Diversiteitssensitief en inclusief communiceren is belangrijk. Zo bereik je met je communicatie immers een grotere doelgroep. Maar, waar hou je dan precies rekening mee? Deze reflectietool heeft de doelstelling om je hierbij op weg te helpen. Zo hopen we dat iedereen verbonden aan onze universiteit diversiteit en inclusie routinematig als een integraal aspect van hun taken beschouwt.

We moedigen je aan om deze tool te gebruiken bij het opstellen van onder andere beleidsdocumenten, projectvoorstellen, communicatie over evenementen en in promotiemateriaal. Ben je ook benieuwd naar welke woorden je best gebruikt als je spreekt over thema’s verbonden aan diversiteit? Dan kan je onze verklarende woordenlijst diversiteit gebruiken.

We staan stil bij 3 vormen van communicatie:

  1. Geschreven en gesproken taal
  2. Visuele en auditieve content
  3. Evenementen (virtueel en fysiek)

De tool is gebaseerd op de ‘Diversity and Inclusivity Checklist’, opgesteld door YUFE en werd verder afgestemd op de context van UAntwerpen.

1. Geschreven en gesproken taal

Is de taal die je gebruikt gendersensitief?

  • Wees je bewust van het effect van gegenderde functie- en rolbenamingen. Afhankelijk van de tekst en context kan je kiezen voor een mannelijke (bv. leraar), vrouwelijke (bv. lerares), zowel mannelijke als vrouwelijke (vb. leraar/lerares) of indien het bestaat, een sekseneutrale vorm (vb. leerkracht). Meer informatie:
  • Bij documenten die vanuit het Engels in het Nederlands zijn vertaald, of omgekeerd, volg je hetzelfde principe.

Worden stereotypen, veralgemeningen, polarisering en ontmenselijking zo veel mogelijk vermeden?

  • Iedereen heeft vooroordelen. De kunst ligt echter in het bewust zijn van deze vooroordelen. Bekijk met dit bewustzijn de tekst die je schreef.

  • Zoek actief de mening op van een diverse groep mensen op om verschillende perspectieven mee te nemen.

Bv. de vraag ‘wat is je geslacht?’ is voor veel cisgender personen een logische en duidelijk vraag. Voor transgender personen kan dit verwarrend zijn. Wat dienen ze op te geven: juridisch geslacht, genderidentiteit, biologisch geslacht … ?

  • Vermijd veralgemeningen. Vermijd woorden zoals ‘altijd’, ‘alles’, ‘iedereen’ en ‘overal’, tenzij je zeker weet dat dit van toepassing is.

  • Een inclusieve omgeving kenmerkt zich onder andere door een omgeving te scheppen waar iedereen zich welkom voelt. Bedenk hoe je daaraan kan bijdragen in je tekst en uitspraken.

  • Vermijd taal die verdeeldheid creëert en de indruk wekt dat er een ‘wij’ versus ‘zij’ bestaat.

Bv. zeg in plaats van ‘wij moeten ook rekening houden met religieuze studenten’ eerder ‘iedereen dient rekening te houden met de diversiteit aan levensbeschouwingen onder studenten’.

Vermijd je afkortingen, jargon en metaforen die waarschijnlijk niet door het beoogde publiek zullen worden begrepen?

  • Spel de afkorting volledig uit wanneer je het voor de eerste keer gebruikt. Daarna kan je de afkorting gebruiken zonder het woord volledig uit te schrijven.

Bv. Studenteninformatiepunt (STIP), tijdens een infoavond voor studiekiezers.

 

  • Gebruik duidelijke, eenvoudige taal en houd rekening met je (lezers)publiek. Leg termen waar mogelijks niet iedereen mee vertrouwd is zeker bij het eerste gebruik duidelijk uit.

Bv. blended leren, bijzondere faciliteiten, ombuds, … .

Is de taal die je gebruikt in overeenstemming met de D&I Woordenlijst?

  • Niet zeker welke term je best kan gebruiken? De ‘verklarende woordenlijst diversiteit en inclusie’ kan je hierbij helpen. Het doel van de woordenlijst is om binnen UAntwerpen een gedeeld begrip te bekomen van woorden die te maken hebben met diversiteit en inclusie en om de consistentie van onze communicatie te bevorderen.

Bv. zeg niet ‘allochtoon’ , maar gebruik ‘persoon met een migratieachtergrond’.

Kan de gebruikte taal als aanstootgevend ervaren worden door een individu of groep mensen?

  • Zorg ervoor dat er geen termen met een negatieve connotatie worden gebruikt en dat de gebruikte taal consistent is met de taal en termen die aanvaard worden door de gemeenschap of doelgroep zelf.

Bv. Gebruik niet ‘blank’, maar ‘wit’ om iemand met een witte huidskleur te benoemen.

Bv. het n-woord wordt als erg kwetsend ervaren door de zwarte gemeenschap binnen onze universiteit. Respecteer dit en gebruik het woord niet.


  • Vraag aan leden van de gemeenschap zelf om hun standpunt over bepaalde termen. Niet zeker wie je intern of extern kan raadplegen? Contacteer Team Diversiteit en inclusie. 

Wanneer je het hebt over een specifieke doelgroep, richt je jezelf naar de persoon als geheel?

  • Reduceer mensen niet tot één bepaalde eigenschap of kenmerk, maar zie dit steeds als één van de eigenschappen of kenmerken van die persoon.

Bv. Zeg ‘persoon met een beperking’ in plaats van ‘gehandicapten’ of ‘een leerling met autisme’ in plaats van ‘een autistische leerling’.

Bv. Bij personen gebruik je trans als een bijvoeglijk naamwoord om duidelijk te maken dat de persoon meer is dan transgender. Zeg dus ‘trans(gender) persoon’ en niet ‘een transgender’.

Bv. Zeg niet ‘illegaal’, maar ‘persoon zonder wettelijke verblijfsvergunning’.

Hanteer je empowerend taalgebruik, eerder dan taalgebruik vanuit een deficit-model?

  • Focus op de kennis en capaciteit van mensen in plaats van op veralgemeende tekortkomingen (bekende of veronderstelde) van een persoon of groep mensen. Erken daarbij op een transparante wijze de impact van structurele ongelijkheidsmechanismen.

Bv. In plaats van ‘leerbedreigde studenten behalen slechtere examenresultaten in het hoger onderwijs’ gebruik je eerder ‘het Vlaamse onderwijssysteem biedt studenten met specifieke achtergrondkenmerken minder goede doorstroomkansen dan studenten zonder deze kenmerken’.

Is de tekst gericht aan zowel Nederlandstalige als meertalige studenten en personeelsleden?

  • Bied alle informatie zo veel mogelijk in het Nederlands en in het Engels aan. Probeer ook Nederlandstalige en Engelstalige informatie gelijktijdig beschikbaar te stellen.

2. Visuele en auditieve content

Vermijd je met je afbeeldingen stereotypen en sluiten ze goed aan bij de geschreven boodschap?

  • Probeer rekening te houden met intersectionaliteit bij de personen die afgebeeld worden op basis van leeftijd, genderidentiteit, huidskleur, kleding, tattoos, piercings, etc. Ga zo veel mogelijk op zoek naar kruispunten.

  • Reflecteer over hoe die intersecties geïnterpreteerd kunnen worden in het kader van de centrale boodschap.

  • Vermijd het versterken van stereotypen bij het afbeelden van mensen.

Bv. Een boodschap richt zich tot mensen met een beperking. Kan je een andere afbeelding vinden dan een student in een rolstoel bijvoorbeeld? En als je iemand in een rolstoel afbeeldt, hoe wordt deze persoon afgebeeld? Passief of net actief? Probeer de persoon actief, volledig en zelfstandig af te beelden.

Worden de personen op de afbeelding respectvol afgebeeld?

  • Probeer niet de klemtoon te leggen op een specifiek aspect van iemands identiteit.

Bv. je wil het thema religie in de verf zetten. Breng niet enkel religieuze tekenen in beeld, maar de volledige persoon.

Bij het gebruik van een PowerPoint slide, ben je ervan overtuigd dat elke deelnemer evenwaardig kan volgen?

  • Zorg ervoor dat de slides leesbaar zijn, ook voor deelnemers die achteraan zitten.

  • Beperk de tekst in de PowerPoint slides. In het bijzonder voor personen die het moeilijk hebben om zich te concentreren kan het een uitdaging zijn om de tekst op de slide te lezen én naar de uitleg te luisteren.

  • Vermijd animaties of overgangen, voor personen met aandoeningen van het binnenoor kan het misselijkheid, hoofdpijn en duizeligheid veroorzaken.

  • Probeer het contrast tussen de achtergrond en de kleur van het lettertype zo groot mogelijk te maken.

  • Controleer op toegankelijkheid via PowerPoint. Klik op ‘bestanden’, ‘info’, ‘controleren op problemen’, ‘toegankelijkheid controleren’. Vervolgens krijg je feedback op de toegankelijkheid van je PowerPoint presentatie.


Ben je overtuigd dat het materiaal dat je voorziet voor vergaderingen, evenementen of lesgeven inclusief is ten aanzien van mensen met een visuele of auditieve beperking?

  • Zorg voor ondertiteling bij het gebruiken van video’s. Dit verhoogt de toegankelijkheid voor iedereen en in het bijzonder voor personen met een auditieve beperking. 

  • Is de video verstaanbaar voor mensen die het beeld (niet) goed zien? Is de voice-over/stem voldoende duidelijk? Zo niet kan je audiodescriptie of een tekstalternatief voorzien.

  • Ga na of het mogelijk is om bij het gebruik van afbeeldingen of video’s het beeld te omschrijven door het toevoegen van een beschrijving. Dit is niet enkel interessant voor mensen met een visuele beperking, maar ook voor jezelf om uit te maken hoe de afbeelding de boodschap ondersteunt. 

Bv. Op de website en Pintra van UAntwerpen is deze functionaliteit standaard ingebouwd. Vul de beschrijving van de afbeelding of video dus steeds in.   


  • Bij het gebruik van flitsende beelden kan het belangrijk zijn om een waarschuwing te voorzien. 

  • Wanneer je informatie voorziet voor een evenement in de toekomst, voorzie dan een manier voor de deelnemer om specifieke toegankelijkheidsnoden door te geven.  

Bv. vermeld bij inschrijving: "Heb je specifieke noden of wensen met betrekking tot toegankelijkheid en assistentie? Of heb je ander vragen, opmerkingen of bezorgdheden? Laat dit vooraf weten via onderstaand formulier, via e-mail. Zo kunnen wij hier rekening mee houden." 

Zijn de voorbeelden die je geeft gepast voor een divers publiek?

  • Zorg voor voldoende representatie van verschillende culturen, levensbeschouwingen, genders, relatievormen, etc., zodat zo veel mogelijk personen zich in de voorbeelden kunnen herkennen.

  • Zorg ervoor dat voorbeelden stereotypen niet versterken.

  • Let op met uitspraken en 'goed bedoelde' moppen. Hou steeds rekening met de zichtbare maar ook onzichtbare diversiteit van het publiek.

Bv. een ‘goed bedoelde’ stereotiepe mop of opmerking over holebi's kan aanstootgevend zijn voor holebi’s en bondgenoten en houdt stereotypen in stand. Zelfs als niemand er zich aan zou storen, geeft het blijk van een niet-inclusieve mentaliteit.

3. Evenementen (virtueel en fysiek)

Werd de timing van het evenement voldoende overwogen en wordt er rekening gehouden met mogelijke belemmeringen voor een bepaalde groep?

  • Probeer bij het organiseren van evenementen en het bepalen van de timing rekening te houden met mogelijke drempels om deel te nemen. Houd rekening met het uur, schoolvakanties en (religieuze) feestdagen.

Bv. je plant een vergadering van 17.00 tot 19.00 uur. Je sluit mogelijks ouders of personen met een zorgtaak uit of je maakt het voor hen moeilijk en minder vanzelfsprekend om deel te nemen.

Bv. je organiseert een lunch & learn voor docenten en studenten. Je wil zeker studenten met een migratieachtergrond en studenten met verschillende religieuze overtuigingen bereiken. Je kijkt naar het overzicht van religieuze feestdagen en bekijkt of het evenement niet samenvalt met een belangrijke feestdag.

Worden achtergrondkenmerken enkel opgevraagd wanneer ze relevant zijn?

  • Wanneer je achtergrondkenmerken wil opvragen, bv. in het registratieformulier voor een lezing, vraag dan enkel kenmerken op die relevant zijn.

Bv. leeftijd en geslacht worden vaak opgevraagd in vragenlijsten, maar zijn niet altijd relevant. Wil je deze gegevens toch opvragen? Motiveer dit dan en leg uit voor welke doeleinden deze gegevens gebruikt zullen worden.

Is het thema van het evenement zo inclusief mogelijk?

  • Bekijk in hoeverre het evenement ruimte laat voor verschillende perspectieven.

  • Doorbreek stereotypering van bepaalde groepen door verschillende stemmen aan bod te laten komen.

Bv. je wil studenten in het secundair warm maken om fysica te gaan studeren. Je organiseert een evenement met studenten fysica. Je zorgt voor een diverse groep studenten wat betreft gender, etniciteit, leeftijd of andere achtergrondkenmerken, zodat je voldoende representatie bekomt.

Bv. je organiseert een lezing over de geschiedenis van kolonialisme. Je nodigt een gastprofessor uit die deze geschiedenis niet vanuit een West-Europese bril beschrijft of een internationale gastprofessor uit een land dat gekoloniseerd werd/ wordt.

Is de groep sprekers op het evenement voldoende divers?

  • Reflecteer over de manieren die je gebruikt om tot potentiële sprekers te komen. Indien nodig, verbreed je wervingskanalen om ondervertegenwoordigde groepen te representeren.

Bv. zorg, zeker bij panelgesprekken, voor voldoende diversiteit wat betreft gender, etnische achtergrond, religieuze overtuiging etc.


  • Rekening houden met diversiteit en intersectionaliteit bij sprekers is cruciaal als het evenement zich over een diversiteitkwestie buigt, maar ook zeker wanneer diversiteit niet het onderwerp is.

Is het evenement volledig toegankelijk?

  • Geef de deelnemers de kans om reeds vóór het evenement eventuele behoeften met betrekking tot toegankelijkheid mee te delen, bv. de behoefte aan een tolk in (Vlaamse, Internationale …) gebarentaal, rolstoeltoegankelijkheid, gereserveerde parkeerplaatsen of specifieke dieetwensen. Voorzie voldoende budget om ook effectief tegemoet te kunnen komen aan eventuele toegankelijkheidswensen. 

Bv. bij de inschrijving vermelden: "Heb je specifieke noden of wensen met betrekking tot toegankelijkheid en assistentie? Of heb je ander vragen, opmerkingen of bezorgdheden? Laat dit vooraf weten via onderstaand formulier of per e-mail. Zo kunnen wij hier, in de mate van het mogelijke, rekening mee houden.".


  • Zorg ervoor dat mensen van alle genderidentiteiten zich welkom voelen.

Bv. Normaliseer het gebruik van voornaamwoorden door je voornaamwoorden op je naamkaartje te zetten.


  • Geef mensen de ruimte (letterlijk en/of figuurlijk) om even pauze te nemen, om bv. medicijnen in te nemen, borstvoeding te geven of 10 minuten in een prikkelarme omgeving te zijn. 

Is het format van het evenement voldoende inclusief?

  • Zorg voor een eventformat dat samenwerking, interactie en reflectieve uitwisseling bevordert, om nieuwe ideeën en inzichten te genereren.

Bv. Je organiseert ronde tafels om dialoog en interactie te bevorderen.

Bv. Als je veel participatie en interactie tot stand wil brengen, denk dan na over hoe je meer introverte mensen kan betrekken, zoals een bespreking in kleine groep afwisselen met een poll.


  • Bij de keuze voor een moderator is het zinvol om de vraag te stellen of ze zich bewust zijn van het bestaan van diverse opvattingen over het onderwerp en ze bekwaam zijn om deze verschillende perspectieven aan te moedigen en te reageren op ongepast gedrag.

Is er nagedacht hoe het evenement geëvalueerd kan worden met betrekking tot diversiteit en inclusie en hoe de resultaten worden benut?

  • Geef de deelnemers de kans om zowel tijdens als na het evenement feedback te geven.

  • Vraag zowel aan de organisatoren als aan de deelnemers hun visie hoe er inclusiever gewerkt kan worden.

  • Bevraag bij de participanten wat ze meenemen.

Bv. Welke lessen of best practices heb je geleerd? Hoe zou je deze delen met anderen (studenten, collega’s, andere faculteiten en departementen …)?