Een korte geschiedenis van reliekverering

Het rooms-katholieke christendom is eeuwenlang een religie met een sterke materiële component geweest. Vele gelovigen maakten onder andere gebruik van verschillende devotionalia om hun gebeden ‘juist’ uit te voeren en kracht bij te zetten. Relieken, overblijfselen van heiligen, hadden daar een bijzondere plaats in.  In hun grote, gouden schrijnen in kerken en kathedralen moesten zij gelovigen aanzetten tot devotie. In ruil daarvoor kon die gelovige dan een genezing of bijstand krijgen op voorspraak van de heilige. Relieken betekenden tegelijk bescherming en inspiratie; zowel een communicatielijn naar God door één van zijn favorieten, als een herinnering aan iemand die een voorbeeld in het geloof was. Voor veel gelovigen waren zij een concreet stukje hemel op aarde, omdat de ziel van de heilige evenzeer in zijn resten op aarde aanwezig was als in de hemel. Dit is een idee dat al leefde bij de eerste christenen, die de lichamen van martelaren eerbiedig vereerden en later kerken zouden bouwen boven hun graven. Vanaf de zesde eeuw werd het de gewoonte relieken in het altaar te verwerken, wat de kerken extra legitimiteit verleende. In de middeleeuwen kwam een echte vereringscultus op gang met bedevaarten, kostbare schrijnen en een explosieve toename van het aantal relieken. Het is niet verwonderlijk dat in zo’n cultuur sommigen winst probeerden maken, waardoor de scepsis over de authenticiteit van veel relieken toen ook op gang kwam – de kans is zeer klein dat Johannes de Doper zes hoofden had en toch maakten minstens zoveel kerken aanspraak op het ware hoofd van de heilige. Om dit soort misbruik tegen te gaan, stelde men vanaf de dertiende eeuw echtheidsverklaringen op. Met het concilie van Trente in de zestiende eeuw werden relieken gereguleerd: elk reliek dat publiekelijk vereerd werd, moest een echtheidsverklaring van de verantwoordelijke prelaat hebben, en de handel in relieken werd verboden. Later werd daaraan toegevoegd dat relieken alleen verplaatst mochten worden met toestemming van de Apostolische Stoel.

Het tot stand komen van de reliekencollectie van het Ruusbroecgenootschap

Eeuwenlang zijn relieken een belangrijk onderdeel geweest van de geloofsbeleving van mensen. Zij gingen op bedevaart om oplossingen voor problemen te vragen aan specifieke heiligen, versierden hun muren en gebedenboeken met grote en kleine prenten van heiligen al dan niet aangeraakt aan een reliek, en verwerkten kleine of aanraak-relieken in hun kledij om ze steeds bij zich te hebben. Dat materiële is er met de grote hervormingen van de jaren 1960 sterk op achteruitgegaan, hoewel heiligenverering nog steeds een plaats inneemt in de persoonlijke devotie van veel gelovigen. Zij steken kaarsen aan bij beelden van Sint-Antonius of Sint-Rita, doen schietgebedjes tot specifieke heiligen, of hebben een Mariabeeld in huis. Het idee echter van een stukje mens dat bijna magische krachten heeft omdat het de ziel van een heilige bevat, is voor velen nogal vergezocht. De wetenschap heeft getoond dat het lichaam absoluut dood is na overlijden, en de dood is iets vies en te vermijden geworden. Het lijkt voor ons eerder morbide dan geruststellend om een stukje bot of wat haar van een overledene mee te dragen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vele mensen hun relieken terugbrachten naar kerken en musea in de tweede helft van vorige eeuw. Dit vormt ongetwijfeld een belangrijke factor in het samenkomen van de collectie hier voorgesteld. Deze komt voor het grootste deel van de Jezuïetengemeenschap in Antwerpen, die zelf veel van de objecten waarschijnlijk  gekregen heeft van particulieren of religieuzen bij wie ze in onbruik geraakt waren.

Deze webtentoonstelling toont stukken uit de reliekencollectie van de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap. Naast de vele aanraakrelieken, is er ook een mooie collectie reliekhouders met primaire en secundaire relieken. Het gaat voornamelijk om kleine objecten uit de 18de en 19de eeuw, al zijn er ook enkele vroegere exemplaren te bewonderen. Deze verzameling biedt een interessante inkijk in de materiële kant van het christelijk geloof zoals dat eeuwenlang beleefd werd: van eenvoudige houten theca’s tot prachtig knipwerk, van aanstrijkprenten tot stukjes lijkgewaad.