Nieuws

De schatten van Robbe De Hert

​UAntwerpen en Felixarchief ontfermen zich over het 'Fugitive Cinema Archief'.

De op 24 augustus 2020 overleden cineast Robbe De Hert laat niet alleen zijn films na, maar ook een omvangrijk archief. De Universiteit Antwerpen en het Felixarchief werken samen om het ‘Fugitive Cinema Archief’ duurzaam te bewaren en te onderzoeken.

Sinds 2006 hield De Hert bureau in het Filmhuis Klappei in Antwerpen. Op de tweede verdieping bevinden zich zes kamers volgestouwd met films, scenario’s, correspondentie, publicaties, awards, affiches en diverse andere documentatie.

“De hoeveelheid materiaal is enorm,” zo vertelt professor filmstudies Gertjan Willems van de Universiteit Antwerpen. “Robbe hield letterlijk alles bij, van het kleinste krantenknipsel over scenario’s tot een map vol parkeerboetes.” Dat is tegelijk de natte droom en de grote nachtmerrie van een filmhistoricus: “Er wacht ons een gigantisch werk, maar de historische waarde van dit archief staat buiten kijf. Robbe was jarenlang een centraal figuur in de Belgische film- en culturele wereld.”

Duurzaam in Antwerpen

Willems interviewde De Hert in 2013 voor zijn doctoraatsonderzoek over de geschiedenis van het filmbeleid in Vlaanderen. Sindsdien hielden ze contact. Willems: “Robbe woonde mijn doctoraatsverdediging bij en was steeds benieuwd naar mijn publicaties over de Belgische filmgeschiedenis. Andersom was ik natuurlijk altijd geïnteresseerd in zijn films en herinneringen. Ik koester dan ook al langer het plan om me te verdiepen in het werk van Robbe.”

In april startte de uitvoering van dat plan. De Hert was meteen enthousiast en stelde zijn archief ter beschikking. Willems besefte al snel dat het eerste werk erin bestond orde te scheppen in de chaos van het archief, en er een duurzaam onderkomen voor te zoeken, weg van de schimmels die het materiaal aan het aantasten waren. Dankzij tussenkomst van De Herts goede vriend Jim Van Leemput kon de Universiteit Antwerpen het archief verwerven en vervolgens overdragen aan het Felixarchief, het Antwerpse Stadsarchief. “Daar was Robbe erg blij mee,” aldus Willems. “Het Felixarchief beschikt over een zeer kwalitatieve archiefinfrastructuur. Bovendien blijft het archief zo in Antwerpen, de stad waarmee Robbe zo nauw verweven was.” Met de hulp van Jim Van Leemput schonk De Hert tien dagen voor zijn overlijden ook nog het archiefmateriaal dat bij hem thuis lag aan de universiteit en het Felixarchief.

Fugitive Cinema

De Hert stond erop dat het archief niet naar hem persoonlijk genoemd werd, maar ‘Fugitive Cinema Archief’ zou heten, naar het filmcollectief dat hij mee oprichtte in 1966. Onder de noemer Fugitive Cinema realiseerden cineasten als De Hert, Patrick Le Bon en Guido Henderickx diverse maatschappijkritische speelfilms en documentaires, zoals Dood van een sandwichman, Camera sutra, Gejaagd door de winst en Witte van Sichem. De relevantie van het archief gaat dus breder dan enkel De Herts werk.

Deze zomer zijn twee jobstudenten begonnen met het ordenen en een eerste beschrijving van het archief. Vervolgens wordt alles schoongemaakt en nauwkeurig geïnventariseerd, waarna het materiaal publiek toegankelijk zal zijn in het Felixarchief. De films heeft het Felixarchief intussen al ondergebracht bij CINEMATEK, het Koninklijk Belgisch Filmarchief te Brussel. Meemoo werkt mee aan de digitalisering en duurzame bewaring van het audiovisueel materiaal.

Studenten bieden hulp

Vanaf oktober organiseert Willems, samen met professor Steven Jacobs, een seminarie waarin masterstudenten theater- en filmwetenschap onderzoek zullen uitvoeren naar de vroege Fugitive Cinema films. De studenten zullen ook helpen bij de inventarisering van het archief, want er valt nog heel wat werk te verrichten. En hopelijk ook nog veel te ontdekken.

Zo zouden er volgens De Hert brieven van Stanley Kubrick te vinden zijn. Willems: “Zelf vind ik de verschillende scenarioversies en de grote hoeveelheid correspondentie erg interessant. Dat maakt het mogelijk om inzicht te krijgen in het creatieproces van films. Die zijn namelijk nooit het product zijn van één regisseur, en zelfs niet van een hele filmcrew, maar ook van een ruimere productiecontext, van geldschieters, van politieke factoren… Welke motivaties lagen er aan bepaalde artistieke keuzes ten grondslag? Welke filmprojecten haalden het uiteindelijk niet? Wie tracht er macht uit te oefenen over wat we uiteindelijk in de bioscoop te zien krijgen, en om welke redenen? Dat zijn vragen die me sterk bezighouden. We zijn nog maar net begonnen, maar nu al is het duidelijk dat we hier met een uniek stuk filmgeschiedenis bezig zijn.”