Democratie, (in)tolerantie, verlichting

Tiende Jaarvergadering Centrum voor Europese Filosofie

Universiteit Antwerpen

Vrijdag 18 mei 2018

Stadscampus, D 013 (route)


De term ‘Verlichting’ is in het publieke debat van vandaag bij politici, academici, opiniemakers, journalisten en (andere) kritische burgers opnieuw in opmars. De term is terug van weggeweest na de verzanding van de postmoderne kritiek op het verlichtingsdenken. Hij wordt echter vooral opnieuw naar voren geschoven na de aanslagen op ‘het vrije Westen’. De term kadreert die aanslagen als een rechtstreekse en bewuste aanval op de verworvenheden en waarden waarvoor de Verlichting heet te staan, en wil op die manier het ware gelaat laten zien van de vijanden van die verworvenheden en waarden. De term ‘Verlichting’ krijgt daarbij vaak het karakter van een sjibbolet. Hij wordt het wachtwoord waarmee men zich bij de weldenkenden rekent, het onderscheidende teken waarmee overtuigingen, levensbeschouwingen of praktijken kunnen worden veroordeeld omdat zij ‘na de Verlichting’ door geen rationeel mens nog kunnen worden onderschreven of goedgekeurd. De retorische vermelding van de term geldt daarbij vaak als een soort van doorslaggevend argument: wie zich beroept op de Verlichting, bekleedt zijn standpunt vanzelf met het aura van de logica of de redelijkheid zelve.

Oordelen over en opkomen voor wat dreigt verloren te gaan door aanslagen, verkiezingsoverwinningen van populisten of protectionistische reacties op een vluchtelingencrisis is vandaag meer dan ooit aan de orde. In dat verband is echter ook een debat over de ‘erfenissen van de Verlichting’ (in het meervoud – cf. de titel van het boek van René Boomkens) broodnodig. De retorische manier waarop de term ‘Verlichting’ in het hedendaagse publieke debat wordt ingezet roept immers een aantal vragen op. Zo ligt het niet zonder meer voor de hand om de Verlichting te vereenzelvigen met bijvoorbeeld atheïsme, positivisme of utilitarisme. Zelfs uit debatten tussen vooraanstaande publicisten die zich op de Verlichting beroepen (bijvoorbeeld over godsdienstvrijheid), blijkt dat de Verlichting ook vandaag, net zoals een aantal eeuwen geleden, uiteenlopende standpunten herbergt over zin en onzin van religies, over het gezag en de grenzen van de wetenschappelijke rationaliteit, over de verhouding tussen moraal, recht en politiek, of over de relatie tussen mens-zijn en burgerschap, tussen mensenrechten en burgerrechten, en tussen individuele vrijheden en politieke vrijheid. Retorische verwijzingen naar de Verlichting volstaan dus niet om te verduidelijken welk standpunt men precies verdedigt en welke waarde of verworvenheid men precies bedreigd ziet. Bovendien komt echter ook de vraag aan de orde naar het effect van het gebruik van de term ‘Verlichting’ op het beeld zelf van de fundamentele aard van de conflicten waarin de wereld vandaag verwikkeld is geraakt. Zijn we getuige van een ‘clash of civilizations’, van een conflict tussen religie en secularisering, van een botsing tussen obscurantisme en wetenschappelijke rationaliteit? Of dreigt een articulatie van het probleem in termen van een bedreiging van de Verlichting de aandacht ook af te wenden van wat unprecedented is in die conflicten, en ons bijgevolg voor de moeilijke taak stelt om te oordelen zonder de leidraad van kant-en-klare opposities?

Deze vragen zullen centraal staan op de studiedag van het Centrum voor Europese Filosofie van de Universiteit Antwerpen. De organisatoren hebben de sprekers uitgenodigd om te verduidelijken wat zij onder Verlichting verstaan, en in welke zin zij de verwijzing naar de Verlichting belangrijk en onontbeerlijk vinden om de fundamentele aard te kunnen begrijpen van een aantal maatschappelijke conflicten (al dan niet op wereldschaal) die recent voorwerp hebben gevormd van publieke debatten. Twee aan twee formuleren de sprekers hun standpunt, om daarna met elkaar en met het publiek in debat te gaan. Zij buigen zich op de studiedag meer bepaald over de vraag naar de aard van de fricties die telkens opnieuw ontstaan wanneer opinie- of beleidsmakers zich op ‘de waarden van de Verlichting’ beroepen om ofwel een halt toe te roepen, ofwel een vrijgeleide te geven aan al wie zich als nieuwkomer op diezelfde ‘verlichte waarden’ beroept om zich kenbaar te maken en een eigen plaats op te eisen in de publieke (en politieke) ruimte. Getuigt elk pleidooi voor restricties per definitie van een gebrek aan empathie, een tekort aan inlevingsvermogen, en dus van een tekort aan respect voor de verlichte waarde van de vrije meningsuiting? Moet een verlichte en (bijgevolg) open democratische samenleving zich met wetgevende initiatieven ‘weren’ tegen (zgn.) ‘anti-democratische’ of ‘intolerante’ initiatieven, of wordt die samenleving veeleer bedreigd door wie die initiatieven in naam van de Verlichting wil verbieden? In hoeverre impliceren rechtmatige claims op verlichte vrijheden respect voor bepaalde ‘cultuurwaarden’? En wat houdt de verlichte idee van de neutraliteit van de overheid in: dat iedereen in de publieke ruimte mag verschijnen als wie hij of zij is, of dat wie het publieke (en politieke) forum wil betreden zoals iedereen ‘gewoon moet doen’ (en dus aan iedereen een hand moet geven)?


Programma

09.30 Verwelkoming en inleiding door Guy Vanheeswijck


09.45 – 11.00

Onbekend is onbemind? Hoe meer empathie niet noodzakelijk tot meer tolerantie leidt

Ignaas Devisch

Arthur Cools
 

11.15 – 12.30

Weerbare democratie: zijn er grenzen aan de democratische tolerantie?

Bastiaan Rijpkema

Geert Van Eekert
 

14.00 – 14.15 

Vertoning van de kortfilm Project Deburkanisation (Rachida Lamrabet, KVS & Goethe Institut Washington, 2017), met een korte inleiding 
 

14.15 – 15.30

Verlichte tijden? Wanneer de ‘anderen’ zich op ‘onze’ vrijheden beroepen 

Rachida Lamrabet

Herbert De Vriese 
 

15.45 – 17.00

Verlichting, (in)tolerantie en overheidsneutraliteit

Jurgen Slembrouck

Guy Vanheeswijck
 

Inschrijven

Deelname is vrij en gratis. Gelieve wel in te schrijven bij Jasper Van de Vijver.