Arba'ah Ve-Esrim: Paratekst en context in de Rabbijnenbijbels (1517-1525)

Drs. Hans van Nes

Promotor: Prof. dr. Vivian Liska, Co-promotor: Dr. Theodor Dunkelgrün

De Rabbijnenbijbel van 1525 gaf de wereld de tekst van het Oude Testament die vier eeuwen lang als geautoriseerde versie zou standhouden. Dit is de grondtekst geweest voor de klassieke Bijbelvertalingen van de King James Bijbel tot de  Statenvertaling. Door echter alleen de bijbeltekst ervan te lezen en te studeren weten we maar weinig over de editie zelf, of over zijn voorganger uit 1517. Beide zijn gedrukt in Venetië door de Vlaamse ondernemer Daniël van Bomberghen. Diens redacteurs waren vooral Joden die toen nog maar pas een kleine, geïsoleerde gemeenschap begonnen te vormen in het getto van Venetië. Daarom zijn de primaire bronnen om de sociale geschiedenis van de Rabbijnenbijbels te reconstrueren erg schaars en fragmentarisch. Ze volstaan niettemin om de achtergrond te helpen opbouwen van deze twee grote literaire prestaties en de omstreden joods-christelijke relaties waaruit ze gegroeid zijn.

Wanneer men de Rabbijnenbijbels gaat verkennen, blijken ze veel meer te herbergen dan hun bijbelboeken en rabbijnse commentaren. We ontdekken er poëzie die nooit eerder aandacht kreeg. We ontmoeten buitengewone decoraties die volledig uit paratekst bestaan en die de beginwoorden van bijbelboeken omringen. We vinden tal van aanbevelende teksten: epilogen, prologen, opdrachten, steeds gericht aan een specifiek publiek dat de redacteur wil aanspreken zodat de editie verkoopbaar werd aan zowel joden als christenen. We weten dat later in de 16de eeuw de katholieke kerk judaica zou censureren, verbieden en verbranden. We kunnen echter via de Rabbijnenbijbels de stappen zien voor die destructieve periode, toen de vroege Hebreeuwse persen judaïca toegankelijk maakten voor het christendom.

Mijn benadering in deze multidisciplinaire studie bestaat uit een grondige, systematische verkenning die op paratekstuele elementen gericht is. Dit onderzoek werkt zo rechtstreeks mogelijk met primaire bronnen waarvan Hebreeuwse transcripts, vertalingen en commentaar gegeven worden en waaruit conclusies te formuleren zijn. 

Deze zoektocht werpt zijn vruchten af tot ver buiten het terrein van de Rabbijnenbijbels met bijdragen voor andere onderzoeksvelden, zoals tekstkritisch onderzoek, Hebreeuwse poëzie, parateksten en Joodse Studies in het algemeen.