Van den geesteliken tabernakel is Ruusbroecs omvangrijkste en waarschijnlijk meest verspreide werk. Reeds voordat hij naar Groenendaal verhuisde was hij begonnen aan dit traktaat, dat in zijn eigen tijd gold als zijn magnum opus. Het verhaal is opgehangen aan het beeld van de bouw van de ark en de tent waarin de ark bewaard werd (Exodus). Ruusbroec volgt de opbouw van de ark nauwgezet en elk onderdeel wordt door hem voorzien van  een geestelijke interpretatie. Het hele traktaat is in wezen een beschrijving van de liefdesontmoeting tussen God en mens.

Dit fragment is waarschijnlijk afkomstig uit een Brabants handschrift. Het is bewaard gebleven omdat het dienst heeft gedaan als bindmateriaal in een ander boek. De kenmerken van het schrift (littera textualis) plaatsen het handschrift in de tweede helft van de veertiende eeuw. Mogelijk werd het handschrift dus nog tijdens Ruusbroecs leven gekopieerd.