappers serieus wordt genomen als onderzoeksveld, worden vooral sprookjes uitvoerig bestudeerd. De meeste aandacht ging tot nu toe uit naar de sprookjes die verzameld zijn door de gebroeders Grimm. `Volwassen' literatuurtheorieën zoals de psychoanalyse, het feminisme, structuralisme en poststructuralisme hebben gezorgd voor nieuwe perspectieven op de oude teksten. Tegelijkertijd was en is er een levendige belangstelling voor de sprookjes bij auteurs en illustratoren. Schrijvers verzinnen nieuwe sprookjes en herschrijven de traditionele versies, en die verhalen worden vaak uitgegeven met vernieuwende illustraties. Voor mijn doctoraatsproject onderzoek ik de wisselwerking tussen het theoretisch discours over sprookjes enerzijds en de fictiebewerkingen anderzijds. Hoewel in beide genres vaak dezelfde ideeën uitgedrukt worden, hebben ze hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Aangezien kinderen meestal geen toegang hebben tot literatuurtheoretische teksten, kunnen de sprookjesbewerkingen gedeeltelijk dezelfde functie vervullen: vaak bieden zij immers een kritische blik op de versies van Grimm.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject