Onderzoeksgroep

Expertise

- Morfologische en moleculaire identificatie van kleine zoogdieren (vnl. knaagdieren), mollusken en insecten. - Advies m.b.t. het beheer van door knaagdieren veroorzaakte problemen in landbouw en volksgezondheid, met een bijzondere expertise in Afrika.

Restoring Ecosystems to Stop the Threat of Re - Emerging Infectious Disease (RESTOREID). 01/01/2024 - 31/12/2027

Abstract

Herstellen van ecosystemen om de dreiging van (her-)opduikende infectieziekten te stoppen: Er is steeds meer bewijs dat landschapsdegradatie gekoppeld is aan het risico op zoonotische overspringing. Grootschalig herstel wordt steeds vaker genoemd als een effectieve oplossing om te beschermen tegen verschillende door de mens veroorzaakte invloeden en wordt ook verondersteld bescherming te bieden tegen zoonotische ziekteoverspringing. Er is echter weinig bekend over de mechanismen waarmee herstel deze bescherming kan bieden. Er wordt vaak aangenomen dat herstel de processen in omgekeerde volgorde weerspiegelt die optreden tijdens degradatie; het is echter waarschijnlijk dat deze relatie feitelijk asymmetrisch is. Herstelde landschappen kunnen zelden worden teruggebracht naar een staat die vergelijkbaar is met die van ongerepte ecosystemen, en vaak moeten herstelde landschappen voldoen aan een scala van milieu- en sociaaleconomische eisen die hen inherent verhinderen dit te doen. Bovendien is de ruimtelijk-temporele schaal die nodig is voor positieve verandering contextafhankelijk, en het type herstel dat nodig is om te beschermen tegen zoonotische overspringing is momenteel onbekend. Ecosysteemherstel kan sterk variëren in type, schaal en context en kan ook veranderen hoe mensen interageren met hun omgeving, wat onverwachte gevolgen kan hebben voor zoonotische ziekteoverspringing. Gezien de complexiteit van deze interacties en hun effect op ziekten, is het van vitaal belang dat we begrijpen hoe herstel specifiek de verspreiding van wilde dieren en het opkomende risico op overspringen van ziekten kan beïnvloeden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Modellering van de populatiedynamiek van plagen en nuttige organismen: een basis voor een IPM beslissingsondersteunend systeem in beschermde tomaten- en paprikateelten. 01/01/2023 - 31/12/2026

Abstract

De belangrijkste aanvrager, Biobest Group N.V., is wereldwijd leider in biologische bestuiving en biologische bestrijding in beschermde gewassen. Een belangrijke pijler binnen Biobest is de gratis technische service die wordt aangeboden wanneer een teler producten koopt. Een technisch adviseur van Biobest zal de teler wekelijks of tweewekelijks bezoeken om de IPM-strategie te bespreken en te optimaliseren. Door de jaarlijkse groei van 15 tot 20% staat Biobest voor vele uitdagingen op het gebied van werving, training en logistiek. Een nauwkeurig, betrouwbaar en vertrouwenswaardig advies begint met een goede monitoring van plagen en nuttige insecten in tijd en ruimte. Helaas brengt monitoring kosten met zich mee, wat vaak een obstakel is voor veel telers. Daarom zoekt Biobest de markt af naar betaalbare alternatieven en investeert het veel middelen in nieuwe innovatieve technologie. Crop-Scanner is het monitoringsinstrument van Biobest voor gegevensinvoer. Vliegende insecten kunnen worden gevangen met gele kleefvallen. Hiervoor ontwikkelde Biobest de Crop-Scanner add-on Trap-Scanner, een algoritme dat zes verschillende plagen en nuttige insecten identificeert op smartphonefoto's. Onlangs werd dit systeem geoptimaliseerd in samenwerking met het bedrijf PATS (Nederland) naar een volledig automatisch systeem met een vaste camera (Trap-eye). In maart 2021 investeerde Biobest 7,5 miljoen euro in het Canadese bedrijf Ecoation. Dit bedrijf biedt een visueel aantrekkelijk dashboard waar telers real-time monitoringgegevens kunnen invoeren en heatmap kunnen visualiseren. Het ultieme doel van Biobest is een zelflerend voorschrijvend DSS dat automatisch IPM-advies geeft en de doeltreffendheid van de vrijgegeven nuttige insecten verhoogt. De routekaart naar dit doel begon met gedetailleerde monitoringgegevens (beschrijvende analyse), gevolgd door een op regels gebaseerd beslissingsondersteuningssysteem (DSS) (IF THEN ELSE-model). Dit project zal zich richten op de volgende stap, de voorspellende analyse. Kortom, deze stap beschrijft populatiemodellen die 1) voorspellen of een plaag onder controle is of niet op basis van het aantal nuttige insecten op de planten, of/en 2) populatiedichtheden van roofdier en prooi in de nabije toekomst voorspellen. Eenvoudige een-op-een roofdier-prooi-modellen werden al ontwikkeld in het LA-Traject PeMaTo (nr: 140948) (Moerkens et al., 2021, Brenard, 2020). Wiskundige modellen gebaseerd op differentiaalvergelijkingen zijn standaard in de populatie-ecologie (Gause et al., 1936). De wetenschappelijke nieuwigheid ligt echter in de complexe ecologische dynamiek die ontstaat wanneer meerdere plagen en roofdieren aanwezig zijn. De toegevoegde waarde van kunstmatige intelligentie binnen het vakgebied van de populatie-ecologie zal worden onderzocht.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Infectiedynamieken in het Antropoceen – Zoektocht naar superverspreiders en infectie hotspots in de stedelijke jungle. 01/10/2022 - 30/09/2026

Abstract

Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft in een stedelijke, of urbane omgeving en men verwacht dat het wereldwijde stedelijke gebied zal verdubbelen tegen het einde van deze eeuw. Dit heeft potentiële ecologische gevolgen voor de dieren die binnenin zo'n gebieden leven doordat verstedelijking leidt tot habitat verlies en een verhoogde blootstelling aan vervuiling. Al varieert dit binnenin de stad aangezien het niveau van verstelijking niet gelijk is doorheen de stad (e.g., parken versus snelwegen). Daarnaast zorgt verstedelijking ook voor een verandering aan ziekteblootstelling. Dieren die leven in stedelijke omgevingen leven vaak in grote populaties en hebben meer sociale contacten met elkaar dan in natuurlijke omgevingen, waardoor ziektes zich makkelijker kunnen verspreiden. Al is dit ook afhankelijk van de verstedelijkingsgraad en er zich verschillende subpopulaties kunnen bevinden in de stad die verschillen in grootte, connectiviteit en infectiegraad. Naast de populatiegrootte is ook het gedrag van de gastheer een belangrijk component in de transmissiedynamiek van een ziekte. Dus zowel de ruimtelijke variatie in de stedelijke en sociale omgeving als de variatie in gedrag tussen individuen zijn belangrijke componenten in transmissiedynamieken van ziektes in dieren die in de stad leven. In dit project zullen we dus onderzoeken hoe hard verschillende factoren zoals verstedelijking, bewegingen, sociaal gedrag en persoonlijkheden de transmissiedynamieken beïnvloeden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Identificatie van beste praktijken voor biodiversiteitsherstel en volksgezondheidsinterventies om toekomstige epidemieën en pandemieën te voorkomen (BEPREP). 01/09/2022 - 28/02/2027

Abstract

Epidemieën en pandemieën - waarvan de meeste worden veroorzaakt door opkomende ziekten die zoonotisch en door vectoren overgedragen zijn - bedreigen wereldwijd onze gezondheid en welzijn in een alarmerend tempo. Het voorkomen van toekomstige uitbraken van ziekten zal cruciaal zijn om het menselijk welzijn te waarborgen en vereist transformerende veranderingen. "Biodiversiteit-is-goed-voor-onze-gezondheid" is een nieuw paradigma geworden in het verminderen van het risico op ziekten. Bijgevolg is natuurrestauratie gericht op het herstel van biodiversiteit - geïsoleerd of in combinatie met volksgezondheidsinterventies - geïdentificeerd als een belangrijk instrument voor het verminderen van het risico op ziekten. Hoewel er wereldwijd duizenden lopende en geplande natuurrestauratieprojecten zijn, ontbreekt het ons aan kennis a) of dergelijke restauraties daadwerkelijk de cascade van infectie-uitscheiding-verspreiding onderbreken en het risico op ziekten verminderen, b) of ze het risico eerder versterken en c) over succesfactoren die restauraties karakteriseren die het risico op ziekten verminderen. BEPREP zal deze kennislacune vullen en praktische begeleiding bieden. In ruimtelijk en temporeel gerepliceerde veldstudies en experimenten in casestudies in Europa en de tropen zullen we a)-c) bestuderen en de causale mechanismen van infectiedynamiek en van de drijvende krachten langs de cascade van infectie-uitscheiding-verspreiding blootleggen. De participatieve en sectorsoverschrijdende aanpak van BEPREP door actieve betrokkenheid van inheemse en lokale gemeenschappen zal het identificeren van succesfactoren van best practice restauraties en interventies mogelijk maken, inclusief op de natuur gebaseerde oplossingen, om toekomstige maatregelen voor het herstel van biodiversiteit te begeleiden die gezonde ecosystemen bevorderen. Deze succesfactoren zullen bijdragen aan a) het onderbreken van de cascade van infectie-uitscheiding-verspreiding en b) uiteindelijk het voorkomen van ziekte-uitbraken. De resultaten van BEPREP helpen bij het creëren van een Europese samenleving die voorbereid is op en reageert op ziekterisico's. BEPREP zal dus de ecologische overgang versnellen die nodig is om aan de Biodiversiteitsstrategie voor 2030 van de EU te voldoen als een kernonderdeel van de Europese Green Deal en een groen herstel na de COVID-19-pandemie ondersteunen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Monitoring van de handel in exotische dieren, wild vlees en de ziekteverwekkers die ze bij zich dragen (INTERCEPT). 01/09/2022 - 01/12/2024

Abstract

Het doel van het project is het ontwikkelen van een volledig operationele en robuuste gegevensverzamelingsworkflow voor de langdurige monitoring van de invoer van exotische dieren en wild vlees in België, evenals de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico's. We streven ernaar om de kennis van de omvang en diversiteit van de (illegale) handel in exotische dieren en wild vlees, en de bijbehorende pathogenen, te vergroten. We stellen voor om een gecentraliseerde database op te zetten van de ingevoerde exotische dieren en afgeleide producten die in België worden geïmporteerd; om het delen van deze database mogelijk te maken tussen de verschillende federale overheidsdiensten, agentschappen en andere belanghebbenden; om geoptimaliseerde in-het-veld protocollen op te zetten voor gegevensverzameling en biologische monstername; en om workflows op te zetten voor laboratoriumpathogentests en soortenidentificatie. Op deze manier wordt een efficiënt en duurzaam werkprogramma voor monitoring van de invoer van legale en illegale exotische dieren en dierlijke producten vastgesteld. Deze strategie maakt toekomstige evaluaties mogelijk van de impact van genomen maatregelen met betrekking tot grenscontroles en sensibilisering, en biedt een op bewijs gebaseerde beoordeling van het risico van opkomende infectieziekten door deze handel. Voor dit multidisciplinaire project werken we samen met experts van verschillende wetenschappelijke instellingen: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (dierentaxonomie en diversiteit), Sciensano (zoönose-pathogenen), Biologieafdeling - Universiteit Antwerpen (ziekte-ecologie en weefsel-databases). We zullen verder worden geadviseerd door het Belgisch Biodiversiteitsplatform (biologische databases) en Belnet (federale database IT). Bovendien zullen we experts uitnodigen van de natuurbeschermingsorganisaties Wildlife Conservation Society, WWF en Traffic om deel uit te maken van de Follow-upcommissie. Natuurlijk zullen de relevante federale overheidsdiensten en agentschappen (douane, FAVV, FOD Volksgezondheid, ...) nauw betrokken zijn bij alle discussies.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Behoud van biodiversiteit om de risico's van opkomende infectieziekten te beperken (BCOMING). 01/08/2022 - 31/07/2026

Abstract

Het verlies van biodiversiteit in hotspots van biodiversiteit is, naast andere sociaal-ecologische factoren, cruciaal om toekomstige pandemieën te begrijpen, te voorkomen en erop te reageren. Ondanks deze kennis benadrukt de huidige COVID-19-crisis de beperkingen van de implementatie van One Health-aanpakken. Een belangrijke beperking is het gebrek aan context-aangepaste oplossingen die belanghebbenden gemakkelijk op het veld kunnen implementeren. Om dit te overwinnen, zal BCOMING voortbouwen op eerdere internationale projecten om innovaties te co-creëren met alle belanghebbenden van biodiversiteitshotspots om het risico van het ontstaan van infectieziekten te verminderen door middel van biodiversiteitsbehoud en strategieën voor ziektesurveillance. De activiteiten van het project zullen worden uitgevoerd in Europa en drie tropische biodiversiteitshotspots in Zuidoost-Azië, West-Afrika en het Caribisch gebied en zullen de volgende verwachte impact hebben: BCOMING zal leiden tot een beter begrip van de mechanismen die ten grondslag liggen aan de impact van biodiversiteit op het risico van het ontstaan van infectieziekten. Participatieve tools die worden ontwikkeld, zullen het ontwerpen van context-aangepaste strategieën voor biodiversiteitsbehoud en herstel vergemakkelijken die het risico op zoönotisch overdracht verminderen. De ontwikkelde surveillancemethoden en tools voor het detecteren van pathogenen zullen de capaciteit verbeteren om opkomende ziekten te detecteren en toekomstige epidemieën te stoppen voordat ze kunnen uitgroeien tot pandemieën. Het consortium vormt een sterke multi-actorgroep van partners met een geschiedenis van succesvolle samenwerking, waaronder academici uit biomedische, milieu- en sociale wetenschappen, particuliere bedrijven, NGO's, lokale en internationale belanghebbenden die de brede waaier van disciplines en expertise samenbrengen die nodig is om alle verwachte resultaten van de oproep te bereiken. De integratie van BCOMING in het Prezode-initiatief zal helpen om de innovaties van het project op te schalen en geavanceerde sociaaleconomische milieu strategieën te verspreiden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Reconstructie van ziektedynamiek in Centraal-Afrika met behulp van historische museumcollecties en archieven (RECORDED). 01/01/2022 - 31/12/2031

Abstract

De afgelopen eeuw heeft ongekende veranderingen in natuurlijke biotopen gezien als gevolg van menselijke activiteiten, mogelijk zelfs meer in Afrika dan elders. Dit heeft invloed gehad op de verspreiding en dynamiek van infectieziekten, met name zoönotische infecties, overgedragen van dieren in het wild op mensen. Bovendien hebben veranderingen in de menselijke demografie, landbouw en andere menselijke activiteiten in het milieu, inclusief gezondheidszorginterventies, ook de ziektedynamiek veranderd. Het begrijpen van de relatieve bijdrage van deze factoren kan helpen bij het voorspellen van de effecten van toekomstige milieuveranderingen op de verspreiding van ziekten. Dit FED-tWIN profiel zal museumcollecties en historische archieven gebruiken om retrospectief de impact van milieu- en antropogene veranderingen op vector- en ziektedynamiek te bestuderen. Ondanks hun enorme potentieel wordt dit 'ongeëxploreerd erfgoed' grotendeels onderbenut in epidemiologisch onderzoek. Hier zullen we longitudinale reeksen vectorcollecties en ziektevervoerders van het RMCA combineren, en in een later stadium ook andere instituten, met historische archieven zoals medische dossiers, luchtfoto's en wetenschappelijke publicaties. Door een multidisciplinaire aanpak te hanteren, waarbij ecologie, geografie, modellering en semi-kwantitatieve methoden worden gecombineerd, zullen we de veranderingen in de aanwezigheid, diversiteit en verspreiding van pathogenen, vectoren en dierlijke reservoirs documenteren en deze relateren aan veranderingen in 1) menselijke demografie, 2) klimaat, en 3) landbedekking en landgebruik op de verspreiding van door vectoren overgedragen en zoönotische ziekten. Door sociaalecologische studies en historische verslagen van inspanningen voor ziektebestrijding op te nemen, kunnen we lessen trekken om het huidige gezondheidsbeleid te verbeteren ('historische epidemiologie'). RECORDED heeft een perspectief van 10 jaar, maar als startpunt zullen we ons richten op drie door vectoren overgedragen ziekten die sterk worden beïnvloed door milieu- en antropogene verandering en die binnen de expertise en/of historische documentatie van beide instituten vallen: schistosomiasis, slaapziekte en builenpest. De initiële geografische focus ligt op Kisangani (DR Congo), in het hart van het Congolese regenwoud, vanwege de rijkdom aan historische archieven en collecties die bestaan in onze musea vanwege onze koloniale geschiedenis, maar ook omdat het een snelgroeiend economisch centrum is, verbonden met Kinshasa via de Congo-rivier. Door toenemende globalisering zullen veranderende ziektedynamiek in Kisangani daarom ook worden gekoppeld aan andere gebieden in de wereld.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Op zoek naar het mechanisme achter Monkeypox virus transmissie: een multidiscplinaire 'one health' study over een opkomende zoönose. 01/01/2022 - 31/12/2025

Abstract

Pokken of variola, was door zijn unieke combinatie van een hoge besmettelijkheid en sterftegraad (30%), één van de meest dodelijkste ziekten ooit. De ziekte werd gelukkig na wereldwijde vaccinatie in 1980 definitief uitgeroeid verklaard werd. Vandaag de dag steken echter nog steeds nauw verwante virussen de kop op. Meest zorgwekkend is het apenpokkenvirus. Dit virus circuleert voornamelijk in wilde dieren in het regenwoud van Centraal Afrika, maar infecteert er ook regelmatig bewoners die in en rond het woud wonen en kan zich soms ook van mens tot mens verspreiden. Zorgwekkend is dat het aantal humane infecties de laatste jaren sterk lijkt toe te nemen. Helaas, zijn goede studies over apenpokkenvirus schaars en is het niet goed geweten hoe het zich juist verspreid. Dit komt omdat de ziekte voornamelijk voorkomt in afgelegen gebieden met een slecht functionerend gezondheidszorgsysteem. In dit project bestuderen we de mechanismen achter de verspreiding van het appenpokkenvirus in de Democratische Republiek van Congo. Hiervoor hanteren we een multidisciplinaire aanpak die de verschillende aspecten van appenpokkenvirus transmissie onder de loep neemt, dit zowel in dieren, patiënten als in de algemene populatie. Het betreft daarom een uniek project waarbij humane studies en dierstudies geintegreerd worden om een totaalbeeld van apenpokkenvirus verspreiding te schetsen. De resultaten van dit project zullen cruciaal zijn voor de preventie en controle van dit opkomend virus.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Resistentie, tolerantie en vermijding als strategieën tegen besmetting in Mastomys natalensis: een rol voor persoonlijkheid? 01/11/2021 - 31/10/2025

Abstract

Dieren hebben drie strategieën ontwikkeld om infecties te voorkomen en te overleven: i) vermijden van de ontmoeting met infectieuze agentia ("vermijden"), ii) beperken van de proliferatie van parasieten ("resistentie"), iii) beperken van de schade die door de infectie wordt veroorzaakt ("tolerantie"). Deze strategieën brengen echter kosten met zich mee voor de gastheer, wat resulteert in een afweging tussen verdedigingsmechanismen en fitnesskenmerken (bv. groei, voortplanting). Deze afweging kan verschillen naargelang o.a. het type parasiet, de infectiekans, levensgeschiedenis van de gastheer, leeftijd en persoonlijkheid. In de ecologie van infecties kunnen persoonlijkheidskenmerken zoals "boldness" en "exploration" in verband gebracht worden met de kans op besmetting in vele gastheer-parasiet systemen. Het is echter nog niet duidelijk of persoonlijkheid ook van belang is voor de heterogeniteit in verdedigingsstrategieën onder individuen. Ik zal deze kennisleemte aanpakken met de veeltepelmuis Mastomys natalensis en twee van diens parasieten (Morogoro virus en een nematode Trichuris mastomysi) als modelsysteem. Daarbij zal ik 1) de respons van muizen tegen een macro- en micro-parasiet infectie experimenteel testen, 2) de correlatie bepalen tussen resistentie, tolerantie en vermijding, 3) het verband onderzoeken tussen deze drie verdedigingsstrategieën en gastheerlijkheid en 4) informatie uit laboratoriumexperimenten integreren met waarnemingen in vrijlevende populaties.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Gemeenschapsecologie van Tanzaniaanse vleermuizen en overdracht van hun virussen tussen soorten. 01/10/2021 - 30/09/2024

Abstract

Onderzoek naar de eco-epidemiologie van vleermuis-virussen wordt meestal uitgevoerd op basis van "één gastheer - één virus" -systemen. Wij stellen in dit project voor om dit soort onderzoek uit te breiden naar echte realistische natuurlijke systemen virus-gemeenschappen (viromen) op het niveau van vleermuisgemeenschappen te bestuderen. We zullen gebruik maken van de nieuwste metagenomica technieken om de viromen in verschillende vleermuisgemeenschappen in Tanzania, en in vee dat met vleermuizen in aanraking komt, te karakteriseren. Zo zullen we de rol van de samenstelling van de vleermuisgemeenschappen, het verblijfshabitat, de onderlinge fylogenetische verwantschappen en de seizoenale voortplantingscycli op de abundantie en diversiteit van virussen nagaan. Door vee regelmatig te testen op virussen die normaal in vleermuizen voorkomen, kunnen we nagaan of de transmissie van vleermuis-virussen naar andere gastheren eerder zeldzame stochastische gebeurtenissen zijn of indien de frequentie van deze gebeurtenissen wordt onderschat. We verwachten dat dit project zal leiden tot de identificatie van de eco-evolutionaire drijfveren van virus-diversiteit in de natuur, en belangrijke inzichten zal leveren over het risico op overdracht van virussen van vleermuizen naar andere zoogdieren, inclusief de mens.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Bescherming van grote carnivoren in de Omovallei, Zuidwest-Ethiopië. 05/09/2021 - 31/10/2024

Abstract

Grote carnivoren in Ethiopië nemen af in aantal en in geografisch bereik, voornamelijk als gevolg van de druk van de menselijke bevolking en fragmentatie, verstedelijking, habitatverlies gevolgd door een geringe politieke interesse voor natuurbescherming. Om strategieën te formuleren om deze bedreigingen te verminderen, is het belangrijk om het voorkomen en de dichtheid van grote carnivoren te begrijpen, conflicten te onderzoeken, landschapsconnectiviteit te voorspellen en de levensvatbaarheid van populaties te evalueren. Het doel van dit onderzoeksproject is dus: 1. De factoren begrijpen die het voorkomen en de dichtheid van grote carnivoren in de Omo-vallei bepalen. 2. De landschapsconnectiviteit van het beschermde gebied beoordelen voor de beweging van grote carnivoren in de Omo-vallei. 3. De status van mens-grote carnivoor conflicten in de onderzoeksgebieden onderzoeken. 4. De levensvatbaarheid van wereldwijd bedreigde grote carnivoren in de Omo-vallei evalueren. Het aanpakken van de genoemde doelstellingen stelt ons in staat om samen te werken met belanghebbenden om de natuurbeschermingsacties te verbeteren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Beurs voor veldonderzoek - AR4D pathways, partners and opportunities in Myanmar. 02/07/2021 - 31/01/2025

Abstract

De vissende kat is een middelgrote wilde kat die voorkomt in Zuid- en Zuidoost-Azië. Wereldwijd wordt hij als 'kwetsbaar' beschouwd en nationaal als 'bedreigd' op de rode lijst van de IUCN. Ondanks hun bedreigde status is er beperkte informatie beschikbaar over vissende katten in het wild. In Nepal komen ze voor in de Terai-regio (zuidelijke laagvlakten) met afzonderlijke populaties in Koshi Tappu Wildlife Reserve, Parsa, Chitwan, Bardia en Shuklaphanta National Parks. Buiten de beschermde gebieden is de vissende kat waargenomen bij het Jagdishpur-reservoir (een Ramsar-site). Maar de verbinding tussen deze populaties is niet goed begrepen. Om het informatiegebrek aan te vullen, is dit project ontworpen om de verspreiding, status, ecologie en populatieverbindingen van vissende katten te bestuderen, evenals hun relatie met lokale gemeenschappen in Nepal. Ik zal de populatiedichtheid en overvloed van vissende katten in de beschermde gebieden van Nepal beoordelen met behulp van de methode van fototrappen voor vangst-herhaling. Ik zal niet-invasieve genetische monsters verzamelen uit hun uitwerpselen op verschillende locaties die de vissende katsubpopulaties van Nepal vertegenwoordigen. Ik zal de hypothese testen dat vissende katpopulaties in verschillende beschermde gebieden genetisch verschillend zijn door het ontbreken van verbindingshabitatcorridors. Met behulp van uitwerpselmonsters zal ik ook de voeding van vissende katten analyseren. Ik zal ook 6-10 individuele vissende katten uitrusten met een radiohalsband om de leefgebieden en het landschapsgebruikspatroon in natuurlijke habitats en in de buurt van viskwekerijen te beoordelen. Ik zal een semi-gestructureerde enquête houden onder lokale gemeenschappen om hun perceptie van vissende katconservatie en bedreigingen te begrijpen. De studie zal bijdragen aan de conservatie van de vissende kat door essentiële informatie te verstrekken over hun ecologie en het identificeren van prioritaire acties voor hun langetermijnoverleving in Nepal.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Toekomstige knaagdierbeheersing voor de gezondheid van varkens en pluimvee (RODENTGATE). 31/03/2021 - 30/09/2024

Abstract

Naast het consumeren en bederven van diervoeder en het beschadigen van infrastructuur in en rondom boerderijgebouwen, vormen knaagdieren een aanzienlijke bedreiging voor diergezondheid en One Health. Ze kunnen directe stress veroorzaken bij varkens en pluimvee, maar zijn vooral belangrijk als dragers van ziekteverwekkers. Deze omvatten economisch zeer belangrijke ziekten zoals varkensdysenterie, Aujeszky's ziekte, PCV2 en encefalomyocarditis. Wilde bruine ratten kunnen influenza A dragen en kunnen fungeren als tussenpersoon voor de overdracht van aviaire influenza tussen wilde vogels en pluimvee. Voor sommige andere ziekten zoals Afrikaanse varkenspest kunnen knaagdieren fungeren als mechanische reservoirs of ze kunnen teken ondersteunen die Afrikaanse varkenspest kunnen dragen. Knaagdieren spelen ook een rol in de epidemiologie van leptospirose en salmonellose, of bij het verspreiden van antibioticaresistente bacteriestammen zoals veegebonden MRSA. Ze kunnen de infectie opnemen van geïnfecteerde varkens of pluimvee en deze verspreiden binnen en tussen boerderijen. Ze kunnen dienen als een brug tussen wilde fauna en vee, en ze kunnen de infectie lokaal handhaven wanneer een boerderij wordt leeggemaakt en gedesinfecteerd na een ziekte-uitbraak of veewisseling. Er zijn dus zeer goede redenen voor knaagdierenbeheer op varkens- en pluimveebedrijven. Een belangrijke aanpak is altijd het gebruik van rodenticiden geweest. Echter, bezorgdheid over de milieuvriendelijkheid van de meest voorkomende rodenticiden heeft geleid tot veranderingen in de Europese en nationale regelgeving die hun gebruik beperken en nieuwe uitdagingen stellen voor efficiënt knaagdierenbeheer op boerderijen. Er is ook het probleem van resistentie tegen deze vergiften. Dit project RODENTGATE zal de knaagdiergerelateerde risico's voor diergezondheid in de varkens- en pluimvee-industrie onderzoeken en hoe dit kan veranderen met gewijzigd knaagdierenbeheer. Ecologisch gebaseerd knaagdierenbeheer is een strategie die een geïntegreerde aanpak van plaagbeheer combineert met grondige kennis van de knaagdierecologie, waardoor interventies precies kunnen worden gericht in tijd en ruimte, terwijl ze ecologisch en economisch duurzaam zijn. Dit vereist een zeer goed begrip van de knaagdierdemografie, levensgeschiedenis, ruimtegebruik, verspreidingscapaciteiten, evenals een passende documentatie van de aanwezigheid van ziekteverwekkers en transmissiepatronen in de knaagdierpopulatie. Een juist begrip van transmissiemechanismen is cruciaal omdat het doden van gastheren onverwachte effecten kan hebben op de verspreiding van een infectie. De specifieke doelstellingen van RODENTGATE zijn: 1) veranderingen in ziekterisico's voor varkens en pluimvee documenteren wanneer klassiek knaagdierenbeheer rond boerderijen wordt voorkomen en de knaagdierpopulaties rond boerderijen veranderen in overvloed of samenstelling; en 2) passende op bewijs gebaseerde en economisch duurzame strategieën voor ecologisch gebaseerd beheer van knaagdieren en door knaagdieren overgedragen infecties rond boerderijen voorstellen. Deze vragen zullen worden aangepakt door een multidisciplinair consortium van wetenschappers uit België, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Polen, door middel van een combinatie van analyse van bestaande gegevens, bemonstering van knaagdieren, omgeving en vee op boerderijen, moleculaire diagnose van ziekteverwekkers, veldwerk over knaagdierpopulatiebiologie en bewegingen, ecologische modellering, ontwikkeling van beheerstrategieën en communicatie met de varkens- en pluimvee-industrie en de ongediertebestrijdingsindustrie.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Evolutie en ecologie van zoönotische pathogenen van wilde dieren. 01/01/2021 - 31/12/2025

Abstract

In dit netwerk brengen wij wetenschappers samen die verschillende aspecten bestuderen van de evolutie en ecologie van virussen die voorkomen bij (Afrikaanse) wilde dieren. Onder deze virussen bevinden zich zoönosen: infecties die van nature circuleren bij dieren en af en toe mensen infecteren. Sommige van deze zoönotische infecties worden niet efficiënt overgedragen tussen mensen, zodat hun voorkomen bij de mens vooral afhangt van de aanwezigheid en het contact tussen de natuurlijke dierlijke gastheren en de mensen en de pathologische reactie van de mens. Dit soort infecties wordt doorgaans bestudeerd door ecologen, immunologen en pathologen. Andere zoönotische infecties bereiken de mens niet zo vaak en lopen meestal dood bij de mens, maar sommige kunnen zich efficiënt verspreiden zodra zij bij de mens opduiken, zoals het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2. Dergelijke ziekteverwekkers zijn ofwel reeds toevallig "vooraangepast" aan de menselijke gastheer, ofwel kunnen zij snel de nodige eigenschappen ontwikkelen om zich onder mensen te verspreiden. Epidemiologen en evolutiebiologen bestuderen dan ook meestal deze laatste groep infecties. Om passende volksgezondheidsmaatregelen voor te bereiden, is een beter inzicht nodig in de wijze waarop deze virussen zich in een natuurlijke omgeving gedragen. De sleutel hiervoor ligt in de patronen van hun evolutionaire geschiedenis, hun natuurlijke transmissie-ecologie en de variatie in reactie die door de verschillende gastheren wordt uitgelokt. Bovendien kunnen veel infecties niet strikt in een van de twee bovengenoemde typen worden ingedeeld, maar bereiken zij de mens en veroorzaken zij ziekte als gevolg van een complexe wisselwerking tussen de ecologie van de natuurlijke gastheer, de adaptieve evolutie van de ziekteverwekker, de epidemiologie en de immunologische en pathologische reactie bij de mens. Onderzoek naar dit soort infecties kan dus sterk profiteren van een synergie tussen verschillende disciplines: dierlijk veldwerk, moleculaire biologie, genomica, bio-informatica, ecologische en epidemiologische modellering, computationele fylogenetica en immunologie. Vlaanderen telt onderzoeksgroepen van wereldklasse in dit onderzoeksdomein en we willen ervoor zorgen dat deze kenniscapaciteit behouden blijft en verder uitgebouwd wordt. Om dit te bereiken moeten we onderzoeksideeën, expertise-specifieke wetenschappelijke inzichten, dierstalen, en vaardigheden en instrumenten voor veld-, laboratorium- en analytisch werk uitwisselen; en we moeten onze beginnende onderzoekers opleiden met de nodige sets van state-of-the-art vaardigheden. Wij willen een wetenschappelijk onderzoeksnetwerk formaliseren over de ecologie en evolutie van wilde dieren en zoönotische virussen tussen onderzoeksgroepen met complementaire expertise maar overlappende onderzoeksinteresses. Het uiteindelijke doel is om de kwaliteit van het onderzoek in Vlaanderen te behouden en verder te verhogen en partnerschappen te ontwikkelen voor gezamenlijke interdisciplinaire projecten en in het algemeen het stimuleren van netwerkvorming voor beginnende onderzoekers in de ecologie en evolutie van infectieziekten. We zullen deze netwerking realiseren door de organisatie van jaarlijkse zomerworkshops. Deze workshops op gevorderd niveau zullen in de eerste plaats gericht zijn op postdoctorale onderzoekers uit de partnergroepen, en zullen blootstelling bieden aan verschillende onderzoeksinvalshoeken om gelijkaardige ultieme vragen in zoönotische infectie-evolutie-ecologie te begrijpen. Verdere inspiratie zal worden geboden door senior netwerkpartners en additionele uitgenodigde internationale topwetenschappers. De workshops zullen ook hands-on mogelijkheden bieden om verschillende vaardigheden en toolsets te leren. Deze kunnen dan verder worden uitgewerkt door uitwisselingsbezoeken aan de internationale partners voor training in state-of-the-art analysetechnieken.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een nieuwe aanpak van aversieve conditionering van wolven om conflicten met extensieve veeteelt en schapenbegrazing te verminderen. 01/11/2020 - 31/10/2024

Abstract

Grijze wolven (Canis lupus) hebben recent grote delen van West-Europa heroverd waar ze meer dan een eeuw lang uitgeroeid waren. De keerzijde van dit natuurbehoudssucces is een toenemend conflict tussen natuur en extensieve landbouw, met name schapenhouderij. Op inrasteren na, wat enkel op kleine kuddes haalbaar is, is er geen duurzame manier om in gebieden met grootschalige extensieve schapenbegrazing depredatie te voorkomen. Hier wil ik van het natuurlijke gedrag van wolf gebruik maken om rigoureus te testen of we wolven kunnen conditioneren om schapen te vermijden, via aversieve conditionering. Ik zal hier verschillende methodes testen en optimaliseren, met name of wilde wolven 1), stimuli waarop ze aversief geconditioneerd werden en die ze associëren met schapen mijden, 2) minder prederen op schapen na aversieve voedselconditionering, en 3) of ze schapen voorzien van aversieve attributen vermijden. We voorzien autonome conditionerings-vallen in de buurt van schaapskuddes binnen wolventerritoria, die we via een netwerk van camera-vallen zullen monitoren. Deze vallen zijn bedoeld om wolven bij triggering van de val direct te bestraffen, en deze bestraffing te combineren met een tweede stimulus (bv een sterke geur), zodanig dat de conditionering ook op deze geur van toepassing is. Indien efficiënt, kunnen deze principes op termijn verder geoptimaliseerd worden om depredatie te voorkomen in gebieden waar andere methodes van kudde-bescherming niet mogelijk of wenselijk zijn.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Op zoek naar de oorsprong van recente en toekomstige zoonotische epidemies in tropisch Afrika (OMEgA) 01/09/2020 - 31/08/2030

Abstract

OMEgA bestudeert opkomende zoönotische ziekten bij Afrotropische zoogdieren door de ecologie van de infecties en de evolutionaire aspecten van de diversiteit van de pathogenen en hun geassocieerde natuurlijke gastheren te onderzoeken. Onze twee belangrijkste doelstellingen zijn (i) te ontrafelen hoe de fylogeografie, de evolutionaire geschiedenis en de ecologie van de gastheren inzicht kunnen geven in de diversiteit, de oorsprong en de verspreiding van deze zoönoseverwekkers; (ii) te onderscheiden welke ecologische mechanismen en milieuveranderingen (klimaat, landschap, verlies aan biodiversiteit, ...) de spill-over van de gastheren kunnen vergemakkelijken of de gastheerspecificiteit in stand kunnen houden, zelfs als er geen sterke moleculaire barrière is. Om deze vragen te beantwoorden, zullen we gebruik maken van Next-generation sequencing (NGS) methodes om specimens en weefsels uit museumcollecties en vers verzameld materiaal te screenen op de aanwezigheid van pathogenen, om de taxonomie van de gastheer, de fylogenetische en ecologische relaties tussen gastheersoorten en de verspreidingsgebieden van de genetisch gescheiden gastheerpopulaties te verifiëren. De resulterende informatie over de taxonomie van de gastheer, de biologie, de transmissie-ecologie van betrouwbaar geïdentificeerde pathogenen, afgeleid uit hun aanwezigheid, diversiteit, gastheerspecificiteit en evolutie, zal ons toelaten om de belangrijkste doelstellingen van de profielen te beantwoorden. Deze bevindingen zullen niet alleen onze fundamentele kennis over parasieten/pathogenendiversiteit vergroten, maar ook belangrijke gezondheidsaspecten aan de orde stellen, aangezien ze een nieuw licht zullen werpen op de omstandigheden die ertoe leiden dat zoönoseverwekkers van de mens in het wild van gastheer wisselen. Onze resultaten zullen bijdragen tot een beter begrip van de relatieve bijdragen van antropogene mondiale veranderingen (klimaatverandering, erosie van tropische bossen, veranderende landschapspatronen en menselijke activiteitspatronen) aan het ontstaan van nieuwe zoönotische ziekteverwekkers, waarvan sommige potentiële wereldwijde gezondheidsrisico's met zich meebrengen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Zoönose- en plaagdierecologisch onderzoek voor duurzame leefbaarheid op het raakvlak tussen mens en wildlife in Omo Basin, Zuid-Ethiopië. 01/01/2019 - 31/08/2024

Abstract

De activiteiten voor het levensonderhoud van de plattelandsgemeenschappen in Ethiopië gaan ten koste van de biodiversiteit in gebieden met een hoge mate van contact tussen mens en dier. Dit project is gericht op het verbeteren van de academische en onderzoekscapaciteit aan de Wolaita Sodo Universiteit (WSU), waarbij de nadruk ligt op ecologische interacties op het raakvlak tussen mens en dier en het genereren van een betere kennis van mens-wildconflicten om mogelijke verzachtende maatregelen op te helderen. De tussentijdse resultaten (outputs) die van het project worden verwacht, omvatten een beschrijving van het mens-wildconflict en de economische impact ervan, onderzoek naar zoönose-epidemiologie met de nadruk op leishmania-sis, onderzoek naar wetland-naar-drooglandverschuivingen en de effecten ervan op kleine zoogdierpopulaties en -conflicten. De ruimtelijke en temporele gegevens over mens-wildconflicten zullen worden verzameld. De resultaten zullen worden vertaald in beleidsopgaven en worden verspreid onder lokale gemeenschappen, belanghebbenden en beleidsmakers voor acties. Verbetering van het menselijk welzijn (beschermd milieu, verbeterde gewasproductiviteit en betere gezondheid) zijn de belangrijkste effecten die met het project worden beoogd.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

RESTOREID. Restoring Ecosystems to Stop the Threat Of (Re-)Emerging Infectious Diseases. (HORIZON-CL6-2023-BIODIV-01-17). 17/01/2023 - 16/01/2024

Abstract

Herstellen van ecosystemen om de dreiging van (her-)opduikende infectieziekten te stoppen: Er is steeds meer bewijs dat landschapsdegradatie gekoppeld is aan het risico op zoonotische overspringing. Grootschalig herstel wordt steeds vaker genoemd als een effectieve oplossing om te beschermen tegen verschillende door de mens veroorzaakte invloeden en wordt ook verondersteld bescherming te bieden tegen zoonotische ziekteoverspringing. Er is echter weinig bekend over de mechanismen waarmee herstel deze bescherming kan bieden. Er wordt vaak aangenomen dat herstel de processen in omgekeerde volgorde weerspiegelt die optreden tijdens degradatie; het is echter waarschijnlijk dat deze relatie feitelijk asymmetrisch is. Herstelde landschappen kunnen zelden worden teruggebracht naar een staat die vergelijkbaar is met die van ongerepte ecosystemen, en vaak moeten herstelde landschappen voldoen aan een scala van milieu- en sociaaleconomische eisen die hen inherent verhinderen dit te doen. Bovendien is de ruimtelijk-temporele schaal die nodig is voor positieve verandering contextafhankelijk, en het type herstel dat nodig is om te beschermen tegen zoonotische overspringing is momenteel onbekend. Ecosysteemherstel kan sterk variëren in type, schaal en context en kan ook veranderen hoe mensen interageren met hun omgeving, wat onverwachte gevolgen kan hebben voor zoonotische ziekteoverspringing. Gezien de complexiteit van deze interacties en hun effect op ziekten, is het van vitaal belang dat we begrijpen hoe herstel specifiek de verspreiding van wilde dieren en het opkomende risico op overspringen van ziekten kan beïnvloeden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

In kaart brengen van knaagdiervirussen over een biodiversiteitsgradient in Morogoro, Tanzania. 01/01/2023 - 30/09/2023

Abstract

Om zoönose bij mensen te verminderen en te voorkomen, is het noodzakelijk om te begrijpen hoe ziekteverwekkers worden overgedragen in populaties van hun wildreservoir. In feite circuleren de meeste ziekteverwekkers endemisch in het wild binnen gemeenschappen van meerdere gastheersoorten die verschillen in dichtheid, gevoeligheid, besmettelijkheid en gedrag. Een van de belangrijkste vragen binnen dit one-health-perspectief is of het vergroten van de biodiversiteit zal leiden tot een afname of toename van de infectieprevalentie, respectievelijk de verdunnings- en amplificatie-effecten. In dit project zullen we deze mechanismen onderzoeken gebruik makende van virussen in knaagdiergemeenschappen met behulp van een unieke combinatie van empirische gegevens, beschikbare stalen en state-of-the-art metagenomische sequenering en mathematische modellering. Meer specifiek zullen we een op CRISPR-Cas gebaseerde gastheerdepletietechniek integreren in bestaande sequeneringsprotocollen die ons in staat zal stellen om elk doelwit (bijv. gastheergen, adapters) van elk type (DNA of RNA), in elk monster (niet cellulair versus cellulair ), en in elke soort. Dit zal de diagnostische capaciteit voor mens en dier stalen op het ITG en de UAntwerpen aanzienlijk uitbreiden en, belangrijker nog, een dieper inzicht verschaffen in de ecologie en evolutie van zoönotische virussen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

AR4D pathways, partners en kansen in Myanmar. 01/08/2021 - 31/12/2021

Abstract

Dit onderzoeksproject heeft als doel ACIAR op een zorgvuldige en effectieve manier te ondersteunen bij investeringen in rechtsgebieden die te maken hebben met bestuursuitdagingen, risico's en beperkingen. Het doel van dit project is ACIAR richtlijnen te verschaffen over mogelijke partners en opdrachtnemende organisaties die effectief en passend kunnen worden ingezet binnen ACIAR-onderzoeksprojecten die zich voornamelijk richten op problemen in de landbouw in bergachtige gebieden in Myanmar, en om mogelijke onderzoeks- en ontwikkelingspaden te verkennen met niet-gouvernementele organisaties. Specifieke doelstellingen van het project zijn: - Verzamelen van informatie over wie (niet-gouvernementele organisaties, internationale onderzoeks- en ontwikkelingsaanbieders, particuliere sector, sleutelpersonen) actief is in relevante bergachtige gebieden (CDZ en Shan State). Dit omvat ook de mogelijkheid dat CGIAR-centra directe partners zijn in berglandbouwsystemen. -Beoordelen van het trackrecord en voer een voorlopig due diligence-onderzoek uit naar veelbelovende toekomstige partners. - Identificeren van hoogwaardige onderzoeks- en ontwikkelingslacunes in landbouwsystemen die aansluiten bij de strategische doelstellingen van ACIAR, met beoordeling van de haalbaarheid van een effectieve investering zonder financiering van overheidsinstanties. Desktopanalyses en externe interviews zijn geïdentificeerd als de meest effectieve en passende aanpak voor dit project. Er zullen ook een klein aantal besprekingen plaatsvinden met relevante personen in Australië en binnen instellingen zoals CGIAR, hetzij via telefoongesprekken of online waar dat passend is.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Wie infecteert er wie? Het ontrafelen van pathogeen-transmissie in populaties knaagdieren bestaande uit verschillende gastheren. 01/11/2020 - 31/10/2023

Abstract

Hoewel veel opkomende infectieziekten worden veroorzaakt door pathogenen die hun oorsprong vinden in populaties wilde dieren blijven de ecologische mechanismen die bepalen hoe deze pathogenen overleven in de natuur slecht bestudeerd. Dit komt omdat het praktisch moeilijk is om voldoende veldgegevens te verzamelen tijdens epidemieën en omdat lange-termijn data noodzakelijk is. In dit project wil ik onderzoeken hoe verschillen in knaagdiergemeenschappen de prevalentie, persistentie en controle van pathogenen beïnvloeden die verschillende gastheersoorten kunnen infecteren. Deze mechanismen liggen immers aan de basis van een veelbesproken debat in conservatiebiologie: of verlies in biodiversiteit resulteert in een stijging of daling van het aantal infectieuze pathogenen dat van dier naar mens kan overspringen? Het onderzoek zal gebeuren aan de hand van een unieke collectie knaagdierstalen die werden verzameld tijdens veldwerk uitgevoerd in de Democratische Republiek Congo en Tanzania, en die ik zal testen op de aanwezigheid van verschillende pathogenen. Deze velddata zal ik combineren met extra veldexperimenten en simulaties van wiskundige modellen om uiteindelijk drie hypothesen te testen: (i) pathogenen neigen ernaar om verschillende gastheren te infecteren, (ii) persistentie van pathogenen is voornamelijk het resultaat van één gastheersoort, en (iii) de controle van deze gastheersoort volstaat om het pathogeen uit de knaagdiergemeenschap te elimineren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Mastomys natalensis hybride zones als natuurlijke laboratoria om de grenzen van arenavirusverspreiding te onderzoeken. 01/10/2020 - 30/09/2022

Abstract

De Natal veeltepelmuis is waarschijnlijk het meest voorkomende Afrikaanse knaagdier. In West-Afrika draagt deze muis het Lassa virus, dat op de mens kan worden overgedragen en dodelijke hemorragische koorts kan veroorzaken; in andere delen van Afrika draagt ze nauw verwante arenavirussen, maar deze zijn niet pathogeen voor de mens. Deze virussen lijken beperkt te zijn tot bepaalde geografische gebieden omdat ze specifiek zijn voor genetisch verschillende subgroepen van deze muizensoort. In Tanzania komen drie van deze subgroepen met drie verschillende niet-pathogene virussen met elkaar in contact. Het is daarom een ideale plek om te onderzoeken wat er met deze subgroepen gebeurt wanneer ze elkaar ontmoeten en hoe dit hun arenavirussen beïnvloedt. Meer specifiek wordt de divergentie van de gastheersubgroepen beschreven, worden de hybride zones gekarakteriseerd waar de subgroepen met elkaar in contact komen, wordt de associatie van verschillende arenavirussen met hun gastheersubgroepen beoordeeld en worden de evolutie en virale belasting van de arenavirussen in de hybride zones bestudeerd. Dit onderzoek zal inzicht geven in speciatieprocessen en zal helpen om de geografische spreiding en evolutie van arenavirussen te begrijpen, wat cruciaal is om toekomstige noodsituaties te voorspellen en interventies te plannen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

IoSA (Internet der Kleine Dieren): Geminiaturiseerde contact loggers voor kleine dieren. 01/09/2020 - 31/08/2021

Abstract

Om biologische processen zoals migratie, verspreiding en ziektetransmissie te begrijpen, moeten we weten waar dieren zich verplaatsen en wie ze ontmoeten. Hoewel er reeds voor veel grotere dieren reeds methoden ontwikkeld zijn, is de overgrote meerderheid van de dieren te klein om effectief te monitoren zonder in te boeten op gegevensnauwkeurigheid of acquisitiesnelheid. Dit heeft niet alleen gevolgen voor onderzoek naar verplaatsing en gedrag van dieren, maar ook voor toegepaste toepassingen zoals beter welzijn voor dieren en vee in gevangenschap en monitoring van het milieu. Ontwikkelingen in het Internet of Things (IoT) die een revolutie teweegbrengen in verschillende aspecten van het dagelijks leven, hebben een enorm potentieel op het gebied van het volgen van dieren in het wild, maar zijn tot nu toe weinig uitgebuit, met name bij het overwegen van geminiaturiseerde contact loggers. Wij ontwikkelden ProxLogs, een geïntegreerd, flexibel en toegankelijk monitoringsysteem voor kleine dieren, gebaseerd op recente verbeteringen aan Bluetooth Low Energy-protocollen. Dit project heeft als doel om het Minimum Levensvatbaar Product te ontwikkelen, dit te testen in operationele omgevingen en toepasbare bedrijfsmodel te onderzoeken. Dit zal een state-of-the-art systeem zijn dat het mogelijk maakt om veel kleinere wilde en gedomesticeerde dieren te volgen op een sterk verbeterde ruimtelijke schaal dan eerder werd bereikt, terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat het systeem goedkoop en toegankelijk blijft voor eindgebruikers. In dit project valideren we de proof of concept en werken we de verschillende businessmodellen verder uit.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project website

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Vermijden van een lokaal natuurlijk zoogdierreservoir van SARS‐CoV‐2 in België. 01/06/2020 - 31/05/2021

Abstract

Het SARS‐CoV‐2 heeft zijn oorsprong in een Aziatische vleermuissoort maar het is ondertussen duidelijk dat het naast mensen ook verschillende niet‐verwante zoogdiersoorten kan besmetten. Gezien de circulatie van het virus onder mensen bestaat de kans dat zij het overdragen op wilde soorten; mocht dat gebeuren, dan kan er een nieuw reservoir ontstaan dat uiterst moeilijk te controleren zal zijn. Dit moet vermeden worden maar het is nog niet duidelijk welke in de natuur voorkomende soorten in België ontvankelijk zijn voor het virus. Het binnendringen van het virus in een gastheercel gebeurt door een binding aan het ACE2 proteïne, en wordt verder gefaciliteerd door de furine en TMPRSS2 proteases van de gastheer; deze eiwitten komen bij alle soorten voor maar hun sequenties (en bijgevolg de structurele kenmerken die vereist zijn voor interactie met het virus) kunnen verschillen en dat bepaalt of de gastheer gevoelig is voor infectie. Om na te gaan welke soorten mogelijk besmet kunnen worden, zullen wij de sequenties van de betrokken genen van de verschillende Belgische zoogdiersoorten bepalen, in samenwerking met de eiwitspecialisten van het department Farmacie de mogelijke structurele en functionele implicaties van variaties in aminozuursequenties in kaart brengen en aan de hand daarvan evalueren welke inheemse zoogdieren mogelijk een reservoir kunnen worden. Op basis daarvan kunnen dan specifieke maatregelen worden uitgewerkt om het ontstaan van dergelijk reservoir te vermijden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

BIODIV-AFREID: Biodiversiteitsveranderingen in Afrikaanse wouden en opduikende infectieziekten: moeten we ons zorgen maken? 01/03/2020 - 28/02/2023

Abstract

Dit project zal onderzoeken hoe biodiversiteitsomstandigheden de verspreiding van pathogenen in menselijke populaties in Afrikaanse wouden al dan niet bevorderen. Dit is cruciaal voor het voorspellen en beheersen van het risico op nieuwe uitbraken onder veranderende biodiversiteitsscenario's. Om dit proces te onderzoeken, stellen we 1 ° voor om veranderingen in biodiversiteit te koppelen aan veranderingen in gemeenschappen van reservoirs en de ziekteverwekkers die ze dragen en 2 ° om verschillen in deze reservoirgemeenschappen te koppelen aan de menselijke gezondheid. De voorgestelde onderzoeksactiviteiten zullen zich concentreren op Monkeypox- en Ebola-virussen, maar een breder spectrum van ziekteverwekkers zal worden opgenomen, zodat we een bereik kunnen bestrijken van ziekteverwekkers die relatief vaak voorkomen in een verscheidenheid aan kleine zoogdieren (MPXV) tot ziekteverwekkers die zeldzaam zijn en worden aangetroffen in alleen zeer weinig soorten (EBV). De voorgestelde studie zal worden uitgevoerd in DR Congo en Ivoorkust, in gebieden waar deze opkomende ziekten eerder zijn waargenomen en optimaal gebruik maken van de grote monstercollecties die eerder door de consortiumpartners in deze gebieden zijn verzameld.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

BioRodDis: beheer van biodiversiteit in bossen en stedelijke groene ruimten. Verdunnings- en versterkingseffecten bij knaagdiermicrobioom en door knaagdieren overgedragen ziekten. 01/02/2020 - 31/01/2023

Abstract

Ons project is gericht op het ophelderen van de verbanden tussen biodiversiteit en ziekten op lokale en Europese schaal met behulp van gestandaardiseerde beoordelingen van biodiversiteit en ziekterisico's. Dit project zal dit probleem aanpakken door nieuwe belangrijke onderzoeksrichtingen te integreren, d.w.z. gastheer microbiome en meerdere niveaus van pathogene diversiteit aan de ene kant, seizoensgebonden en meerjarige dynamiek aan de andere kant, inclusief scenario's voor klimaatverandering, en interacties met sociaal-economische contexten. Deze wetenschappelijke vragen zijn een essentiële voorwaarde om de bestaande modellering van de relatie tussen biodiversiteit en ziekten te verbeteren en om een ​​kader te ontwikkelen waarmee voorspellingen kunnen worden gedaan over de effecten van ecosysteembeheerpraktijken op de menselijke en dierlijke gezondheid, biologische beschermingsstrategieën en / of klimaatverandering op de gezondheid van mens en dier. Als zodanig moeten en zullen deze vragen worden behandeld in samenwerking met de belangrijkste lokale en Europese belanghebbenden en beleidsmakers. Onze resultaten zullen worden verspreid onder een groter publiek, via een breed scala aan communicatiekanalen, en rekening houdend met de juiste taal en nationale / sociaal-professionele kenmerken van de verschillende doelgroepen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Opstellen van 'best practices' en een beslissingsboom over het gebruik van diervriendelijke bestrijdingsmiddelen bij ratten en muizen. 01/02/2020 - 30/04/2021

Abstract

De Vlaamse overheid heeft opdracht gegeven voor een studie over diervriendelijke methoden voor ongediertebestrijding van ratten en muizen. Dit project wordt uitgevoerd door INBO, UAntwerpen werd ingehuurd als externe consulent voor dit project.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Co-infecties, heterogeniteit en gedrag: modellen en echte knaagdieren. 01/01/2020 - 31/12/2023

Abstract

De meeste epidemiologische modellen voor infecties richten zich slechts op één ziekteverwekker, maar in werkelijkheid worden gastheren vaak door meer dan één pathogeen geïnfecteerd. Bovendien gaan veel modellen uit van willekeurige of zelfs homogene vermenging van individuen binnen gedefinieerde categorieën en houden ze geen rekening met heterogeniteit van gastheereigenschappen of gedragsveranderingen als gevolg van infectie. In dit project zullen we deze vragen behandelen met een Afrikaanse knaagdierenpopulatie als modelsysteem. Aan de hand van een uitgebreide set van bestaande capture-mark-recapture data van veeltepelmuizen Mastomys natalensis in Tanzania, met meer dan 9.000 bloedmonsters verzameld tijdens maandelijkse opnames sinds 2007 en nog steeds lopend, zullen we in staat zijn om co-infecties met verschillende pathogenen te onderzoeken, positieve en negatieve associaties tussen deze pathogenen te beschrijven en een longitudinale studie uit te voeren naar de dynamiek van de transmissie van deze pathogenen. Aan de hand van experimenten in het labo en in grote omheinde proefterreinen op het veld zullen we gegevens verzamelen over de onderlinge interacties van de pathogenen op transmissieniveau, en de effecten van (co-)infecties op contact rates en gedrag (en vice versa), rekening houdend met heterogeniteit. Deze gegevens en inzichten zullen de basis vormen voor de ontwikkeling van wiskundige modellen die rekening houden met deze aspecten.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Stress, ziekte en maatschappelijk gedrag: wat zijn de gevolgen van omgevingsdruk op gedrag individuele fitness en transmissie van parasieten? 01/11/2019 - 06/07/2021

Abstract

Uitbraken van Zoönotische ziektes (ziektes overgedragen door dieren zoals bv. Ebola) hebben recent de belangrijke rol van dieren in ziekteoverdracht benadrukt. Zoönotische ziektes zijn vooral van belang wanneer mensen en dieren vaak met elkaar in contact komen. Ziektetransmissie is afhankelijk van contact tussen een geïnfecteerd individu met een vatbaar individu en de waarschijnlijkheid dat een vatbaar individu geïnfecteerd wordt. Habitatsveranderingen zorgt voor een transitie in de beschikbaarheid en verspreiding van bronnen wat invloed heeft op het aantal contacten tussen individuen en met toenemende stress ook invloed heeft op vatbaarheid voor ziektes. Daarom is betere kennis over hoe milieustress invloed heeft op veranderingen in ziekteoverdracht fundamenteel. De veeltepelmuis zal gebruikt worden om te onderzoeken hoe milieustress overleving, gedrag en virustransmissie beïnvloed. Hierbij zullen verschillende benaderingen toelaten de fysiologische invloed van stress in zowel labo- als veldexperimenten te onderzoeken, gecombineerd met een state-of-art technologie om gedrag van in het wild levende knaagdieren te volgen. De veeltepelmuis is drager van verschillende zoönotische ziektes en is een succesvolle soort in dichtbevolkte gebieden. Daarom is dit niet enkel een pioniersstudie die fundamentele inzichten zal opleveren maar zal deze studie ook bijdragen tot de opbouw van kennis over de invloed van habitatsveranderingen op transmissie.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

VAX-IDEA:. infectieziekten-preventie, controle en management in een 'one health' gezondheidsbeleid. 03/07/2019 - 31/12/2023

Abstract

Infectieziekten (ID) en antimicrobiële resistentie (AMR) vormen een continue en ernstige bedreiging voor mens en dier (One Health). Vijf onderzoekseenheden van UAntwerpen, met sterke internationale track records en samenwerkingen, zullen gezamenlijk hun ID-expertise blijven kapitaliseren. EVECO onderzoekt de verspreiding, evolutie en ecologie van pathogenen (pest, arenavirussen, ...) en dieren in het wild, en biedt inzichten voor opkomend ID-management. LMM heeft grote consortia (COMBACTE, PREPARE) opgericht die hebben geleid tot pan-Europese infrastructuren voor onderzoek naar ID- en antimicrobiële consumptie. Naast het ontwikkelen van snelle diagnostiek, onderzoekt LMM AMR-mechanismen en pathogene dynamica in vitro, in mens / vee en in diermodellen om de gastheer immuunrespons (ontdekking van biomarkers) en bacteriële pathogeniciteit te bestuderen. LEH voert geavanceerd onderzoek uit naar celgebaseerde immuuntherapieën, in samenwerking met het Centrum voor Celtherapie en Regeneratieve Geneeskunde van het UZA. LEH onderzoekt gastheer-immuunreacties in vaccinstudies met behulp van multi-parametrische flowcytometrie en systeembiologie teneinde nieuwe immuun correlaten van bescherming te ontdekken bij nieuwe generatie vaccins. CEV bestudeert de epidemiologie van vaccineerbare ziekten en voert state-of-the-art vaccin studies uit met grote nationale / internationale netwerken, waaronder maternale immunisatie studies en quarantaine studies met genetisch gemodificeerde poliovirussen. Gezien de wereldwijde behoefte aan EID-vaccins (Lassa, Ebola, ...) houdt CEV zich bezig met verschillende innovatieve (niet) -human challenge-fase 1-2 studies. CHERMID onderneemt methodologisch en toegepast onderzoek op het kruispunt tussen gezondheidseconomie, biomedische geneeskunde en wiskunde. CHERMID is internationaal bekend voor het ontwikkelen van modellen van dynamische ID-processen binnen en tussen gastheren, die worden geïntegreerd met geavanceerde economische modellen. Door deze complementaire expertises te integreren, zal dit OEC de huidige en toekomstige uitdagingen in ID-beheer aanpakken.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Onderzoek in het domein van de conservatiebiologie. 01/01/2019 - 31/12/2022

Abstract

Gift van KMDA aan het Universiteitsfonds met de bedoeling het onderzoek in de conservatiebiologie te stimuleren. Het departement Biologie beslist hoe deze middelen in te zetten voor het betalen van onderzoeksmedewerkers.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De link tussen persoonlijkheid en infectierisico in natuurlijke populaties van het Afrikaanse knaagdiersoort Mastomys natalensis met het Morogoro arenavirus. 01/10/2018 - 30/09/2021

Abstract

Dierlijke persoonlijkheid is het fenomeen dat gedrag consistent is in de tijd, wat betekent dat bijvoorbeeld sommige mensen altijd agressiever zijn dan anderen. Elk gedrag kan worden gedefinieerd als een persoonlijkheidskenmerk, zolang het maar herhaalbaar is in de tijd, maar persoonlijkheidstrekken zijn over het algemeen verdeeld in vijf categorieën: vrijmoedigheid, onderzoek, activiteit, agressiviteit en gezelligheid. Mensen met een sterke verkenning kunnen een grotere kans hebben om een ​​partner te ontmoeten en hebben dus bijvoorbeeld een hoog reproductief succes, maar ze kunnen ook een verhoogd risico lopen op parasieten, ziekteverwekkers en roofdieren. Deze fitness-kosten van de persoonlijkheid zijn weinig onderzocht, maar kunnen belangrijke implicaties hebben voor de ziektedynamiek. Met behulp van de natal multimammate mouse (Mastomys natalensis) - Morogoro arenavirus study system, zal ik de mogelijke verbanden tussen persoonlijkheidskenmerken, immuunsysteem en infectierisico onderzoeken. Specifiek zal ik 1) vaststellen of M. natalensis bewijs van consistente persoonlijkheidskenmerken vertoont en als enige kenmerken gecorreleerd zijn, 2) onderzoeken of gastheerspersoonlijkheidskenmerken geassocieerd zijn met virale infecties in vrijlevende populaties, 3) bepalen of er een relatie is tussen sommige persoonlijkheidskenmerken en immuunsysteemfunctie, 4) experimenteel testen of infectie de expressie van persoonlijkheidskenmerken verandert, en 5) epidemiologische modellen gebruiken om de potentiële effecten van persoonlijkheid op de dynamiek van virusoverdracht in vrijlevende populaties te onderzoeken.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Mastomys natalensis hybride zones als natuurlijke laboratoria om de grenzen van arenavirusverspreiding te onderzoeken. 01/10/2018 - 30/09/2020

Abstract

De Natal veeltepelmuis is waarschijnlijk het meest voorkomende Afrikaanse knaagdier. In West-Afrika draagt deze muis het Lassa virus, dat op de mens kan worden overgedragen en dodelijke hemorragische koorts kan veroorzaken; in andere delen van Afrika draagt ze nauw verwante arenavirussen, maar deze zijn niet pathogeen voor de mens. Deze virussen lijken beperkt te zijn tot bepaalde geografische gebieden omdat ze specifiek zijn voor genetisch verschillende subgroepen van deze muizensoort. In Tanzania komen drie van deze subgroepen met drie verschillende niet-pathogene virussen met elkaar in contact. Het is daarom een ideale plek om te onderzoeken wat er met deze subgroepen gebeurt wanneer ze elkaar ontmoeten en hoe dit hun arenavirussen beïnvloedt. Meer specifiek wordt de divergentie van de gastheersubgroepen beschreven, worden de hybride zones gekarakteriseerd waar de subgroepen met elkaar in contact komen, wordt de associatie van verschillende arenavirussen met hun gastheersubgroepen beoordeeld en worden de evolutie en virale belasting van de arenavirussen in de hybride zones bestudeerd. Dit onderzoek zal inzicht geven in speciatieprocessen en zal helpen om de geografische spreiding en evolutie van arenavirussen te begrijpen, wat cruciaal is om toekomstige noodsituaties te voorspellen en interventies te plannen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een beoordeling van de relatie tussen koolstofopslag en biodiversiteit in laagland regenwoud in DR Congo. 01/10/2017 - 30/09/2019

Abstract

Antropogene klimaatverandering vormt een grote bedreiging voor de biodiversiteit en het menselijk welzijn. Klimaatveranderingsbeperkende strategieën, zoals het VN-REDD+-programma (vermindering van emissies door ontbossing en afbraak) zijn gericht op het beschermen en verbeteren van de koolstofvoorraden in de biosfeer (C) door het behoud van tropische regenwoudsystemen. Maar zal de biodiversiteit (BD) ook behouden blijven wanneer bossen voor hun C-bestand beschermd worden? Componenten van bos BD kunnen elkaar in verschillende mate overlappen, compenseren of grotendeels onafhankelijk zijn van bos B-onderdelen die in het opslagpotentieel C ingrijpen. Studies over de ruimtelijke congruentie van C en BD vinden geen consistente relatie. We stellen dat dit waarschijnlijk te wijten is aan de grootschalige analyse en het gebruik van weinig BD parameters. In dit project zullen we de relatie tussen BD en C op kleine schaal onderzoeken aan de hand van gegevens uit het Centraal-Congo-bekken, een ondergeprogrammeerde regio. Het C-bestand en verschillende soortengroepen werden bemonsterd op maximaal 21 percelen in het Yangambi Biosfeerreservaat (YBR, DR Congo). We beschrijven eerst' biodiversiteit', een moeilijk te definieren term, met een reeks BD-parameters. Verder zullen we de relatie tussen C en BD onderzoeken op zowel het niveau van de 21 studiepercelen als, met behulp van ruimtelijke extrapolatie, over de gehele YBR. Ten slotte zullen we het effect van verschillende C-instandhoudingsstrategieën op BD beoordelen en testen of het mogelijk is om zowel C als BD-instandhouding te maximaliseren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Mastomys natalensis hybride zones als natuurlijke laboratoria om de grenzen van arenavirusverspreiding te onderzoeken. 01/10/2017 - 30/09/2018

Abstract

The Natal veeltepelmuis is de meest algemene Afrikaanse knaagdiersoort. In West Afrika draagt ze het Lassa virus, dat bij mensen een soms dodelijke hemorrhagische koorts veroorzaakt; in andere delen van Afrika draagt ze nauw verwante arenavirussen, maar deze zijn niet pathogeen voor mensen. Deze virussen zijn beperkt tot enkele geografische gebieden, gebonden aan specifieke genetische groepen van veeltepelmuizen. In Tanzania is er een contactzone tussen drie van die genetische groepen. Daarom is dit een zeer geschikt gebied om na te gaan hoe deze groepen gescheiden blijven en hoe hun virussen zich gedragen in dergelijke contact zone. Dit zal inzicht verschaffen zowel in speciatieprocessen als in de verspreiding en evolutie van Lassa virus, wat van belang is om toekomstige outbreaks te voorspellen en interventies te plannen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Populatiemodellering POPCAT. 01/08/2017 - 31/10/2018

Abstract

Gedurende 15 maanden wordt een onderzoek gevoerd naar mogelijke managementscenario's en de impact ervan op zwerfkatten in Vlaanderen. Het opzet is om steden en gemeenschappen een instrument te bieden dat verschillende beheersmogelijkheden voor hun gebied in kaart brengt. Hiertoe wordt het theoretische kosten-batenmodel (Høgasen et al.) aangepast aan de Vlaamse context. Het project is een samenwerking tussen het Laboratorium voor Ethologie (Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent, België – Prof. Christel Moons en Ciska De Ruyver), Odisee hogeschool (België – Els Peeters), Istituto Zooprofilattico Sperimentale (Italië – Paolo Dalla Villa), en de Universiteit Antwerpen (België – Prof. Herwig Leirs en Lucinda Kirkpatrick). Het project wordt gefinancierd door het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Ecologisch onderzoek naar aanleiding van de Ebola-epidemie in Likati, DRC, mei 2017 26/06/2017 - 31/12/2017

Abstract

In mei 2017 was er Ebola-outbreak in Likati, Bas-Uélé, DR Congo. In tegenstelling tot andere outbreaks was er goede informatie beschikbaar over de identiteit en activiteiten van de primary case (de persoon die de infectie kreeg uit de natuur) in de weken voordat hij ziek werd. Dit opende een mogelijkheid voor gericht ecologisch onderzoek naar het potentiële reservoir van Ebolavirus. Deze financiering liet toe dat een team van UAntwerpen en KBIN een leidende rol kon spelen in een expeditie samen met verschillende andere Congolese en internationale experten.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Renforcement des capacités académiques face à la réponse et riposte aux épidémies de Monkeypox: discrimination et origine des fièvres éruptives en République Démocratique du Congo (RDC) 01/01/2017 - 31/12/2018

Abstract

Dit project is gericht op de versterking van de academische capaciteit van de universiteit van Kisangani als reactie op uitbraken van koortsepidemieën in de Democratische Republiek Congo door het opleiden van personeel en studenten in epidemiologie en epidemie management, en de uitvoering van een proefproject, gericht op het Monkeypoxvirus, met gezondheidspersoneel uit de gezondheidszone van Aketi (provincie Bas-Uele). Het project omvat een onderzoekscomponent betreffende de zoönotische oorsprong van het Monkeypoxvirus. De resultaten van dit project zullen leiden tot een verbeterde capaciteit om uitbraken van eruptieve koortsen in het land te onderzoeken en te bestrijden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De link tussen persoonlijkheid en infectierisico in natuurlijke populaties van het Afrikaanse knaagdiersoort Mastomys natalensis met het Morogoro arenavirus. 01/10/2016 - 30/09/2018

Abstract

Dierlijke persoonlijkheid is het fenomeen dat gedrag consistent is in de tijd, wat betekent dat bijvoorbeeld sommige mensen altijd agressiever zijn dan anderen. Elk gedrag kan worden gedefinieerd als een persoonlijkheidskenmerk, zolang het maar herhaalbaar is in de tijd, maar persoonlijkheidstrekken zijn over het algemeen verdeeld in vijf categorieën: vrijmoedigheid, onderzoek, activiteit, agressiviteit en gezelligheid. Mensen met een sterke verkenning kunnen een grotere kans hebben om een ​​partner te ontmoeten en hebben dus bijvoorbeeld een hoog reproductief succes, maar ze kunnen ook een verhoogd risico lopen op parasieten, ziekteverwekkers en roofdieren. Deze fitness-kosten van de persoonlijkheid zijn weinig onderzocht, maar kunnen belangrijke implicaties hebben voor de ziektedynamiek. Met behulp van de natal multimammate mouse (Mastomys natalensis) - Morogoro arenavirus study system, zal ik de mogelijke verbanden tussen persoonlijkheidskenmerken, immuunsysteem en infectierisico onderzoeken. Specifiek zal ik 1) vaststellen of M. natalensis bewijs van consistente persoonlijkheidskenmerken vertoont en als enige kenmerken gecorreleerd zijn, 2) onderzoeken of gastheerspersoonlijkheidskenmerken geassocieerd zijn met virale infecties in vrijlevende populaties, 3) bepalen of er een relatie is tussen sommige persoonlijkheidskenmerken en immuunsysteemfunctie, 4) experimenteel testen of infectie de expressie van persoonlijkheidskenmerken verandert, en 5) epidemiologische modellen gebruiken om de potentiële effecten van persoonlijkheid op de dynamiek van virusoverdracht in vrijlevende populaties te onderzoeken.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

PeMaTo. 01/12/2015 - 30/11/2019

Abstract

Met dit project wordt gestreefd naar een betere benutting van de nuttige organismen die in de tomatenteelt uitgezet worden als bestrijding van courante plagen zoals witte vlieg, spint en Tuta absoluta met als gevolg een duurzamer gebruik van biologische en chemische gewasbeschermingsmiddelen tegen deze plagen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een beoordeling van de relatie tussen koolstofopslag en biodiversiteit in laagland regenwoud in DR Congo. 01/10/2015 - 30/09/2017

Abstract

Antropogene klimaatverandering vormt een grote bedreiging voor zowel de biodiversiteit als het welzijn van de mens. Klimaatmitigatiestrategieën zoals het UN-REDD+ programma (vermindering van emissies door ontbossing en afbraak) zijn gericht op de bescherming en verbetering van biosfeerkoolstof (C) -bestanden door het behoud van tropische regenwoudsystemen. Worden bossen echter beschermd voor hun C-bestanden, wordt de biodiversiteit dan ook behouden? Componenten van bos-BD kunnen elkaar in verschillende mate overlappen, afruilen met, of grotendeels onafhankelijk zijn van die welke ingrijpen in het C-opslagpotentieel. Studies naar de ruimtelijke congruentie van C en BD vinden geen consistente relatie. We beweren dat dit waarschijnlijk te wijten is aan de grootschalige analyse en het gebruik van enkele BD-parameters. In dit project zullen we op een fijne schaal kijken naar de relatie tussen BD en C met behulp van gegevens uit het Centraal-Congo-bekken, een ondergewaardeerde regio. Het C-bestand en verschillende soortengroepen werden bemonsterd in maximaal 21 percelen in het Yangambi-biosfeerreservaat (YBR, DR Congo). We zullen eerst 'biodiversiteit' beschrijven, een fundamenteel ongedefinieerde term, met een set BD-parameters. Verder zullen we de relatie tussen C en BD onderzoeken op zowel het niveau van de 21 studieplots als, met behulp van ruimtelijke extrapolatie, over de YBR als geheel. Ten slotte zullen we het effect van verschillende C-beschermingsstrategieën op BD beoordelen en testen of het mogelijk is om zowel C- als BD-conservering te maximaliseren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Milieuvriendelijke bestrijding van knaagdieren in maïs en rijstgewassen in Oost-Afrika. 15/02/2015 - 31/01/2018

Abstract

Het doel van dit project is om duurzame strategieën te ontwikkelen voor knaagdierbeheersing voor kleinschalige landbouwers in Tanzania en Oeganda. Ecologie-gebaseerde knaagdierbestrijding maakt gebruik van kennis over de ecologie van de pestsoort met de bedoeling de door de landbouwer opgelopen schade te reduceren. Het doden van knaagdieren is daarbij geen doelstelling op zich, mmaar het gebruik van rodenticiden is evenmin uitgesloten. Dit project onderoekt de mogelijkheden vvor dergelijke knaagdierbeheersing in mais- en rijstvelden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

ASCID: Antwerps Onderzoekscentrum voor Infectieziekten. 01/01/2015 - 31/12/2019

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Modelleren van het schaderisico voor de landbouw in Vlaanderen ten gevolge van de aanwezigheid van het everzwijn (Sus scrofa). 01/01/2015 - 31/12/2018

Abstract

De sterke opmars van het everzwijn in het versnipperd Vlaamse landschap zorgt voor meer en meer landbouwschade. Deze problematiek staat centraal dit doctoraatsonderzoek. Een impactinventarisatie zal een eerste inzicht geven over de financiële gevolgen die gepaard gaat met schade aan landbouwgebieden door everzwijnen. Daarnaast wordt er een impactsmodel ontwikkeld zodat het mogelijk wordt in te schatten wat de eigenschappen zijn van landbouwgebieden die gevoelig zijn aan schade door everzwijnen. Ook zal er een verspreidingsmodel ontwikkeld worden zodat de toekomstige verspreiding van het everzwijn in Vlaanderen kan worden weergeven. De combinatie van deze doelstellingen zullen het mogelijk maken een risicoanalyse uit te voeren over de gevolgen van de everzwijnen voor de landbouwsector.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Landschap als drijvende kracht voor evolutieve divergentie bij twee knaagdier-gebonden RNA-virussen. 01/01/2015 - 31/12/2018

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De fluweelmijt Allothrombium molliculum als natuurlijke vijand van perenbladvlo (Cacopsylla pyri): fenologisch populatiemodel en integratie in boomgaardbeheer. 01/01/2015 - 31/12/2015

Abstract

De impact van A. molliculum op perenbladvlo populaties wordt bestudeerd, evenals de impact van verschillende aspecten van boomgaardbeheer op de populaties van A. molliculum. Op basis van tellingen in perenboomgaarden wordt een fenologisch populatiedynamica model van A. molliculum opgesteld. Met dit model, dat temperatuurgegevens gebruikt als input, kunnen telers nagaan of ze de timing van bepaalde beheersmaatregelen moeten aanpassen om de fluweelmijtpopulaties minimaal te schaden en tijdens gevoelige periodes te ontlasten. Zo worden de reeds aanwezige - maar meestal sterk geslonken- fluweelmijtpopulaties terug gestimuleerd en kunnen ze een waardevolle speler zijn in de strijd tegen perenbladvlo.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De populatie-ecologie van inheemse, peri-inheemse en wilde knaagdieren en hun belang voor de volksgezondheid en de pest in de Wolita en Dawro zones, Zuid- Ethiopië . 01/10/2014 - 30/09/2016

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR. UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Kwantificatie van de transmissiedynamieken van twee door knaagdieren overdraagbare virale infecties in een veranderlijke omgeving. 01/10/2013 - 30/09/2015

Abstract

Voor een beter begrip van de transmissie van infecties kan een integratieve aanpak zeer nuttig zijn. Met als uiteindelijk doel het maken van stochastische, individu-gebaseerde wiskundige modellen van de overdracht van een knaagdier-overdraagbaar virus (Mopeia virus in de Afrikaanse veeltepelmuis Mastomys natalensis), gebruiken wij zowel laboratorium- als veldexperimenten om de data te verzamelen waarop de modellen gebaseerd zullen worden. Deze modellen laten dan toe om fundamentele epidemiologische theorieën te testen die tot nu toe moeilijk waren om te bewijzen maar die nu, door de unieke veldopstelling die gebruikt zal worden, toch getest kunnen worden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Ecologie van het Lassa virus en het aanverwante arenavirus in de natuurlijke gastheer Mastomys natalensis. 01/03/2013 - 28/02/2019

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds DFG. UA levert aan DFG de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Land- en wateronderzoek voor een duurzaam levensonderhoud in de Zuid-Ethiopische Rift Valley. 28/02/2013 - 28/05/2013

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Virulentie en diversiteit van Afrikaanse Mycobacterium Ulcerans. 01/10/2012 - 30/09/2016

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR. UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Naar een kennisgebaseerde bedrijfszekere duurzame beheersing van perenbladvlo in de perenteelt. 01/09/2012 - 31/12/2016

Abstract

Het project heeft als hoofddoel de geïntegreerde bestrijding van perenbladvlo substantieel te verbeteren. Hierbij wordt gestreefd naar een verhoogde natuurlijke regulatie in de periodes dat hun belangrijkste vijanden onvoldoende aanwezig zijn in de boomgaard.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Eco-evolutionaire dynamieken in natuuurlijke en anthropogene gemeenschappen (FWO Vis. Fel, Alexis RIBAS SALVADOR, Spanje) 02/01/2012 - 01/01/2013

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Gastheer-parasiet interacties tussen residente zangvogels, teken (Ixodidae) en Borrelia spirochetes. 01/10/2011 - 30/09/2014

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Complexe patronen van gastheer-pathogen interactie: de rol van gedrag in de verspreiding van infecties doorheen een gestructureerde gastheerpopulatie. 01/10/2011 - 30/09/2014

Abstract

In tegenstelling to de grote, goed gemengde theoretische populaties die klassiek gebruikt worden in modellen voor de verspreiding van infecties, zijn de meeste natuurlijke gastheerpopulaties, incl. mensen, sociaal of ruimtelijk georganiseerd in verschillende groepen. Dit is belangrijk omdat de overdracht van infectie in een gestructureerde populatie ook zal afhangen van groepsdynamiek, inbegrepen connectiviteit via individuele verplaatsingen. Maar hoewel theoretische studies de effecten van populatiestructuur en connectiviteit op infectiedynamiek reeds hebben onderzocht, blijven de gedragsmechanismen die connectiviteit bepalen, grotendeels onbekend. Dit project will die fundamentele vraag naar de rol van sociale and ruimtelijke structuren in een populatie aanpakken, daarbij als model gebruik makend van builenpest (Yersinia pestis) en één van zijn belangrijkse gastheren, de woestijnrat Rhombomys opimus. Meer specifiek zal het project 1) nagaan hoe de verplaatsingen van woestijnratten, hun predatoren en andere secundaire gastheren bijdragen aan de connectiviteit binnen gestructureerde woestijnratpopulaties en of er daar systematische verschillen bestaan tussen verschillende landschappen; 2) een groot veldexperiment uitvoeren om de hypothese te testen dat deze connectiviteit de verspreiding van vlooien (en mogelijk dus van builenpest) verklaart doorheen een gestructureerde gastheerpopulatie; en 3) zoeken naar complexe maar coherente ruimtelijke patronen in de verspreiding van geïnfecteerde groepen, gebruik makend van punt-patroon analyse.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Onderzoek naar de effecten van toxiciteit op developmental homeostase en zijn evolutionaire gevolgen. 01/10/2011 - 30/09/2013

Abstract

Ontwikkelingshomeostase is een sleutelfaktor in het evolutionaire proces. Hierdoor kan immers fenotypische consistentie worden verzekerd, ondanks omgevings- en genetische variatie, en kan genetische variatie vrijwaard worden van selektie. Ondanks een grote interesse in kanalisatie en ontwikkelingsstabiliteit, de twee voornaamste componenten van ontwikkelingsbuffering, is het mechanisme hierachter nog niet goed begrepen. Dit project stelt zich tot doel om het verband tussen de kanalisatie and ontwikkelingsstabiliteit te onderzoeken en inzicht te krijgen in hun werking, door hun variatiepatronen te bestuderen in verschillende modelsoorten.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Kwantificatie van de transmissiedynamieken van twee door knaagdieren overdraagbare virale infecties in een veranderlijke omgeving. 01/10/2011 - 30/09/2013

Abstract

Voor een beter begrip van de transmissie van infecties kan een integratieve aanpak zeer nuttig zijn. Met als uiteindelijk doel het maken van stochastische, individu-gebaseerde wiskundige modellen van de overdracht van een knaagdier-overdraagbaar virus (Mopeia virus in de Afrikaanse veeltepelmuis Mastomys natalensis), gebruiken wij zowel laboratorium- als veldexperimenten om de data te verzamelen waarop de modellen gebaseerd zullen worden. Deze modellen laten dan toe om fundamentele epidemiologische theorieën te testen die tot nu toe moeilijk waren om te bewijzen maar die nu, door de unieke veldopstelling die gebruikt zal worden, toch getest kunnen worden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Evolutionaire biologie van arenavirus-knaagdier interacties. 01/10/2011 - 30/09/2013

Abstract

De evolutionaire interacties van gastheer-pathogeen systemen zijn fundamenteel biologisch gezien zeer interessant, maar dragen ook bij tot een beter begrip van de ecologie en epidemiologie van infecties. Het Mopeia virus (MOPV) is nauw verwant aan het voor de mens gevaarlijke Lassa virus (LASV) en heeft dezelfde knaagdier gastheer, Mastomys natalensis. MOPV is echter niet pathogeen voor de mens wat de studie van de ecologie en evolutie van deze arenavirussen in natuurlijke gastheerpopulaties vergemakkelijkt. Het doel van dit doctoraatsvoorstel is om de genetische basis van de MOPV-Mastomys natalensis interactie te achterhalen, om uiteindelijk de MOPV dynamica in termen van evolutie en populatie-ecologie in zijn gastheerpopulatie na te gaan.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Puumala hantavirus variatie in heterogene omgevingen in West-Europa: de rol van ecologische factoren en de epidemiologische gevolgen. 01/10/2011 - 30/09/2012

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Internationaal congres: "11th African Mammal Symposium (ASMS)" 26/05/2011 - 31/12/2011

Abstract

Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR. UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De terugkeer van de Europese bever (Castor fiber) in België als een invasieve soort; ecologie en risico inschatting. 01/01/2011 - 31/12/2014

Abstract

De Europese bever (Castor fiber) is na een afwezigheid van meer dan een eeuw illegaal geherintroduceerd in België. Ik zal nagaan welke de habitatvereisten zijn, en welke nog niet ingenomen gebieden geschikt zijn voor de bever. Vervolgens wordt geanalyseerd hoe gemakkelijk deze gebieden bereikt kunnen worden. Ook wordt er onderzocht welke riviereigenschappen bepalen of er dammen gebouwd zullen worden. Tenslotte wordt bekeken op welke plaatsen in Vlaanderen deze dammen de grootste economische schade kunnen veroorzaken.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Biologie en controle van vector-overdraagbare infecties in Europa (EDENext) 01/01/2011 - 31/12/2014

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Geïntegreerde monitoring van het Congo-bekken voor koolstofmitigatie en biodiversiteit in bosbestanden (COBIMFO). 15/12/2010 - 31/12/2016

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds Belspo. UA levert aan Belspo de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Evolutie van Oude Wereld arenavirussen en hun knaagdiergastheren in Afrika. 01/10/2010 - 30/09/2014

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Academische steun voor de ontwikkeling van toegepast onderzoek op kleine zoogdierenplagen in DR Congo. 15/05/2010 - 14/05/2013

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR. UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Populatiestructuur, transmissie en gastheerspecificiteit in een nestgebonden ectoparasiet, de teek Ixodes arboricola. 01/01/2010 - 31/12/2013

Abstract

De doelstelling van dit project is om gastheerspecialisatie en genetische populatiestructuur te onderzoeken bij een ecologisch sterk gespecialiseerde teek nl. I. arboricola. Dit project zal belangrijke nieuwe inzichten leveren in de evolutie van gastheerspecialisatie bij teken en bij parasieten in het algemeen, en de mechanismen die hierbij een rol spelen. Daarnaast zal het project meer inzicht geven in gastheerkeuze, transmissie en dispersie in een groep van ectoparasieten met hoge maatschappelijke relevantie.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

FWO Visiting Postdoctoral Fellowship (Julien PETILLON, Frankrijk) 01/11/2009 - 31/10/2010

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Evolutionaire biologie van arenavirus-knaagdier interacties. 01/10/2009 - 30/09/2011

Abstract

De evolutionaire interacties van gastheer-pathogeen systemen zijn fundamenteel biologisch gezien zeer interessant, maar dragen ook bij tot een beter begrip van de ecologie en epidemiologie van infecties. Het Mopeia virus (MOPV) is nauw verwant aan het voor de mens gevaarlijke Lassa virus (LASV) en heeft dezelfde knaagdier gastheer, Mastomys natalensis. MOPV is echter niet pathogeen voor de mens wat de studie van de ecologie en evolutie van deze arenavirussen in natuurlijke gastheerpopulaties vergemakkelijkt. Het doel van dit doctoraatsvoorstel is om de genetische basis van de MOPV-Mastomys natalensis interactie te achterhalen, om uiteindelijk de MOPV dynamica in termen van evolutie en populatie-ecologie in zijn gastheerpopulatie na te gaan.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De rol van ontwikkelings homeostasis op het evolutionair potentieel van een complex kenmerk: de schedel van de veeltepelmuis (Mastomys natalensis) als modelsysteem. 01/10/2009 - 30/09/2011

Abstract

In dit project zal onderzocht worden wat de rol is van ontwikkelingsstabiliteit bij het bepalen van morfologische verschillen tussen veeltepelmuizen met verschillende groeitrajecten, die op hun beurt overeenkomen met verschillende voedselomstandigheden. Het onderzoek spitst zich dan ook toe op de schedelmorfologie omdat deze een directe link met voeding vertoont.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Het onderscheiden van geschiedenis en natuurlijke selectie in de co-evolutie van hantavirussen en hun knaagdiergastheren in Europa. 01/10/2009 - 30/09/2010

Abstract

Deze studie heeft als doel het achterhalen van de mechanismen verantwoordelijk voor de huidige complexe diversiteit en verspreiding bij Europese hantavirussen. Hierbij staat het ontrafelen van historische (bvb. lokale extinctie, dispersiepatronen) en evolutieve (bvb. lokale adaptatie, co-evolutie) processen centraal. Dit zal gebeuren a.d.h.v. het opstellen, analyseren en vergelijken van fylogenieën en fylogeografieën van zowel hantavirussen als hun gastheren, op basis van neutrale merkers (voor historische processen) en functionele genen (voor selectie-processen).

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Kost-efficiënte modellering van populatie-data voor spatiale epidemiologische studies bij extensieve veesystemen. 01/09/2009 - 31/08/2013

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Habitat gebruik, de populatiedynamiek van knaagdieren en mogelijkheden voor de transmissie van zoönosen in agro-ecosystemen en menselijke nederzettingen in de regio van de Tiger, Noord-Ethiopië. 01/04/2009 - 31/03/2011

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR . UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Modellen van infectieziekten: ecologie van natuurlijke gastheren, ecologische verstoringen en overdracht naar de mens. 01/01/2009 - 31/12/2012

Abstract

Wijzigingen in milieuomstandigheden (vb. klimaat) kunnen een invloed uitoefenen op de ecologie van infecties, via veranderende aantallen van natuurlijke gastheren of door veranderingen in de transmissiesnelheden van een infectie (rechtstreeks of via vectoren). Dit project onderzoekt dergelijke effecten, d.m.v. waarnemingen, experimenten en mathematische modellen, voor vijf geselecteerde modelsystemen (hantavirus bij woelmuizen, pest in woestijnratten, areanavirus in Afrikaanse muizen, dengue bij mensen en rotavirussen in gevaccineerde mensenpopulaties). De verworven inzichten worden gebruikt om veranderingen in de "ziektelast" te evalueren, met en zonder bestrijding.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De invloed van endosymbionten op de evolutie van dispersie bij spinachtigen. 01/01/2009 - 31/12/2012

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

  • Promotor: Leirs Herwig
  • Co-promotor: Crespin Laurent
  • Co-promotor: Van Gossum Hans

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Populatiedynamica- en simulatie van oorwormen in boomgaarden: densiteitsafhankelijke factoren in een populatie van generalist predatoren. 01/01/2009 - 31/12/2010

Abstract

Oorwormen, Forficula auricularia (L.) (Dermaptera, Forficulidae), zijn belangrijke predatoren in boomgaarden. Uit experimentele studies blijkt dat ze belangrijke plagen onder controle kunnen houden in zowel appel- als perenteelten. Hierbij denken we vooral aan diverse luizen en perenbladvlo. Oorwormen zouden dus een belangrijke rol kunnen spelen in de geïntegreerde fruitteelt en vormen een essentiële schakel in de biologische fruitteelt. Het probleem vormt zich echter doordat de oorwormpopulatie een grote jaarlijkse variatie vertoont in densiteiten. Hierdoor kunnen ze geen betrouwbare bijdrage leveren voor de landbouwer en blijft het praktisch nut beperkt. Om deze problematiek aan te pakken zal er een populatiemodel worden gebouwd. Hiermee kan de populatie met behulp van gevoeligheidsanalyses geanalyseerd worden, zodat kritische periodes in de levenscyclus alsook sleutelfactoren geïdentificeerd kunnen worden. Dit moet leiden tot een optimaal boomgaardbeheer, waarbij men rekening houdt met de invloed van abiotisch en biotische factoren enerzijds en de impact van menselijke ingrepen anderzijds op de oorwormenpopulatie. Er is echter te weinig relevante biologische informatie beschikbaar om een dergelijk model te maken. Met behulp van de reeds goedgekende en bestudeerde fenologie van de oorworm kan er bepaald worden welke parameters relevant zijn voor deze studie. Deze parameters vereisen een uitgebreide kennis van ontwikkelingstijden, overlevingskansen, fecunditeit en reproductiecijfers, dat kan bereikt worden door een combinatie van veld -en labo-experimenten. In dit project zal de aandacht vooral uitgaan naar densiteitafhankelijke factoren zoals parasitisme (door sluipvliegen), predatie, intra- en interspecifieke competitie. Deze factoren zijn slechts zeer summier gekend en vormen bijgevolg een groot hiaat in de noodzakelijke kennis om de populatie te modelleren en te simuleren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Populatie-ecologie en menselijke interacties bij in het wild levende dieren in en rond Saadani National Park. 01/10/2008 - 30/09/2013

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR. UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Het aanpassingsvermogen van kleine zoogdieren aan nieuw gevormde habitaten in gefragmenteerd tropisch regenwoud: ecologische en genetische achtergronden. 01/10/2008 - 30/09/2010

Abstract

Een eerste vereiste zal zijn om de kleine zoogdierfauna van de gewijzigde gebieden rond Kisangani grondig taxonomisch te beschrijven. De regenwoudfauna bevat een aantal cryptische of zelfs nog niet beschreven vormen. Een gedetailleerde taxonomische studie van de kleine zoogdieren in de antropogene gebieden en een vergelijking met de oorspronkelijke fauna moet dan ook toelaten om uit te maken welke exact de soorten zijn die zich met succes hebben kunnen handhaven onder de gewijzigde biotoopsomstandigheden. De tweede doelstelling is om de dynamiek, demografie en life-history eigenschappen te vergelijken van de populaties in de antropogene gebieden met de conspecifieke populaties in het regenwoud. Dit werk zal gebaseerd zijn op vangst-hervangststudies. De derde doelstelling is om van de beschreven soorten de genetische structuur na te gaan en opnieuw te vergelijkingen met die van dezelfde soorten in het regenwoud. Hierbij zal gekeken worden naar de genetische variatie op populatieniveau binnen het regenwoud en de secundaire graslanden, de structurering van de populatie, het voorkomen van eiland- of foundereffecten, de uitwisseling van genetisch materiaal met naburige populaties in oorspronkelijke en antropogene biotopen met daarbij de vraag in hoeverre de populaties in de savannes autonoom functioneren, dan wel telkens terug aangevuld worden uit omgevende regenwoudpopulaties.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Studies ter inventarisatie van het reservoir van "Mycobacterium ulcerans" in de natuur en de wijze(n) van overdracht op de mens. 01/09/2008 - 31/03/2014

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR. UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Agricultural rodent control: a workshop to disseminate recent research results among village executive officers and district officers. 01/08/2008 - 31/07/2009

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Evolutionaire ecologie van arenavirus-knaagdier interacties: Mopeia virus en zijn natuurlijke gastheer, Mastomys natalensis. 01/10/2007 - 30/09/2010

Abstract

De doelstellingen van dit project zijn volgende aspecten te onderzoeken: i) ruimtelijke en temporele patronen van MV aanwezigheid in relatie tot de poulatiedynamiek van M. natalensis en omgevingsfactoren in Tanzania en ii) de rol van MV in de evolutie van de gastheerpopulaties. Meer in het bijzonder, zal ik de volgende vragen aanpakken: 1- Is er een ruimtelijk-temporeel patron in het voorkomen van MV bij M. natalensis populaties naargelang hun populatiedynamiek? 2- Welke demografische eigenschappen beïnvloeden de kans dat een individuele muis besmet is of raakt? 3- Welke biotoopkenmerken zijn gecorreleerd aan het voorkomen van MV? 4- Wat is de evolutionaire impact van MV op de gastheerpopulaties, m.n. op het MHC-polymorfisme?

Onderzoeker(s)

  • Promotor: Leirs Herwig
  • Mandaathouder: Gouy de Bellocq Joëlle

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Populatiedynamica- en simulatie van oorwormen in boomgaarden: densiteitsafhankelijke factoren in een populatie van generalist predatoren. 01/01/2007 - 31/12/2008

Abstract

Oorwormen, Forficula auricularia (L.) (Dermaptera, Forficulidae), zijn belangrijke predatoren in boomgaarden. Uit experimentele studies blijkt dat ze belangrijke plagen onder controle kunnen houden in zowel appel- als perenteelten. Hierbij denken we vooral aan diverse luizen en perenbladvlo. Oorwormen zouden dus een belangrijke rol kunnen spelen in de geïntegreerde fruitteelt en vormen een essentiële schakel in de biologische fruitteelt. Het probleem vormt zich echter doordat de oorwormpopulatie een grote jaarlijkse variatie vertoont in densiteiten. Hierdoor kunnen ze geen betrouwbare bijdrage leveren voor de landbouwer en blijft het praktisch nut beperkt. Om deze problematiek aan te pakken zal er een populatiemodel worden gebouwd. Hiermee kan de populatie met behulp van gevoeligheidsanalyses geanalyseerd worden, zodat kritische periodes in de levenscyclus alsook sleutelfactoren geïdentificeerd kunnen worden. Dit moet leiden tot een optimaal boomgaardbeheer, waarbij men rekening houdt met de invloed van abiotisch en biotische factoren enerzijds en de impact van menselijke ingrepen anderzijds op de oorwormenpopulatie. Er is echter te weinig relevante biologische informatie beschikbaar om een dergelijk model te maken. Met behulp van de reeds goedgekende en bestudeerde fenologie van de oorworm kan er bepaald worden welke parameters relevant zijn voor deze studie. Deze parameters vereisen een uitgebreide kennis van ontwikkelingstijden, overlevingskansen, fecunditeit en reproductiecijfers, dat kan bereikt worden door een combinatie van veld -en labo-experimenten. In dit project zal de aandacht vooral uitgaan naar densiteitafhankelijke factoren zoals parasitisme (door sluipvliegen), predatie, intra- en interspecifieke competitie. Deze factoren zijn slechts zeer summier gekend en vormen bijgevolg een groot hiaat in de noodzakelijke kennis om de populatie te modelleren en te simuleren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Geografisch modelleren van de verspreiding van builenpest in Afrika: een ecologische studie op verschillende schaalniveaus. 01/01/2007 - 31/12/2008

Abstract

Builenpest, een zoönotische ziekte die natuurlijk voorkomt in kleine zoogdieren als gastheer en wordt overgedragen door vlooien (als vectoren), vormt nog steeds een bedreiging voor de mens in verscheidene gebieden wereldwijd. Hoewel de ziekte veroorzaakt wordt door slechts één bacterie, m.n. Yersinia pestis, is de levenscyclus en de ecologie ervan zeer complex en, tot op heden, nog niet volledig begrepen. Deze studie beoogt een significante bijdrage te leveren aan het begrijpen van de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van builenpest in bepaalde gebieden. Verder tracht deze studie onderliggende ecologische factoren te bepalen die het ruimtelijk voorkomen van builenpest beïnvloeden en potentiële risicogebieden voor pest in Afrika af te bakenen. Er is echter weinig houvast voor het formuleren van duidelijke hypotheses en het vastleggen van een eenduidige schaal waarop gewerkt moet worden. Daarom wordt geopteerd om op drie verschillende schaalniveaus te opereren. In de eerste plaats zal het raadsel "pest" benaderd worden op het niveau van het continent Afrika, dat de laatste tientallen jaren getroffen wordt door de overgrote meerderheid (meer dan 90%) van alle ziektegevallen. Het probleem zal benaderd worden aan de hand van een eerder recente techniek in de studie naar de ecologie en systematiek van overdraagbare ziekten, m.n. Ecological Niche Modeling (ENM). Zo zal getracht worden een brede kijk te krijgen op de ruimtelijke en ecologische verspreiding van menselijke ziektegevallen. Ecologische niches en potentiële verspreidingsgebieden zullen gemodelleerd worden gebruik makend van het Genetic Algoritm for Rule-set Prediction (GARP). Hiervoor zijn twee soorten data nodig; enerzijds gegevens die geheel Afrika bedekken en die informatie bevatten over verschillende omgevingsvariabelen (bijvoorbeeld hoogte, landbedekking/-gebruik, meteorologische data) en anderzijds, gegevens die informatie bevatten over de aanwezigheid van pest in bepaalde gebieden in Afrika (meer bepaald plaats, tijdstip en aantal menselijke pestgevallen per gebied). In eerste instantie zal deze informatie bijeengezocht en verzameld worden in een GIS databank, om er vervolgens ENM op toe te passen. Vervolgens zal het onderzoek verder worden toegespitst op twee endemische pestgebieden, m.n. Lushoto district (Tanzania) en Ituri district (Democratische Republiek Congo). Er zal gewerkt worden op dezelfde wijze als op continentaal niveau, behalve dat de schaal en de inputdata verschillend zullen zijn. Uiteindelijk zal opnieuw verder ingezoomd worden, meer bepaald op enkele pestvrije en met pest besmette dorpen in Lushoto. Abiotische (o.a. bodem- en klimaateigenschappen) en biotische (species van kleine zoogdieren en hun vlooien) eigenschappen van de dorpen zullen worden verzameld en vergeleken, teneinde dieperliggende omgevingsvariabelen die (mede-)bepalend zijn voor het ruimtelijk voorkomen van pest te achterhalen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Seksuele selectie in hermafrodiete landslakken (Gastropoda, Pulmonata, Succineidae). 01/10/2006 - 30/09/2009

Abstract

Dit project maakt gebruik van de landslak Succinea putris om een aantal recente hypothesen te testen rond seksuele selectie en 'sperm-trading' bij hermafrodiete dieren: 1) individuen schatten de kwaliteit van hun partner in zelfs tijdens de kopulatie, 2) individuen veranderen de fysiologie van hun partner om hun fertilizatiekansen te verhogen, 3) individuen alloceren meer naar mannelijke organen bij hogere populatiedensiteiten en 4) reciproke sperma-overdracht leidt niet noodzakelijk tot reciproke bevruchting.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Seksuele conflicten, parasieten en de evolutie van paarsystemen bij waterjuffers. 01/10/2006 - 31/07/2009

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Het aanpassingsvermogen van kleine zoogdieren aan nieuw gevormde habitaten in gefragmenteerd tropisch regenwoud: ecologische en genetische achtergronden. 01/10/2006 - 30/09/2008

Abstract

Een eerste vereiste zal zijn om de kleine zoogdierfauna van de gewijzigde gebieden rond Kisangani grondig taxonomisch te beschrijven. De regenwoudfauna bevat een aantal cryptische of zelfs nog niet beschreven vormen. Een gedetailleerde taxonomische studie van de kleine zoogdieren in de antropogene gebieden en een vergelijking met de oorspronkelijke fauna moet dan ook toelaten om uit te maken welke exact de soorten zijn die zich met succes hebben kunnen handhaven onder de gewijzigde biotoopsomstandigheden. De tweede doelstelling is om de dynamiek, demografie en life-history eigenschappen te vergelijken van de populaties in de antropogene gebieden met de conspecifieke populaties in het regenwoud. Dit werk zal gebaseerd zijn op vangst-hervangststudies. De derde doelstelling is om van de beschreven soorten de genetische structuur na te gaan en opnieuw te vergelijkingen met die van dezelfde soorten in het regenwoud. Hierbij zal gekeken worden naar de genetische variatie op populatieniveau binnen het regenwoud en de secundaire graslanden, de structurering van de populatie, het voorkomen van eiland- of foundereffecten, de uitwisseling van genetisch materiaal met naburige populaties in oorspronkelijke en antropogene biotopen met daarbij de vraag in hoeverre de populaties in de savannes autonoom functioneren, dan wel telkens terug aangevuld worden uit omgevende regenwoudpopulaties.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project website

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De rol van ontwikkelings homeostasis op het evolutionair potentieel van een complex kenmerk: de schedel van de veeltepelmuis (Mastomys natalensis) als modelsysteem. 01/07/2006 - 31/12/2010

Abstract

Morfologische ontwikkeling wordt beïnvloed door deterministische (omgeving en genotype) en stochastische (ontwikkelingsstabiliteit en kanalisatie) processen. Deze laatste vormen een potentiële een maat voor stress en kunnen een belangrijke rol spelen in evolutionaire processen. Tijdens dit onderzoek zal nagegaan worden in welke mate ontwikkelingsstabiliteit en kanalisatie in de schedel dalen met voedselstress bij de veeltepelmuis (Mastomys natalensis), en in welke mate deze stochastische processen een genetische basis hebben.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Dynamiek van knaagdieren en schade door regengewassen in Tigray, Noord-Ethiopië: ontwikkeling en evaluatie van beheersstrategieën voor knaagdieren. 01/04/2006 - 31/03/2008

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een ecologische verklaring voor de ruimtelijke concentraties van een zoönotische parasietinfectie, builenpest, in Lushoto, Tanzania. 01/01/2006 - 31/12/2009

Abstract

De studie is opgezet als een vergelijking tussen de omgeving van de vijf focale dorpen met de hoogste frequentie en incidentie van pest, en vijf dorpen in de onmiddellijke ongeving maar met weinig tot geen pestgevallen. De keuze van de "negatieve" dorpen gebeurt na een eerste stap van "ecological niche modelling" waarbij dan negatieve dorpen gekozen worden die zo goed mogelijk gelijken op de focale dorpen. Dit werk zal gebeuren over het hele gebied van het district (ruwweg 40+x40 km), in een georeferenced GIS-database. Daarna worden in de geselecteerde positieve en negatieve dorpen gegevens verzameld over fysische en chemische gegevens. Samen met de andere gegevens in de GIS-database, en de reeds bestaande gegevens over het gedrag van de inwoners in de streek, zal deze informatie dan dienen om de gebieden met en zonder builenpest te vergelijken m.b.t. faunasamenstelling, bodem en microklimaat eigenschappen en connectiviteit van landschapselementen die geschikt zijn voor knaagdieren en vlooien.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Moleculaire fylogenie van Mastomys natalensis: een evolutief kader voor het begrijpen van door knaagdieren overgedragen ziekten. 01/01/2006 - 31/12/2006

Abstract

Deze studie zal een evolutief kader uitbouwen voor gastheer-pathogeen interacties van door knaagdieren overgedragen ziekten. De fylogeografie van de Afrikaanse veeltepelmuis M.natalensis, gastheer voor veel verschillende pathogenen waaronder de arenavirussen, zal onderzocht worden aan de hand van genetische merkers. De resultaten zullen toelaten van de relaties tussen Mastomys populaties te reconstrueren en de co-evolutie tussen M.natalensis en arenavirussen na te gaan.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De rol van knaagdieren en insectivoren in de epidemiologie van mycobacteriële infecties in Afrika. 01/10/2005 - 16/02/2010

Abstract

Om de rol van knaagdieren en insectivoren bij de epidemiologie van mycobacteriële infecties in Afrika te bepalen, wordt een groot aantal kleine zoogdieren gevangen op plaatsen in Tanzania waar mycobacteriële infecties werden waargenomen bij mens en vee. Verschillende organen worden getest dmv cultuurmethoden, PCR en zuurvaste kleuring. De geïsoleerde mycobacteriën worden vergeleken met voorheen geïsoleerde mycobacteriën bij mens en vee.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Aanpassingsvermogen aan secundaire habitats: ecologische en populatiegenetische studie van het knaagdiergenus Praomys s.l. in gefragmenteerd regenwoud. 01/10/2005 - 30/09/2006

Abstract

De eerste doelstelling is het grondig taxonomisch beschrijven van de kleine zoogdierfauna van de gewijzigde gebieden rond Kisangani, aangezien de regenwoudfauna een aantal cryptische of zelfs nog niet beschreven vormen bevat, ook binnen Praomys (6). Zo kunnen we nagaan welke juist de soorten zijn die zich met succes hebben kunnen handhaven onder de gewijzigde biotoopomstandigheden. De tweede doelstelling is om van de beschreven soorten de genetische structuur na te gaan en deze te vergelijken met de genetische structuur van dezelfde soorten in het regenwoud. Vragen die daarbij gesteld zullen worden zijn het vergelijken van de genetische variatie op populatieniveau binnen het regenwoud en de savannes, de structurering van de populatie en het voorkomen van eiland- of foundereffecten (7). De derde doelstelling is de dynamiek, demografie en life-history eigenschappen van de Praomys-populaties in de antropogene gebieden te vergelijken met de conspecifieke populaties in het regenwoud, en voor wat betreft. het genus Mastomys ook met de zeer goed gedocumenteerde populaties in grasland in Oost-Afrika (5).

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Populatiedynamica van oorwormen in boomgaarden: optimalisatie van de aanwezigheid van een essentiële predator. 01/07/2005 - 30/06/2009

Abstract

Oorwormen zijn belangrijke algemene predatoren in boomgaarden. Uit experimentele studies blijkt dat ze belangrijke plagen onder controle kunnen houden in zowel appel- als perenteeIten. Hierbij denkt men vooral aan de diverse luizen en de perenbladvlo. De mogelijke schade die ze aanrichten, voornamelijk vruchtvervuiling door uitwerpselen, is minimaal vergeleken, met hun efficientie in p1aagcontrole. Oorwormen zouden dus een belangrijke rol kunnen spelen in de ge'integreerde fruitteeIt en vormen een essentiele schakel in de biologische fruitteelt. V ooral de biotel rs trachten oorwormen aan te trekken in de boomgaarden, bv. door het aanbieden van kunstmatige schuilplaatsen. Toch blijft het praktische nut van oorwormen eerder beperkt daar telers er meestal niet in slagen stabiele populaties op te bouwen. Het voorliggende projectvoorstel behelst het uitwerken van beheersstrategieen voor populaties van oorwormen in fruitboomgaarden. Oorwormen hebben een eenjarige levenscyclus waardoor elke nadelige ingreep de populatie voor de rest van het jaar schaadt, en mogelijke repercussies heeft voor de volgende jaren. De onderzoeksgroep voorziet eerst een kwantitatieve populatiebiologische studie van de oorwormen gedurende het hele seizoen met voor elk levensstadium relevante staalnametechnieken, om deze gegevens te correleren aan de diverse beheersmaatrege1en die in de boomgaarden uitgevoerd worden. Het beheer van boomgaarden omhelst echter een complexe hoeveelheid parameters waarbij men de relatieve impact nooit experimenteel kan testen (te talrijke en tijdrovende proeven). De gegevens zullen dan ook verwerkt worden in een mathematisch model waarin sne1 de meest essentiele parameters kunnen worden ge'identificeerd en geevalueerd. Dit biedt de mogelijkheid om valabele beheersstrategieen uit te werken die men dan in een realistisch aantal veldexperimenten kan uittesten. De resultaten van dit onderzoek zullen in de eerste plaats praktische oplossingen bieden om de plaagcontrole in biologische boomgaarden te verhogen, maar zullen eveneens toepasbaar zijn om de bijdrage van oorwormen in ge'integreerde teelten te verhogen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Morfologische en moleculaire karakterisatie van enkele Oost Afrikaanse muizengeslachten (Mastomys, Arvicanthis en Lophuromys). 01/04/2005 - 30/09/2005

Abstract

Hoewel sommige Afrikaanse muizensoorten ziektekiemen verspreiden en/of oogsten van Afrikaanse landbouwers vernielen, is de taxonomische kennis van deze soorten beperkt. Dit project beoogt een gecombineerde craniometrische en genetische studie van een aantal pestsoorten. Deze informatie wordt gebruikt voor het aanvullen van een systeem van 'DNA-barcodes', waardoor dieren snel en correct zullen kunnen worden geïdentificeerd en bijgevolg doeltreffender bestreden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Nieuwe ziekten in een veranderende Europese omgeving (EDEN). 01/11/2004 - 31/05/2010

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Een bio-economisch model voor de beheersing van knaagdierschade in Afrika : een regionale oplossing voor lokale problemen ? 01/10/2004 - 30/09/2008

Abstract

Mastomys muizen zijn de belangrijkste knaagdierplaag in Afrika. Een bestaand, maar plaatsgebonden bio-economisch model zal in samenwerking met lokale landbouwers getest worden op het veld. Regionale variatie in populatiedynamiek zal in het model geïncorporeerd worden door demografische analyse van reeds bestaande vangst-hervangst data uit 4 landen. Het finale model zal de mogelijkheid bieden economisch voordelige controlestrategieen te formuleren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De rol van knaagdieren in de epidemiologie van mycobacteriële ziekten in Afrika. 01/10/2004 - 30/09/2005

Abstract

Mycobacteriën kunnen allerlei ziekten veroorzaken, o.a. lepra, tuberculose en Buruli ulcer. Vanwege het stijgend aantal HIV-positieve patiënten, voornamelijk in de ontwikkelingslanden, is de controle van dergelijke mycobacteriële ziekten heel belangrijk. Knaagdieren kunnen een reservoir zijn voor mycobacteriën en daardoor een bron van infectie voor mens en vee. Het is echter nog niet duidelijk wat de verspreiding is van mycobacteriële infecties bij knaagdieren en wat hun rol is bij de overdracht van de infectie naar mensen. Een beter inzicht in de rol van knaagdieren zal belangrijke informatie opleveren voor het begrijpen van de epidemiologie van mycobacteriële aandoeningen in dichtbevolkte gebieden, onder omstandigheden met een relatief laag niveau van openbare hygiëne, zoals rond zich snel uitbreidende Afrikaanse steden. In dit onderzoek zal getracht worden om de mycobacteriële flora van knaagdieren in en rond een Afrikaanse stad te inventariseren. De bekomen stammen zullen worden vergeleken met behulp van moleculaire technieken met de mycobacteriën die in de humane populatie, en bij vee, worden aangetroffen. Eerdere studies richtten zich enkel of op mensen, of op dieren, en onderzoek naar natuurlijke reservoirsoorten is zo goed als onbestaande. De veterinaire component wordt ingesloten enerzijds omwille van het economisch belang van de veestapel zelf, maar vooral omwille van het feit dat vee een algemene infectiebron is voor zoönotische tuberculose bij de mens. Het uiteindelijke objectief is om door een beter begrip van de ecologie van deze infecties tot een betere beheersing van de ziekte met meer efficiënte controlestrategieën te komen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De knaagdierfauna in Kisangani: patrimonium, plaagsoorten en pilootfunctie. 01/03/2004 - 28/02/2009

Abstract

Het project wil de Universiteit van Kisangani de mogelijkheid bieden om haar internationale contacten (terug) op te bouwen. Dit zal gebeuren met een pilootproject binnen het departement biologie waar onderzoek zal gebeuren naar de biodiversiteit van knaagdieren in de omgeving van Kisangani, de veranderingen in deze fauna ten gevolge van ontbossingsactiviteiten en de rol die knaagdieren spelen als plaagsoorten in landbouw. De verwachting is dat dit project, naast de eigen inhoudelijke waarde, ook de nieuwe dynamiek steunt binnen UNIKIS.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Demografische en populatiedynamische modellen voor kleine knaagdieren in semiaride gebieden. 01/01/2004 - 31/12/2005

Abstract

Gedurende tientallen jaren reeds zijn er discussies tussen ecologen over het relatieve belang van (densiteitsonafhankelijk) omgevingsfactoren en (densiteitsafhankelijke) terugkoppelingsmechanismen in populatiedynamiek. Kleine zoogdieren zijn intensief bestudeerd in dat verband, onder stimulans van de opmerkelijke cycli die worden waargenomen bij lemmingen en woelmuizen in holarctische gebieden. In meer zuidelijke gebieden zijn knaagdierpopulaties niet cyclisch, en deze kregen minder aandacht. Populatieexplosies in westelijk Zuid-Amerika en oostelijk Africka (zoals bij de bladoormuis Phyllotis darwini en de veeltepelmuis Mastomys natalensis) zijn sterk gecorreleerd met jaren met ongewoon overvloedige regenval. De populatie-dynamische patronen verschillen echter sterk tussen deze soorten. Beiden reageren ze positief op neerslagperioden, maar er zijn belangrijke verschillen in de seizoenale structuur van de densiteitsafhankelijke en -onafhankelijke processen. Bij de Afrikaanse veeltepelmuis zijn de densiteitsafhankelijke processen van eerste orde, wat een onmiddellijk effect van densiteit op populatiegroei suggereert. Het bestaat van uitgestelde densiteits-afhankelijkheid bij de bladoormuis in Chili impliceert een trofische interactie met predatoren. Om de gevolgen van deze verschillen te begrijpen zullen we nagaan hoe demografische processen reageren op omgevingsvariatie in populaties met een verschillende graad van densiteitsafhankelijkheid. We zullen ook nagaan hoe de populatiegroei functioneel afhangt van de mate van variatie in demografische parameters.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Voortbestaan en evolutie van intrasexueel kleurpolymorfisme bij waterjuffers. 01/10/2003 - 30/09/2006

Abstract

Alhoewel sexuele variatie traditioneel begrepen wordt als alle aanwezige verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes, is het resultaat van evolutie dikwijls de coëxistentie van verschillende reproductieve vormen binnen één geslacht. Het samen voorkomen van verschillende mannelijke kleurvormen is veelal goed begrepen, in tegenstelling tot vrouwelijke kleurpolymorfismen. Typisch voor vrouwelijke kleurvormen bij waterjuffers, is dat één van de vrouwelijke vormen gekleurd is zoals het conspecifieke mannetje, terwijl de andere kleurvormen verschillend zijn. Terwijl één groep van onderzoekers veronderstelt dat man-achtige vrouwtjes functionele mannelijke-nabootsers zijn, gaan andere onderzoekers ervan uit dat mannetjes preferentieel paren met de meest algemene vrouwelijke kleurvorm in de populatie. Zowel experimentele als veldstudies (op basis van verschillende semi-natuurlijke populaties die verschillen in densiteiten en frequenties) ondersteunen een verband tussen de populatiecondities (densiteiten, sex ratio's en frequenties van vormen) en de fitness (overleving, paarsucces) van een vorm. De coëxistentie van verschillende vrouwelijke kleurvormen kan echter enkel verklaard worden indien de vormspecifieke fitness wijzigt bij het optreden van fluctuaties in de populatiecondities. Tot op heden ontbreekt het nagenoeg aan informatie over ruimtelijke en temporele variatie in populatiecondities en gerelateerde vormspecifieke fitness kosten en baten. Onze kennis is nog beperkter indien we het ontstaan, het voorbestaan en het verdwijnen van verschillende vrouwelijke kleurvormen wensen te begrijpen. Een geschikte methode voor het verwerven van inzichten in de evolutie van vrouwelijk kleurpolymorfisme is het vergelijken van nauwverwante soorten met gekende fylogenetische relaties. Indien soorten verschillen in aan-/afwezigheid van meerdere vrouwelijke vormen en in ecologie, dan kan de studie van de fylogenetische stamboom evolutionaire inzichten opleveren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Matching fund bij Europees project "Prevention of sanitary risks linked to rodents at the rural/peri-urban interface". 01/10/2003 - 31/12/2005

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Gastprofessoraat Stephen DAVIS 01/08/2003 - 31/07/2004

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Prevention of sanitary risks linked to rodents at the rural/peri-urban interface. (RATZOOMAN) 01/01/2003 - 30/06/2006

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Ontwikkelen van een moleculaire gegevensbank voor de forensische identificatie van Afrikaanse kleine zoogdieren. 01/01/2003 - 31/12/2004

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Organisatie 9th Benelux Congres of Zoology (8-9 november 2002). 01/12/2002 - 31/12/2002

Abstract

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

    Project type(s)

    • Onderzoeksproject

    BOF-Postdoctoraal mandaat (opvangkrediet) t.b.v. H. VAN GOSSUM 01/10/2002 - 30/09/2003

    Abstract

    Onderzoeker(s)

    Onderzoeksgroep(en)

      Project type(s)

      • Onderzoeksproject

      Densiteitsafhankelijke dispersie en overleving bij de veeltepelmuis Mastomys natalensis: beschrijvende, experimentele en modelmatige aanpak. 01/06/2002 - 30/09/2004

      Abstract

      Onderzoeker(s)

      Onderzoeksgroep(en)

      Project type(s)

      • Onderzoeksproject

      Ecologie van een knaagdiersoort met populatie-explosies: een moleculaire aanpak voor het onderzoeken van interne en externe factoren in populatiedynamiek. 01/02/2002 - 31/03/2004

      Abstract

      Onderzoeker(s)

      Onderzoeksgroep(en)

      Project type(s)

      • Onderzoeksproject

      Gene flow en effectieve populatiegrootte in niet-evenwichtssituaties. 01/01/2001 - 31/12/2004

      Abstract

      Het behoud van genetische variatie is een cruciale doelstelling in het lange-termijnbeheer van vrijlevende populaties. Schattingen van effectieve populatiegrootte en gene flow zijn vaak gebaseerd op assumpties over evenwicht tussen mutatie, gene flow en drift, en niet toepasbaar op sterk fluctuerende of afnemende populaties. In dit project worden tijdreeksen van genetische stalen van vogels en zoogdieren gebruikt om methodes uit te testen die genetische parameters berekenen in niet-evenwichtscondities.

      Onderzoeker(s)

      Onderzoeksgroep(en)

      Project type(s)

      • Onderzoeksproject

      Studie van de genetische variatie en gevolgen van inteelt in geïsoleerde vertebratenpopulaties met behulp van microsatelliet DNA merkers. 01/01/1997 - 31/12/2000

      Abstract

      De objectieven van dit project zijn (1) het kwantificeren van relaties tussen habitatfragmentatie, dispersie en genetische variatie, en (2) onderzoeken wat de relatie is tussen de genetische variatie in een populatie en de individuele fitness. Meer specifiek wensen we de hypothese te testen die zegt dat een verhoging van verwantschap tussen individuen ten gevolge van inbreeding een vermindering van het reproductief succes tot gevolg heeft en wat hiervan de gevolgen zijn op de dynamiek van de populatie.

      Onderzoeker(s)

      Onderzoeksgroep(en)

        Project type(s)

        • Onderzoeksproject

        Dispersiedynamiek bij knaagdieren. 01/07/1996 - 31/12/1997

        Abstract

        Onderzoeker(s)

        Onderzoeksgroep(en)

          Project type(s)

          • Onderzoeksproject

          Vestigingssucces van immigranten in een populatie bosmuizen (Apodemus sylvaticus). 01/05/1996 - 30/04/1998

          Abstract

          Het voorgestelde project kadert in het onderzoek naar dispersiefenomenen bij knaagdieren. Immigranten die binnenkomen in een populatie kunnen terug vertrekken, zich vestigen (met wisselend succes) of sterven. Met klassieke vangstmethoden is het echter niet mogelijk deze processen te onderscheiden en hun verloop te volgen. Met behulp van een nieuwe techniek die automatisch registreert welke dieren de populatie binnenkomen of verlaten en d.m.v. radio-telemetrie zal dit wel mogelijk zijn.

          Onderzoeker(s)

          Onderzoeksgroep(en)

            Project type(s)

            • Onderzoeksproject