De Universiteit Antwerpen beheert drie werken die sinds de herfst van 2014 door de Vlaamse Overheid als officieel topstuk zijn erkend. Dit houdt in dat voor deze drie topstukken restauratiesubsidies kunnen worden aangevraagd. Bovendien gelden er strenge regels inzake fysische ingrepen en de verhuis van de stukken (in en buiten Vlaanderen). 

Het Topstukkendecreet legt zulke regels vast. Dit decreet strekt tot bescherming van roerend cultureel erfgoed dat voor de Vlaamse gemeenschap in Vlaanderen bewaard moet blijven, omwille van zijn bijzondere archeologische, historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis. 

Met dat doel wordt een Topstukkenlijst opgesteld van zeldzame en onmisbare cultuurgoederen. Voor deze topstukken gelden bijzondere beschermingsmaatregelen. 

De Universiteit Antwerpen beheert drie topstukken. 


Bundel toneelprogramma's

Wie vandaag naar een toneelvoorstelling gaat, krijgt of koopt soms een programma met uitleg over het stuk en enkele recensies in de media. Dergelijke toneelprogramma’s bestonden vroeger ook, maar bevatten toen hoofdzakelijk informatie over de opbouw van het stuk en de personages. Net als vandaag werden de meeste van die programma’s na de voorstelling weggegooid; het is een zeer efemeer genre.

Dat gegeven versterkt de uniciteit van de bundel toneelprogramma’s die de Bijzondere Collecties bezit. Dit lijvige boek (plaatskenmerk MAG-P 13.1522) bevat niet minder dan 253 programma’s uit de zeventiende en de achttiende eeuw. Nergens anders vind je zoveel toneelprogramma's bij elkaar.

De programma's zelf zijn afkomstig van jezuïetencolleges uit de toenmalige Provincia Flandria Belgica (de Zuidelijke Nederlanden) en documenteren de periode 1678-1771. Op die manier komen we veel te weten over de titels, de opvoeringen en zelfs over de individuele acteurs uit het vroegmoderne schooltoneel in onze streken. De bundel bevat naast gedrukte ook handgeschreven programma’s, én een volledig uitgeschreven versie van het zeldzame stuk Athanes.


Rederijkershandschrift 't Dor wert groeyende

In de loop van 1735 neemt een lid van de Lierse rederijkerskamer Den groeyenden boom een belangrijk besluit. In een dik boek zullen hij en zijn collega's vanaf dan regelmatig toneelstukken kopiëren die door en voor de rederijkerskamer zijn geschreven. Het boek dat ze hebben aangeschaft heeft ruimte voor heel wat teksten: het is 43 cm bij 27,3 cm groot; 8,5 cm dik en telt 610 bladzijden. Afgezien van een roodlederen titelschild met daarop in gouden letters de woorden 't dor wert groeyende, de spreuk van de kamer, is de kalfsleren band onversierd. Zeventig jaar later, aan het begin van de negentiende eeuw, noteert een rederijker de laatste tekst. 

Niet lang na de afronding van de laatste toneeltekst verdwijnt elk spoor van het handschrift. Net zoals zo veel rederijkerskamers uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw waren ook de Lierse rederijkers zo discreet omgesprongen met hun toneelrepertoire dat bijna alle sporen ervan verloren leken te zijn gegaan. In 2007 klopt een van oorsprong Lierse familie aan bij het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden, afdeling Renaissance, van de Universiteit Antwerpen. Daar voert professor Hubert Meeus onderzoek naar rederijkerstoneel. De familie hoopt aan de Universiteit Antwerpen te weten te komen wat de betekenis en oorsprong is van een toneelhandschrift dat ze al generaties in haar bezit heeft. Het blijkt te gaan om het handschrift ’t Dor wert groeyende.

Uit het onderzoek dat Hubert Meeus en zijn medewerker Timothy De Paepe voeren, blijkt al gauw dat de bundel achttien teksten bevat die nooit eerder zijn verschenen en waar van tot dan toe enkel de titels, via programmaboekjes, zijn overgeleverd. De teksten werden, op twee uitzonderingen na, allemaal geschreven en voor het eerst opgevoerd tussen 1734 en 1803. Van meerdere auteurs zijn tot dan toe zelfs geen andere teksten bekend. Uit de hele Lierse achttiende eeuw zijn sowieso nauwelijks toneelteksten overgeleverd.

Op aanraden van een groep theaterwetenschappers belandde het handschrift ’t Dor wert groeyende in 2012 op een longlist met uitzonderlijke objecten uit het theatererfgoed. Op basis van die lijst besliste de overheid twee jaar later om het handschrift op te nemen in de ‘Lijst van roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap’, de zogenaamde Topstukkenlijst. Bij de erkenning speelde het criterium ‘bijzondere waarde voor het collectieve geheugen’ een belangrijke rol. Het handschrift is immers een uiterst zeldzame tastbare herinnering aan de rederijkerscultuur, met haar wortels in de middeleeuwen en met vertakkingen tot in de negentiende en zelfs de twintigste eeuw. Tegenover dit ene overgeleverde handschrift staan er vele tientallen die verloren zijn gegaan. In het najaar van 2015 kocht de Vlaamse overheid het handschrift aan om het zo te bewaren voor toekomstige generaties. Na conservatie kreeg het boek een plek in de Universiteitsbibliotheek Antwerpen als langdurige bruikleen.


Glasmedaillons in het Klooster van de Grauwzusters

De gebrandschilderde glasmedaillons in de 'pronkzaal' van het Klooster van de Grauwzusters bestaan uit twee afzonderlijke reeksen. 

Reeks 1

De eerste reeks werd gemaakt in de eerste helft van de zestiende eeuw en is een overblijfsel van het vroegere Klooster van de Grauwzusters dat zich op ongeveer dezelfde locatie bevond als het huidige. Ze maakten toen deel uit van 'de cellen van de nonnen'. Tot deze reeks behoren negen medaillons. Vijf ervan stellen bijbelse taferelen voor: 

  • de onthoofding van Goliath door David
  • Jozef bereidt de hongersnood voor
  • het offer van Isaak
  • het oordeel van Salomon
  • de kruisiging van Christus 

De vier overige zijn personificaties van deugden: Justitia, Fortitudo, Spes en Prudentia. Merkwaardig is het voorkomen van meerdere scènes die te maken hebben met gerechtigheid. Zonder twijfel zijn deze zestiende-eeuwse medaillons de mooiste nog bewaarde Antwerpse rondjes in de stad Antwerpen. Andere medaillons van gelijkaardige kwaliteit bevinden zich vandaag in de collecties van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, het Rijksmuseum in Amsterdam, het Victoria & Albert museum in Londen en The Cloisters in New York.

Alle zestiende-eeuwse rondjes zijn van de allerhoogste kwaliteit. Dit blijkt niet enkel uit de vele details en hun virtuoze schilderstijl, sterk verwant aan het belangrijke Antwerpse atelier van Dirck Vellert, maar tevens uit de zeer grote diameters van de rondjes (ca. 25 cm). Enkel bij Antwerpse medaillons treft men deze grote diameters aan. Dit is naar alle waarschijnlijkheid te wijten aan het feit dat de St. Lucasgilde voor haar leden-glasschilders de beste en grootste glazen kon aankopen bij de overslag van de aanvoer van glas in de Antwerpse haven. Dit glas, bestemd voor de export naar elders in Europa, was afkomstig uit de regio Elzas-Lotharingen en werd hier in de Lage Landen 'Borgoens glas' genoemd.​

Reeks 2

De tweede reeks werd vermoedelijk in het laatste kwart van de negentiende eeuw vervaardigd in het bekende Antwerpse atelier Stalins en Janssens. Dit atelier was ook zeer actief in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen. Deze reeks heeft religieuze taferelen en heiligen als onderwerp. De glasramen werden waarschijnlijk vervaardigd op het ogenblik dat het neo-renaissancegebouw van het klooster, een opdracht voor de architecten Baeckelmans, werd afgewerkt.

De glasmedaillons zijn van zeer hoge kwaliteit omwille van hun opmerkelijke diameter (25 cm) en hun meesterlijke schilder-stijl. Deze opmerkelijke grootte is typisch voor Antwerpse medaillons en hebben we te danken aan het Sint-Lucasgilde.

  • Meer weten? Lees C.J. Berserik en J.M.A. Caen, Silver-Stained Roundels and Unipartite Panels before the French Revolution, Flanders, Vol. 1: The Province of Antwerp (Turnhout, 2007), p. 42-50.  
  • Bron: prof. dr. Joost Caen