Dr. Irina Dumitrescu | Harmonic: high-risk medication in community care

​Promotoren
Prof. dr. Tinne Dilles (Universiteit Antwerpen)
Prof. dr. Minne Casteels (KU Leuven)

Juryleden
Prof. dr. Peter Van Bogaert (Universiteit Antwerpen - voorzitter)
Prof. dr. Hans De Loof (Universiteit Antwerpen)
Dr. Rob Heerdink (Hogeschool Utrecht [Nederland])
Prof. dr. Ann Van Hecke (Universiteit Gent)

Abstract

Hoog-risico medicatie (HRM) is gekend als geneesmiddelen met een verhoogd risico op schade bij de patiënt. De sterke toename van HRM gebruik bij de thuiswonende patiënt houdt echter in dat thuisverpleegkundigen hier systematisch meer mee geconfronteerd worden. Om deze kwaliteit van zorg te verbeteren, is het nodig om inzicht te hebben in de rol van de thuisverpleegkundige en mogelijke risicoverminderende strategieën bij het managen van HRM in de thuiszorg. De nood om een beleidsaanbeveling op te stellen met betrekking tot HRM in de Vlaamse thuiszorg en de leemte wat betreft wetenschappelijk inzicht, heeft geleid tot het HaRMonIC-project (“High-Risk Medication In Community Care”), een samenwerking tussen het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en de UAntwerpen. Het doel van deze studie was een beleidsaanbeveling op te stellen voor het correct managen van HRM door thuisverpleegkundigen en om de kwaliteit van zorg met betrekking tot HRM in de Vlaamse thuiszorg te verbeteren.

In eerste instantie werd getracht duidelijkheid te krijgen over het concept HRM. Hoog-risico medicatie in de thuiszorg zijn geneesmiddelen met een verhoogd risico op significante schade bij de patiënt. De gevolgen van deze schade kunnen ernstiger zijn dan bij andere geneesmiddelen. Een panel van experten bereikte consensus over 15 geneesmiddelen die gezien kunnen worden als HRM in de thuiszorg en waar bijkomende interventies door een thuisverpleegkundige en een procedure nodig zijn: digoxine, antiaritmica, methotrexaat, hypnotica en sedativa, immunosuppressiva, duoplaatjes therapie, insuline, antipsychotica, carbamazepine, lithium, anticoagulantia, orale hypoglycemische middelen, fenytoïne, opioïden en chemotherapie. Een derde studie toonde aan dat 8 op 10 thuiswonende patiënten minstens 1 HRM inneemt en dat deze patiënten zich vaak niet bewust zijn van het risico dat dit type geneesmiddelen met zich meebrengt.

Daarnaast werd onderzoek gevoerd naar hoe thuisverpleegkundigen en patiënten momenteel omgaan met HRM en waar het huidig beleid uit bestaat. Thuisverpleegkundigen komen het meest in contact met de HRM anticoagulantia, insuline en hypnotica en sedativa. Verpleegkundige zorg omtrent HRM is momenteel niet gestandaardiseerd en maatregelen worden op een inconsistente wijze genomen. Daarnaast is er ook nood aan bijkomende training en het gebruik van procedures of richtlijnen. Thuiswonende patiënten die HRM nemen geloven dat hun medicatie belangrijk is en dat de inname van hun medicatie lukt. Daarnaast geven zij ook aan therapietrouw te zijn en steunen zij op de hulp van hun thuisverpleegkundige voor de voorbereiding van hun medicatie. Toch geloven zij niet dat hun medicatie een risico inhoudt.

Alle resultaten van de studies werden in een laatste studie gebundeld met als doel de ontwikkeling en validatie van de beleidsaanbeveling. Thuisverpleegkundigen hebben volgens de experten een knooppuntfunctie in het medicatieproces. Ze nemen hierbij 5 taken op: communicatie, observatie, verificatie, management en zorgverlening. Een interprofessioneel team wordt georganiseerd rond de thuiszorgpatiënt waarbij elke zorgverlener eigen verantwoordelijkheden en taken heeft. Een sterke samenwerking binnen het interprofessionele team zou resulteren in een minder gefragmenteerde medicatiezorg.

De beleidsaanbeveling is een gebruiksklaar document voor beleidsmedewerkers in organisaties of praktijken in de Vlaamse thuisverpleging om hun HRM zorg te verbeteren en veilige en kwalitatieve patiëntenzorg te verlenen.

Dr. Mustafa Sirimsi | Strengthening primary healthcare: a toolkit for patient-centered interprofessional collaboration and integration

Promotoren
Prof. dr. Hans De Loof (Universiteit Antwerpen)
Prof. dr. Kris Van Den Broeck (Universiteit Antwerpen)
Prof. dr. Peter Van Bogaert (Universiteit Antwerpen)
Dr. Kristel De Vliegher (KU Leuven)

Begeleider
Prof. dr. Roy Remmen

Juryleden
Prof. dr. Inge Glazemakers (Universiteit Antwerpen - voorzitter)
Prof. dr. Josefien Van Olmen (Universiteit Antwerpen)
Prof. dr. Therese Van Durme (UCLouvain)
Prof. dr. Jan Hamers (Universiteit Maastricht [Nederland])