Het doel van dit rapport is om een wetenschappelijk onderbouwd, praktijkrelevant referentiekader te schetsen voor de realisatie van taaltrajecten, met aanbevelingen voor de praktijk, het beleid en wetenschappelijk onderzoek. 

Dit doel wordt gerealiseerd in vier stappen:

  1. De schijnwerper op de wetenschappelijke fundamenten. We voeren een systematische overview uit om de verschillende organisatievormen te beschrijven die voorkomen in interventies in het onderwijs bij kinderen en jongeren die nood hebben aan extra taalondersteuning. Daarnaast brengen we de werkzame bestanddelen van effectieve interventies in kaart.

  2. De schijnwerper op inspirerende voorbeelden. Om inspiratie te bieden voor de praktijk, analyseren we voorbeelden van succesvolle interventies met voldoende onderzoeksevidentie. De selectie van deze voorbeelden gebeurt op basis van een systematische zoektocht en een kwaliteitsscreening. De voorbeelden uit het onderzoek vullen we aan met Vlaamse praktijkvoorbeelden. Deze worden gescreend op basis van de werkzame bestanddelen die naar voren kwamen in de eerste stap.

  3. De schijnwerper op een succesvolle implementatie. Om de implementatievoorwaarden in kaart te brengen voor de Vlaamse context zijn expertgroepen ingeschakeld bestaande uit leerkrachten kleuter, lager en secundair onderwijs en OKAN, pedagogisch begeleiders en leden van de onderwijsinspectie. Deze expertgroepen zijn door middel van de Delphi-techniek bevraagd.

  4. De schijnwerper op aanbevelingen. De drie voorgaande stappen voeden praktijkgerichte, beleidsrelevante en wetenschappelijke aanbevelingen als referentiekader voor de realisatie van taaltrajecten. Hiertoe gebruiken we een schematische voorstelling met zes bouwstenen.