Doctoraatsverdedigingen
Woon een doctoraatsverdediging bij of raadpleeg de voorbije verdedigingen
Classical Latin verse: Style beyond lexis - Ben Nagy (5/12/2025)
Ben Nagy
- Doctoraatsverdediging: 5 december 2025 om 15 uur
- Klooster van de Grauwzusters, Barokzaal (S.004)
- Promotor: Mike Kestemont
- Inschrijven via mail
Abstract
Deze dissertatie beoogt een systematisch onderzoek naar het potentieel van niet-lexicale kenmerken om de resultaten van computationele stilometrie te verbeteren wanneer deze wordt toegepast op het klassieke Latijnse vers. Naast de traditionele toepassing van stilometrie op auteurskwesties tonen sommige onderzoeksgebieden potentieel voor gebruik in vergelijkende literaire analyse, culturele evolutie en algemene literatuurkritiek. Het proefschrift omvat zes ongewijzigde artikelen. De resultataten van twee auteursverificaties vormen de kern. Daarbij is de analyse van niet-lexicale (d.w.z. poëtische) kenmerken van cruciaal belang. Het eerste artikel versterkt de huidige opvatting dat de Epistula Sapphus, algemeen bekend als Ovidius' Heroides 15, evenals de 'Dubbele' Heroides (brieven 16-21), authentieke werken van Ovidius zijn. Deze kwestie is in het moderne wetenschappelijke onderzoek goed beargumenteerd, maar hedendaagse computationele technieken werden niet eerder toegepast. Het verrassendere (en daarom wellicht significantere) resultaat betreft het gedicht bekend als Nux of De Nuce, dat sinds de 19de-20ste eeuw door de meeste geleerden als pseudo-epigrafisch wordt beschouwd. De toepassing van computationele stilometrie, die steunt op nieuwe technieken ontwikkeld tijdens dit onderzoek, heeft nieuw bewijs opgeleverd om opnieuw te suggereren dat het vrijwel zeker een authentiek ballingschapsgedicht van Ovidius is. Deze twee studies berusten op eerder door de auteur gepubliceerde methoden. Daaraan werd een nieuwe algemene stilometrische methode toegevoegd die de bekende General-Impostersmethode uitbreidt. Het artikel dat deze methode beschrijft (Bootstrap Distance Imposters, of BDI) is eveneens opgenomen. De overige artikelen zijn meer experimenteel van aard. De benadering die nu 'Metronome' wordt genoemd, vergelijkt gedichten als DNA-strengen en biedt een 'bottom-up' metrische analyse in plaats van het vocabularium en theoretische kader te gebruiken dat voortkomt uit traditionele metriek en filologie (cesuren, diaeresen, voetpatronen, enzovoort). Deze techniek toont veelbelovend potentieel als vergelijkend instrument over talen heen en is nuttig om bijvoorbeeld veranderingen in een formeel metrisch schema in de loop van de tijd bloot te leggen, of relaties tussen schema's--een voorbeeld hiervan voor het Latijn wordt gepresenteerd als case study in dat artikel. Tot slot verkent een artikel het potentieel van syntactische kenmerken. Zoals verwacht maken de syntactische verstoringen in poëzie ze minder bruikbaar voor auteursattributie dan bestaand onderzoek naar proza zou suggereren. Het blijkt echter dat ze in sommige gevallen een sterk potentieel hebben als instrument ter ondersteuning van kritische literaire analyse of vergelijkende studie.
Brongebaseerd schrijven in meertalige contexten: cognitieve processen, individuele verschillen en feedbackinterventies - Luan Tuyen Chau (12/12/2025)
Luan Tuyen Chau
- Doctoraatsverdediging: 12 december 2025 om 15 uur
- Online
- Promotoren: Mariëlle Leijten, Sarah Bernolet en Lieve Vangehuchten
- Inschrijven via mail voor 5 december
- Voertaal: Engels
Abstract
In de digitale wereld van vandaag worden studenten voortdurend omringd door informatie. Of ze nu essays, verslagen of onderzoeksartikelen schrijven, ze moeten in staat zijn om meerdere bronnen te lezen, deze te begrijpen en alles samen te brengen in een duidelijke en samenhangende tekst. Dit klinkt misschien eenvoudig, maar onderzoek toont aan dat veel studenten dit soort “bron-gebaseerd schrijven” erg moeilijk vinden—vooral wanneer ze dit in meer dan één taal moeten doen.
Het proefschrift van Luan Tuyen Chau kijkt nauwkeuriger naar wat er precies gebeurt wanneer meertalige studenten uit meerdere bronnen schrijven, en waarom sommige studenten meer moeite hebben dan anderen. In plaats van alleen naar het eindessay te kijken, maakt dit onderzoek gebruik van keystroke logging-technologie om elke stap van het schrijfproces vast te leggen—hoe lang studenten lezen voordat ze beginnen te schrijven, hoe vaak ze tussen bronnen schakelen en hoe ze informatie combineren terwijl ze typen. Deze aanpak geeft een veel duidelijker beeld van de mentale inspanning die erbij komt kijken.
Het onderzoek volgde honderden universitaire studenten terwijl ze schreven in hun eerste taal (Nederlands), hun tweede taal (Engels) en een andere vreemde taal (Frans, Duits of Spaans). Eén van de belangrijkste bevindingen is dat goede schrijvers niet gewoon een bron lezen en daarna schrijven. In plaats daarvan bewegen ze voortdurend heen en weer tussen bronnen, controleren informatie, vergelijken ideeën en verweven deze met elkaar. Deze “broninteractie” bleek een van de beste voorspellers te zijn van sterk schrijven in meerdere talen.
Een andere belangrijke bevinding is dat cognitieve vaardigheden—met name het werkgeheugen—het schrijven op verschillende manieren beïnvloeden, afhankelijk van de taal. Studenten met een sterker werkgeheugen konden beter omgaan met broninformatie in hun tweede taal, Engels. In hun eerste taal hielp werkgeheugen hen echter vooral om consistenter te blijven, in plaats van direct de eindtekst te verbeteren.
Het proefschrift testte ook een feedbackinterventie op basis van het schrijfproces van studenten. Na het ontvangen van gerichte, procesgerichte feedback verbeterden studenten hun brongebruikstrategieën in het Nederlands en Engels. Ze raadpleegden meer bronnen, gebruikten een grotere verscheidenheid aan informatie en werkten over het algemeen strategischer.
Dit onderzoek laat zien dat leraren, om studenten echt te ondersteunen, verder moeten kijken dan de eindteksten en aandacht moeten besteden aan het schrijfproces. Door te begrijpen hoe studenten denken en werken tijdens het schrijven, kunnen we beter onderwijs ontwerpen en meertalige schrijvers helpen slagen in een steeds digitalere en informatie-rijke wereld.
The medium is the memory, the support the souvenir - Nicolas Baeyens (13/12/2025)
Nicolas Baeyens
- 13 december 2025, Mekano Makerspace (S.MU-A.0.15), Ambtmanstraat 1, 2000 Antwerpen
- 14:30 bezoek aan werk/video
- 15:00 openbare verdediging
- 17:00 receptie en boekvoorstelling
- Promotoren: Thomas Crombez (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen), Peter De Deyn (Universiteit Antwerpen)
Abstract
What happens when an artwork detaches from its material form and begins a life of its own in the mind of the viewer? This dissertation originates from an artistic practice of sharing and transforming sculptural fragments and evolves into a transdisciplinary exploration of art as shared thinking, as social action, and as a mediating object.
Making and viewing art is not a one-way street. The viewer does not merely look; they think, co-shape, and influence the artist. This reciprocal movement turns every artwork into a carrier of meanings that continuously shift with context, memory, and interaction. Looking at art is a creative act: it does not end with perception but persists in the imagination of the beholder.
As Beuys, Ono, Benjamin, and Latour each in their own way emphasize, the value of art does not lie in material fixation but in its capacity to set thoughts in motion, shaped by ever-changing contexts. Neuroscientific research supports this: art activates brain regions linked to empathy, planning, and reward, and fosters cognitive flexibility. These effects resonate beyond the artistic domain, influencing how we think, perceive, and coexist.
Art also transforms social relations. Participation is not a peripheral condition but a foundation: every artwork is part of a historical and societal network in which meanings circulate. The image fragment, the souvenir, becomes a catalyst that triggers memories and generates new interpretations.
This dissertation, like the artwork itself, seeks no finality. It is a meandering trigger. Art touches upon a broader urgency: it creates space for collective critique, ethical remembrance, and cognitive growth.
Towards Documentary Choreography. Intermedial Approaches when Working with Extra-Aesthetic Materials - Arkadi Zaides (18 & 19/12/2025)
Arkadi Zaides
- 18 december 2025, 20:00-21:15: The Cloud voorstelling, Minnemeers NTGent, Minnemeers 8, 9000 Gent, info & tickets
- 19 december 2025, 10:00-12:30: doctoraatsverdediging, Minnemeers NTGent, Minnemeers 8, 9000 Gent, vrije toegang
- Dubbeldoctoraat met de Universiteit Gent
- Promotoren: Timmy De Laet (Universiteit Antwerpen), Annouk Van Moorsel (Koninklijk Conservatorium Antwerpen), Jelena Jureša (KASK & Conservatorium, HOGENT), Christel Stalpaert (Universiteit Gent)
Abstract
In dit artistieke doctoraatsonderzoek verkent Arkadi Zaides hoe choreografie kan reageren op urgente maatschappelijke vraagstukken en actuele kwesties van vandaag. Hij ontwikkelt een documentaire benadering tot dans en belichaamde praktijken, waar – in tegenstelling tot theater, film of beeldende kunst – het gebruik van historische feiten en documentaire bronnen pas recent in opkomst is. Meer specifiek onderzoekt Zaides hoe documenten in diverse formats choreografisch kunnen worden geherinterpreteerd om uiteenlopende – en soms tegenstrijdige – vormen van maatschappelijke en artistieke betrokkenheid zichtbaar te maken, met name in tijden van crisis.
Het onderzoek ontvouwt zich via drie grote projecten: Necropolis, Necropolis-United (later hernoemd tot Shu-Ha-Da), en The Cloud, die elk verschillende strategieën van maatschappelijke betrokkenheid en intermediale experimenten illustreren. Necropolis confronteert de dodelijke gevolgen van migratie via choreografische en cartografische protocollen die de begraafplaatsen traceren van mensen die zijn omgekomen op migratieroutes, in samenwerking met gemeenschappen en instellingen die deze doden waardig willen herdenken. Dit werk krijgt een vervolg in Necropolis-United: Integrated Data-Platform of Dead and Missing Migrants in Europe (I005522N, 2022–2026), een interdisciplinair project dat ondersteund wordt door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO). Onder de nieuwe titel Shu-Ha-Da brengt dit project kunstenaars, wetenschappers, technologen en activisten samen om herdenkingsgerichte informatiesystemen ter ere van overleden migranten te ontwikkelen en kritisch na te denken over de ethische en duurzame verspreiding van gevoelige data. The Cloud verbreedt het migratiethema naar een ecologisch perspectief en onderzoekt de alomtegenwoordige algoritmische “cloud” van kunstmatige intelligentie in de context van de ecologische crisis. Het richt zich specifiek op de ramp in Tsjernobyl om de verstrengeling van menselijke en niet-menselijke actoren, evenals materiële en immateriële infrastructuren, te onderzoeken.
(Photo Giuseppe Follacchio Courtesy Orbita Spellbound)
Arkadi Zaides (b. 1979, Homel, Belarus, former USSR) is a choreographer, performer, and researcher whose work investigates the effects of social and political contexts on individuals and communities, through the use of documentary materials. He is interested in the notion of the border—understood both literally, by identifying choreographies emerging in border areas, and metaphorically, by exposing discourses and apparatuses at work in relation to the figure of “the other.” For the past two decades, Zaides’ works have been presented worldwide, and he has received numerous awards, among them the Émile Zola Prize for Performing Arts (2013) for his engagement with human rights issues. From 2024 to 2027, he is an associated artist with the Montpellier Danse Festival in France.
Zaides earned a master’s degree from the AHK Academy of Theater and Dance in Amsterdam, and since 2021 he has been a doctoral researcher in the arts at the University of Antwerp, Royal Conservatoire Antwerp, Ghent University, and KASK & Conservatorium (HOGENT – Howest). He is a member of the CORPoREAL research group at the Royal Conservatoire Antwerp and of S:PAM (Studies in Performing Arts), a research unit at Ghent University. In addition, Zaides continuously develops platforms that promote contemporary performance discourse. Together with scholar, curator, and dramaturg Sandra Noeth, he initiated Violence of Inscriptions at HAU Hebbel-am-Ufer in Berlin (2015–2018), a series of events that brought together artists, thinkers, and human-rights activists to negotiate the role of the body in producing, negotiating, and confronting structural violence. Within his doctoral trajectory, Towards Documentary Choreography has evolved into a series of encounters at various venues in Brussels, bringing together artists, scholars, and activists to examine how documentary materials can be embodied, reimagined, and performed. www.arkadizaides.com
Engels-Frans vertalen in Nigeria: Een gemengde evaluatie van vertaalproblemen, -strategieën en -producten van bachelorstudenten - Gemanen Gyuse (8/01/2025)
Gemanen Gyuse
- Doctoraatsverdediging: 8 januari 2026 om 10 uur
- Online
- Promotoren: Isabelle Robert en Jim Ureel
- Inschrijven via mail voor 5 januari
- Voertaal: Engels
Abstract
Vertalen tussen het Engels en het Frans is van groot belang in Nigeria. Als een Engelssprekend land omringd door Franstalige landen, kan het vertalen tussen het Engels/Frans-talenpaar in Nigeria communicatiekloof met de buurlanden overbruggen. Maar vertalen stagiairs in Nigeria echt op manieren die de vereiste communicatieve behoeften tussen Nigeria en zijn Franstalige buurlanden kunnen vervullen? Deze studie richtte zich op de effectiviteit van de vertalingen van vertaalstagiairs van het Engels (hun gebruikelijke taal) naar het Frans (L2). Deze reflectie vormde het probleem of fenomeen dat men in dit onderzoek wilde aanpakken. De studie stelt dat deze studenten vaak vertalingen produceren die vol fouten zitten en die de bedoelde betekenissen van de brontekst (BT) verduisteren. Om dit fenomeen te onderzoeken, werd een aanpak met gemengde methoden gevolgd, waarbij zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens werden verzameld. Specifiek werd een vertaalsproef afgenomen bij vierdejaars bachelorstudenten Frans aan de Benue State University in Makurdi, Nigeria. Het Gile’s Integrated Problems and Decision Report (IPDR) model werd gebruikt om de percepties van studenten over hun vertaalproblemen en toegepaste probleemoplossingsstrategieën te meten. Daarnaast werden demografische gegevens verzameld via vragenlijsten. Foutenanalyse werd uitgevoerd met behulp van de fouttypologie en tagprincipes van Granger en Lefer (d.w.z. Translation-oriented Annotation System - TAS). De gegenereerde rapporten werden geanalyseerd op basis van de probleemtypologie ontleend aan de vertaalthese van Hurtado Albir en Rodríguez-Inés. Terwijl de foutenanalyse kwantitatieve bevindingen opleverde over de foutpatronen van studenten, bood de IPDR-analyse kwalitatieve inzichten. De resultaten toonden aan dat studenten vaak fouten maakten bij inhoudsoverdracht, cultuurfouten en taalfouten, maar geen fouten gerelateerd aan vertaalopdrachten. De demografische gegevens gaven aan dat er een significante invloed van het Engels was op hun Franse vertalingen. Dit werd bevestigd door de PLUS-metadata, die suggereerden dat veel fouten voortkwamen uit bronspraakintrusie (SLI). Daarnaast bevatten veel vertalingen onsamenhangende structuren door talige en inhoudelijke fouten die wijdverbreid waren. Wat betreft de IPDR-reacties, benadrukten deze verschillende problemen, waaronder talige, tekstuele en extralinguïstische kwesties. De studie toonde aan dat hoewel de deelnemers in sommige gevallen goede strategieën gebruikten, ze in andere gevallen ook ongepaste strategieën toepasten, wat aangeeft dat een combinatie van factoren leidde tot de waargenomen fouten, zoals slechte strategieën, interferentie van het Engels, onvoldoende herformulering, beperkte vertaalcompetentie (TC) en verkeerd gebruik van Franse syntaxis en lexicon. Inderdaad kan dit onderzoek verdere studies stimuleren die Engelstalige–Franse vertaling omvatten, niet alleen in Nigeria, waar het studiegebied grotendeels onontgonnen of bijna afwezig is, maar ook in vergelijkbare omgevingen waar de tweede taal (L2) van studenten, naar welke ze vertalen, beperkt is. Het onderzoek levert daarmee een bijdrage aan de vakgebieden van Engels–Franse vertaling, vertaalcompetentie, L2-vertaling en andere belangrijke kwesties binnen de vertaalstudies. Het opent ook een nieuw onderzoeksgebied in Nigeria en kan dienen als goed referentiemateriaal voor vervolgonderzoek naar Engelstalige–Franse of L2-vertaling in Nigeria en vergelijkbare omgevingen.