In deze verklarende woordenlijst diversiteit staat een selectie van termen en begrippen die vaak worden gehanteerd in de context van diversiteit en inclusie binnen de Universiteit Antwerpen. Het doel van deze lijst is om voor UAntwerpen een gezamenlijke taal te ontwikkelen om te spreken over diversiteit.

UAntwerpen draagt diversiteit en inclusie hoog in het vaandel en hanteert diversiteitssensitieve termen. 

Deze woordenlijst is gebaseerd op de ‘Glossary of Terms’ ontwikkeld door YUFE Diversity & Inclusivity. 

Deze woordenlijst is niet exhaustief en is:

  • Cultuur en context gebonden 
    • Bv. zo is ‘race’ een veelgebruikte term is het Verenigd Koninkrijk, maar gebruiken we ‘ras’ nauwelijks in België.
  • Tijdsgebonden:
    •  Bv. De term ‘allochtoon’ was een tijd geleden nog gebruikelijk. Vandaag gebruiken we liever ‘persoon met een migratieachtergrond’.

Omwille van deze factoren werd de YUFE ‘Glossary of Terms’ niet enkel letterlijk vertaald van het Engels naar het Nederlands, maar hielden we ook rekening met de cultuur, context en het taalgebruik dat vandaag bij ons gebruikelijk is. Deze lijst zal steeds in ontwikkeling blijven. Daarom zijn aanvullingen en opmerkingen altijd welkom.


1. Algemene termen

Achtergrondkenmerken

Achtergrondkenmerken van een persoon zijn kenmerken zoals vooropleiding, woonplaats, leeftijd, gezinssamenstelling, sociaaleconomische status, etc. Het zijn kenmerken die in sommige contexten zinvol zijn om op te vragen of te analyseren zoals bijvoorbeeld voor monitoring en onderzoek. Achtergrondkenmerken geven informatie over een individu, in tegenstelling tot diversiteitskenmerken.

Actief pluralisme

De mogelijkheid of de bereidheid om het bestaan van meningen of gedragingen die men niet waardeert of men het niet mee eens is, te tolereren. Actief pluralisme is geen levensbeschouwing, maar een houding ten aanzien van (de eigen en andere) levensbeschouwingen. Het legt de klemtoon op een inhoudelijke dialoog binnen en tussen levensbeschouwingen en op een concreet engagement dat levensbeschouwingen als fenomeen, als overtuiging én als praktijk, ernstig wil nemen. Actief pluralisme moedigt het actief innemen van een standpunt aan.

Anderstalige student

Een student is in het hoger onderwijs zogenaamd ‘anderstalig’ wanneer die thuis met alle gezinsleden een andere taal dan het Nederlands spreekt (VLIR-VLHORA 2017).
We verkiezen echter de term ‘meertalig’, aangezien ‘anderstalig’ het wij-zij perspectief versterkt.

Antidiscriminerende houding

Het bewust zijn van en het actief verzetten tegen elke vorm van discriminatie om gelijke kansen te bevorderen.

Bewuste vooringenomenheid (conscious bias)

Stereotypen en vooroordelen waar we ons bewust van zijn en intentioneel naar handelen.

Bondgenoot (ally)

Iemand die actief pleit voor de levens en rechten van leden van ondervertegenwoordigde of gemarginaliseerde groepen en gemeenschappen en zich daarbij bewust is van de eigen bevoorrechte positie.

Bondgenootschap (allyship)

Het proces waarin personen hun eigen privileges onderzoeken en actief inzetten om de stemmen van ondervertegenwoordigde of gemarginaliseerde groepen te steunen en zo de belangen van deze groepen actief te verdedigen met het oog op sociale rechtvaardigheid en inclusie.

Culturele intelligentie

Het vermogen om met andere culturen om te gaan en efficiënt samen te werken.

Cultuur

De ideeën, gewoonten en sociale gedragingen van bepaalde groepen mensen.

Discriminatie

De ongelijke behandeling van leden van verschillende gemeenschappen en groepen op basis van etniciteit, sociale achtergrond, seksuele oriëntatie, fysiek vermogen, religie en andere achtergrondkenmerken van een persoon.

Sommige vormen van discriminatie zijn wettelijk verboden volgens de antidiscriminatiewetgeving. In België zijn er 19 beschermde discriminatiegronden.

Diverse groep

Een groep waarvan de leden verschillen van elkaar op basis van zichtbare, maar ook onzichtbare kenmerken.

Diversiteit

Diversiteit is verscheidenheid. Ze omvat een waaier aan kenmerken waarop mensen van elkaar kunnen verschillen en die uiten zich in eigenschappen zoals migratieachtergrond, functiebeperking, sociale achtergrond, thuistaal, leeftijd, levensbeschouwing, genderidentiteit, maar evengoed waarden, opvattingen, zelfbeeld etc.

Diversiteitskenmerken

Diversiteitskenmerken zijn kenmerken die personen in een groep onderscheiden van elkaar. Er kan pas gesproken worden over diversiteitskenmerken in de context van een groep. In tegenstelling tot achtergrondkenmerken. Een persoon is niet divers, een groep is divers. Diversiteitskenmerken kunnen gaan over gender, etnische afkomst, sociaal-economische status, seksuele oriëntatie, taal, etc.

Diversiteitsensitiviteit

Rekening houden met diversiteit en inclusie in de taken die we opnemen, of het nu rechtstreeks te maken heeft met diversiteit of niet. Het gaat om het aannemen van een houding waarbij diversiteit altijd een deel uitmaakt van een kwaliteitstoets.

Ervaringsdeskundigheid

De persoonlijke beleving als lid van een ondervertegenwoordigde of een gemarginaliseerde groep.

Gelijkheid

Gelijk zijn qua status, rechten of opportuniteiten.

Gelijkwaardigheid

Het principe dat mensen, ongeacht de verschillen onderling, van gelijke waarde zijn. Het is de overtuiging dat iedereen gelijke kansen verdient. In de praktijk uit dit zich in het treffen van aanpassingen voor specifieke doelgroepen die onderhevig zijn aan ongelijkheid om op deze manier gelijke kansen na te streven.

Gemarginaliseerde groep

Een groep die omwille van het bezit van specifieke achtergrondkenmerken door structurele uitsluitingsmechanismen, minder invloed en zeggenschap krijgt.

Gender mainstreaming

Het integreren van een gendergelijkheidsperspectief op alle niveaus van het ontwikkelen en implementeren van beleid tot programma’s en initiatieven.

Gendersensitieve taal

Het vermijden van taalgebruik waarbij er expliciet of impliciet verwezen wordt naar één bepaald gender en zo stereotypen bestendigt.

Inclusie

De praktijk of het beleid van het betrekken van personen die anders uitgesloten kunnen worden met het oog op gelijkwaardige participatie. Inclusie is een werkwoord. Het vereist het actief nadenken over mogelijke drempels voor alle personen en deze drempels proactief verlagen of wegnemen.

Inclusief

Er wordt geen enkele groep impliciet of expliciet uitgesloten of ongelijk behandeld. Iedereen kan gelijkwaardig participeren.

Inclusieve leidinggevenden

Leidinggevenden die zich bewust zijn van hun eigen vooringenomenheid en voorkeuren. Ze gaan actief op zoek naar andere zienswijzen en overwegen verschillende perspectieven om zich te informeren voor een betere besluitvorming. Ze zijn zich bewust van verschillende behoeften en mogelijkheden en houden daar rekening mee in de werkomgeving.

Inclusieve omgeving

Een omgeving waarin alle leden zich gerespecteerd en verbonden voelen naar elkaar toe. Alle leden dragen evenredig bij.

Intersectionaliteit

​Het besef dat onze sociale positie gekenmerkt wordt door een kruispunt van verschillende achtergrondkenmerken zoals cultuur, etniciteit, gender(identiteit), seksuele oriëntatie, lichamelijke kunnen, etc. Op basis van hoe die verschillende identiteitskenmerken elkaar kruisen, ervaren we tegelijkertijd privileges en/of (verschillende vormen van) onderdrukking Rekening houden met intersectionaliteit kunnen we ook benoemen als ‘kruispuntdenken’. Dit concept werd ontwikkeld door Kimberlé Crenshaw.

Meertalig

Een persoon is meertalig wanneer die meerdere talen beheerst.

Microagressies

Alledaagse (subtiele) verbale of non-verbale, bewuste of onbewuste, intentionele of niet intentionele uitlatingen die blijk geven van een vijandige, denigrerende of negatieve boodschap gericht op personen enkel en alleen omwille van het gegeven dat ze behoren tot een bepaalde gemarginaliseerde of ondervertegenwoordigde groep.

Non-elitair

Gebaseerd op het principe dat alle mensen gelijkwaardig zijn en gelijke rechten en kansen verdienen.

Nultolerantie

De toewijding om alle vormen van discriminatie af te keuren, uit te dagen en aan te pakken.

Onbewuste vooringenomenheid (implicit bias)

Aangeleerde stereotypen en vooroordelen die automatisch, niet intentioneel, diepgeworteld, universeel zijn en gedrag kunnen beïnvloeden.

Onderdrukking

Een situatie waarin personen op een oneerlijke en wrede manier behandeld worden en geen of beperkte kansen of vrijheden hebben.

Ondervertegenwoordigde groep

Een deel van een populatie (bv. personen met een migratieachtergrond) die minder vertegenwoordigd is in een specifieke subgroep (bv. studenten) dan dat ze vertegenwoordigd zijn in de samenleving.

Open

Open voor iedereen. Vrij van beperkingen, grenzen of restricties. Open is niet hetzelfde als ‘inclusief’. Geen beperkingen opleggen wil namelijk niet zeggen dat een persoon gelijkwaardig kan participeren. De drempels die een persoon ervaart zijn niet altijd opgelegd.

Othering

Het proces van het denken over, het praten over en het behandelen van individuen en groepen van mensen die al gemarginaliseerd of ondervertegenwoordigd zijn, als minderwaardig en anders tegenover de rest van de samenleving.

Pioniersstudent

Een student wiens beide ouders geen opleiding in het hoger onderwijs hebben afgerond.

Privilege

Een voorrecht of voordeel dat alleen beschikbaar is voor een specifiek persoon of een specifieke groep.

Rolmodel

Iemand wiens gedrag, voorbeeld of succes anderen inspireert en stimuleert.

Sociaal engagement

Verwijst naar de mate waarin iemand participeert in een gemeenschap of samenleving.

Stereotype

Een wijdverspreid, maar vaststaand en gesimplificeerd beeld of idee van een specifiek type of persoon of ding.

Studentgericht

Een aanpak die beantwoordt aan de verschillende leerbehoeften, interesses, ambities of achtergronden van individuele studenten en groepen van studenten.

Uit-groep

Een sociale groep waarmee een individu zich niet identificeert.

Universal design

Een benadering van het ontwerp en de creatie van een gebouw, product, dienst of omgeving zodat het voor iedereen toegankelijk, begrepen en gebruikt kan worden, ongeacht leeftijd, beperking of eender welke andere factor.

Vooringenomenheid (bias)

Vooringenomenheid voor of tegen een persoon of groep voornamelijk op een manier die niet rechtvaardig is.

2. LGBTQI+ termen

Voor de LGBTQI+ termen hebben we de definities sterk gebaseerd op bestaande woordenlijsten en definities van Cavaria, Rosa vzw en het Transgender infopunt.

Agender

Een genderidentiteit die meestal onder de non-binaire paraplu valt (zie: non-binair). Agender personen hebben geen beleving van gender, of ervaren een afwezigheid van gender. Men noemt dit ook wel ‘genderloos’ of ‘non-gender’.

Aseksueel

Een seksuele oriëntatie die aangeeft dat een persoon zich niet of zelden seksuele aantrekking voelt tot een andere persoon.

Biseksueel (bi)

Een seksuele oriëntatie die aangeeft dat iemand zich aangetrokken voelt tot mensen van meer dan één genderidentiteit.

Cisgender

Term die beschrijft dat het geslacht dat je toegewezen krijgt bij je geboorte (op basis van geslachtskenmerken) overeenkomt met je genderidentiteit.

Coming-out

Een coming-out of ‘uit de kast komen’ is iets persoonlijks publiek maken. Je kan over heel wat dingen uit de kast komen, maar meestal gaat het over je romantische oriëntatie, seksuele oriëntatie of genderidentiteit.

Gender

Gender is een sociale constructie die de positie van personen binnen de samenleving mee bepaalt. In het Westen is er traditioneel een binaire opdeling van gender, de klassieke tweedeling van mannen en vrouwen. Hieraan worden bepaalde verwachtingen en rollen gekoppeld. Tegenwoordig wordt deze binaire gendernorm ook in de Westerse wereld meer in vraag gesteld en wordt gender meer beschouwd als een spectrum.

Genderexpressie

De manier waarop iemand zich uit naar de buitenwereld. Dit kan in de vorm van kleding en make-up, maar ook door een bepaalde lichaamshouding, spraak of manier van bewegen. Iemands genderidentiteit hoeft niet overeen te komen met de genderexpressie.

Genderfluïde

Als je genderidentiteit verandert doorheen de tijd, dan kan je jezelf genderfluïde noemen.

Genderidentiteit(en)

Genderidentiteit is het innerlijke gendergevoel dat mensen ervaren. Er bestaan verschillende binaire en non-binaire genderidentiteiten. Er bestaan dus niet enkel mannelijke en vrouwelijke genderidentiteiten, maar ook variaties van beide of van geen van beide.

Voorbeelden zijn: bi-gender, genderfluïde, non-binair, … Iemands genderidentiteit hoeft niet vast te liggen, en kan veranderen doorheen de tijd.

Genderinclusief

Wie genderinclusief werkt, streeft de inclusie na van alle biologische geslachten, genderidentiteiten, genderexpressies, genderrollen en iedereen die op welke manier dan ook voorbij gaat aan een binair denkkader.

Genderneutraal

Wie genderinclusief werkt, streeft de inclusie na van alle biologische geslachten, genderidentiteiten, genderexpressies, genderrollen en iedereen die op welke manier dan ook voorbij gaat aan een binair denkkader.

Gendernorm

Gendernormen zijn de sociale afspraken en verwachtingen die een samenleving verbindt aan een geslacht of genderidentiteit. De huidige Westerse gendernormen zijn binair. Ze gaan uit van een tweedeling tussen mannen en vrouwen, en zeggen dat die twee groepen zich op twee verschillende en duidelijk omlijnde manieren moeten gedragen.

Geslacht

Het geslacht van een persoon wordt bepaald bij de geboorte. Het geslacht of sekse wordt op dat moment bepaald op basis van lichamelijke kenmerken en wordt als dusdanig vastgelegd op de geboorteakte. Het vormt de juridische genderaanduiding. Het westerse binaire model gaat uit van twee geslachten: man en vrouw, met welomlijnde en van elkaar verschillende geslachtskenmerken. Die twee groepen maken deel uit van het brede geslachtskenmerkenspectrum, maar vormen niet het volledige geslachtskenmerkenspectrum.

Hetero

Een seksuele oriëntatie die aangeeft dat iemand zich aangetrokken voelt tot mensen van het andere geslacht. Hierbij wordt uitgegaan van een binaire interpretatie van geslacht (man/vrouw).

Heteronorm

De maatschappelijke veronderstelling dat heteroseksualiteit, de standaard, geprefereerde of normale seksuele geaardheid is en dat iedereen voldoet aan de bijhorende (ongeschreven) sociale regels en verwachtingen.

Holebifobie

Holebifobie gaat over gevoelens van afkeer en onbegrip tegenover holebi’s. Die negatieve gevoelens ontstaan uit hardnekkige vooroordelen over seksualiteit en gender. Ze kunnen leiden tot verschillende situaties, van gemene opmerkingen en discriminatie tot zelfs fysiek geweld tegenover personen die niet voldoen aan de heteronorm.

Spreek je over holebi’s als groep, dan gebruik je de term ‘holebifobie’. Gaat het over een specifiek voorval, dan verwijs je naar de specifieke seksualiteit van de persoon waarover het gaat en kan je spreken over homofobie, bifobie, lesbofobie … .

Intersekse

Intersekse personen werden geboren met fysieke geslachtskenmerken die niet volledig passen binnen de klassieke tweedeling man/vrouw die de samenleving op medisch maar ook sociaal-cultureel vlak maakt. Deze term heeft betrekking tot biologische kenmerken en laat genderidentiteit buiten beschouwing.

Juridische genderaanduiding

De juridische genderaanduiding, ook wel officiële geslacht of juridisch geslacht is de geslachtsregistratie bij de overheid. Deze staat bijvoorbeeld weergegeven op je identiteitskaart.

Lesbienne / lesbisch

Als je als vrouw romantisch en/of seksueel aangetrokken bent tot een andere vrouw.

LGBTQI+

Dit is een letterwoord om seksuele, gender- en geslachtsdiversiteit aan te duiden. L= lesbisch, G= gay (homo), B= bi+, T= trans(gender), Q= queer of questioning en I= intersex (intersekse).
Het plusteken dat soms achter afkortingen gebruikt wordt, verwijst naar alle personen en groepen die buiten de (cis)genderen heteronorm vallen, maar niet onder één van de genoemde letters.

Misgenderen

Als iemand een foute veronderstelling maakt over iemands genderidentiteit wordt deze persoon misgendered.

Non-binair

Een non-binair persoon is iemand die zich niet thuis voelt in de binaire gendercategorieën man of vrouw en zich beter voelt bij een andere, non-binaire, genderidentiteit. Een persoon is dus gender non-binair wanneer die mannelijke en vrouwelijke identiteitskenmerken combineert, zich man én vrouw voelt, of noch man noch vrouw, of zich helemaal buiten deze hokjes plaatst.

Non-binair is een paraplubegrip. Er zijn verschillende termen voor genderidentiteiten die zich buiten het binair gendermodel stellen; ‘genderqueer’, ‘gender non-conform’, ‘agender’, genderfluïde, bigender,… .

Queer

Is een term die vaak wordt gebruikt door mensen die nog zoekende zijn naar waar ze zich precies bevinden binnen het LGBTQ+- spectrum, als koepelterm of door mensen die een duidelijk statement tegen de cisgender- en heteronorm willen maken. De term verwijst ook naar een academisch onderzoeksveld.

Seksuele / romantische oriëntatie

Seksuele oriëntatie gaat over seksuele of romantische aantrekking.
Tot welke personen voel je seksuele of romantische aantrekking?

Transfobie

Transfobie gaat over gevoelens van afkeer en onbegrip tegenover transpersonen. Die negatieve gevoelens ontstaan uit hardnekkige vooroordelen, afkeer en onbegrip. Hierdoor ontstaat een negatieve houding tegenover trans personen, hun genderexpressie en genderidentiteit. Dit kan leiden tot discriminatie en zelfs fysiek geweld.

Transitie

Trans- en non-binaire personen die bewust veranderingen maken in hun leven om hun fysieke kenmerken overeen te laten stemmen met hun werkelijke genderidentiteit, noemen dit veranderingsproces een transitie. De reden voor deze veranderingen is de wens zich te kunnen uitdrukken zoals ze zijn, zichzelf te kunnen voelen, zowel mentaal als fysiek. Iedere transitie is uiterst persoonlijk.

Transpersoon of transgender persoon

Een transgender persoon is iemand waarvan het geslacht dat toegewezen werd bij de geboorte niet overeenkomt met de genderidentiteit. Als bij de geboorte het vrouwelijk geslacht toegewezen werd, maar men zich geen vrouw voelt, dan ben je
transgender. Als dit wel overeenkomt dan ben je cisgender.

Transgender is dus een koepelterm voor trans vrouwen / mannen, cross dressers, personen die zich identificeren als gender non-binair of queer en iedereen die zich in de term kan vinden.

Voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die naar iets of iemand verwijzen. Om naar mannen te verwijzen gebruikt men hij/hem/zijn, voor vrouwen is er zij/haar/haar. Een genderneutrale optie om naar iemand te verwijzen is die/hen/hun.

Die/hen/hun wordt vaak gekozen door non-binaire personen om naar zichzelf te verwijzen. Sommige personen kiezen er ook voor om andere of meerdere voornaamwoorden door elkaar te gebruiken.

3. Etnisch-culturele termen

Antiracisme

Het actief bestrijden van racisme door te pleiten voor veranderingen in het politieke, sociale en economische leven voor personen die racisme ervaren.

Antisemitisme

Een vijandige houding, vooroordelen of discriminatie tegenover de Joodse gemeenschap.

Culturele identiteit

Het identificeren met en het gevoel te behoren tot een groep gerelateerd aan nationaliteit, etniciteit, religie, sociale status, generatie, lokale regio of elke andere soort sociale groep met een te onderscheiden cultuur.

Culturele toe-eigening

Het toe-eigenen en uitbuiten van culturele elementen (bv. Haardracht of klederdracht) door een andere cultuur voor het eigen gebruik of om winst te maken. Het kan gaan over culturele symbolen, taal, kunst of gewoonten die worden overgenomen of aangepast. De toe-eigening gebeurt zonder respect of erkenning van de waarde die het in de oorspronkelijke cultuur heeft.

Dekolonisering

Actief verzet tegen koloniale machten en een verschuiving van macht naar politieke, economische, educatieve, culturele en psychische onafhankelijkheid en macht die voortkomt uit de eigen inheemse cultuur van een gekoloniseerde natie. Dit proces vindt voornamelijk plaats in de politieke context en is ook van toepassing op de persoonlijke, maatschappelijke, psychologische, culturele, politieke, agrarische en educatieve deconstructie van koloniale onderdrukking. Het is niet enkel een historische term, ook vandaag blijft het dekolonisatieproces zeer actueel.

Etniciteit

Een sociale constructie die mensen verdeelt in kleinere sociale groepen op basis van kenmerken zoals een gevoel van behoren tot een groep, waarden, gedragspatronen, taal, politieke en economische belangen, geschiedenis en voorouderlijke geografische basis.

Etnisch-cultureel

Alle gebruiken, gewoonten, waarden, fysieke kenmerken die gebonden zijn aan de etniciteit(en) van een persoon.

Etnische ongelijkheid

Wanneer twee of meer etnische gemeenschappen niet op gelijke voet staan en een gemeenschap geen gelijke kansen krijgt in bv. De representatie van etnische gemeenschappen bij onder andere instromende studenten, studie-uitval, toegang tot de woningmarkt of werk gelegenheden.

Institutioneel racisme

Het proces waar het institutioneel beleid en institutionele praktijken verschillende uitkomsten genereren voor verschillende etnisch-culturele groepen zonder ooit expliciet te verwijzen naar etnische groepen. Het effect van institutioneel racisme bestaat erin dat er voordelige uitkomsten gegenereerd worden voor witte mensen en anderzijds nadelige uitkomsten of onderdrukking voor mensen van kleur of etnische gemeenschappen.

Kolonisatie

Zich vestigen met een deel van de eigen bevolking in een land waar men nog niet gevestigd was én dominantie opeisen tegenover het inheemse volk. Hoewel kolonisatie vaak gesitueerd wordt als een term van het verleden, zijn koloniale processen vandaag nog steeds aanwezig.

Migratieachtergrond

Iemand heeft een migratieachtergrond wanneer één van de ouders of twee van de grootouders de Belgische nationaliteit niet bezitten of bezaten tijdens de geboorte.

Studenten met een migratieachtergrond zijn studenten die een officieel Belgisch thuisadres en diploma secundair onderwijs hebben. Daarbij hebben zij óf zelf niet de Belgische nationaliteit, óf minstens één ouder of minstens twee grootouders zonder Belgische nationaliteit bij de geboorte. In de landen van herkomst werd een EU-groep 1 afgebakend: Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Liechtenstein, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk, Zweden, en Zwitserland. Studenten met een etnische afkomst uit deze landen worden niet beschouwd als studenten met een migratieachtergrond.

 

*Wanneer we spreken over personen met een migratieachtergrond hebben we het over een zeer diverse groep die niet allemaal dezelfde uitdagingen en drempels ervaren. Iemand met een etnische achtergrond uit de Belgische buurlanden gaat niet dezelfde structurele uitdagingen ervaren in de samenleving als iemand die bijvoorbeeld een migratieachtergrond buiten de EU heeft.

Racisme

Vooroordelen en discriminatie tegenover een groep mensen of een persoon op basis van het behoren tot een bepaalde etnische gemeenschap die structureel uitgesloten of gemarginaliseerd wordt. Racisme houdt ook in dat één groep de macht heeft om systematisch te discrimineren door culturele overtuigingen vorm te geven en institutioneel beleid en praktijken te ontwikkelen.
Racisme is dus onlosmakelijk verbonden met macht.

Witte gevoeligheid

Het ongemak en het defensief gedrag van een witte persoon wanneer die geconfronteerd wordt met informatie over sociale ongelijkheid en sociale onrechtvaardigheid.

Wit privilege

Het maatschappelijk voorrecht waar witte mensen van genieten in vergelijking met mensen van kleur.

4. Beperking

Auditieve functiebeperking

Een persoon heeft een auditieve beperking als er sprake is van gehoorverlies. Er is een grote variabiliteit in de ernst van het gehoorverlies (licht, matig, ernstig of diep/doof) en de aard van het verlies (perceptieve of geleidingsstoornis).

Een persoon met een auditieve beperking ondervindt pas drempels om te participeren in een omgeving waarbij enkel auditief gecommuniceerd wordt. In zulke omgevingen is het moeilijk voor de persoon om auditieve informatie te onderscheiden en/of te interpreteren.

Beperking

Een fysieke, zintuiglijke en/ of geestelijke eigenschap wordt een beperking wanneer de omgeving onvoldoende is aangepast aan deze eigenschap, waardoor drempels om te participeren ontstaan. Een beperking wordt best bekeken als een sociaal fenomeen waarbij de oorsprong bij de onaangepaste omgeving ligt, eerder dan een medische afwijking van het individu.

In de context van het hoger onderwijs is de vergelijkbare term functiebeperking gangbaar. Meer informatie over welke beperkingen opgenomen worden als functiebeperking kan u hier terugvinden.

Bijschriften

Beschrijvende tekst die gekoppeld is aan een foto, illustratie of andere afbeelding en als verduidelijking dient. Bij digitale media spreekt men ook wel over alt-teksten.

Bijzondere faciliteiten

Bijzondere faciliteiten zijn redelijke aanpassingen tijdens lessen en examens die een beperking zo veel mogelijk compenseren.
Bijvoorbeeld:

  • voorleessoftware gebruiken
  • de les vroeger verlaten
  • extra tijd krijgen om schriftelijke examens af te leggen
  • examens spreiden
  • toegang tot liften of parking

Brailleschrift

Een schrift bestaande uit reliëfpunten waarbij letters, cijfers en symbolen met de vingers gelezen kunnen worden.

Chronische ziekte

Een chronische ziekte is een ziekte die gedurende lange tijd aanwezig is. Deze aandoeningen zijn aangeboren of verworven en kunnen stabiel zijn, verslechteren of verbeteren.

Digitale toegankelijkheid

Functies die een digitale omgeving voor iedereen toegankelijk maken, zoals tekst-naar-spraakfuncties, opties voor het vergroten van de tekstgrootte en ondertiteling.

Fysieke toegankelijkheid

Functies die een omgeving toegankelijk maken, zoals onder andere liften in het geval dat het gebouw meerdere verdiepingen heeft, braille of andere voelbare wegwijzing voor routebeschrijvingen en rolstoeltoegankelijke parkeerplaatsen. Het omvat de eigenschap van ruimten die maakt dat alle mensen er kunnen doen wat ze er volgens de bestemming van de ruimte moeten kunnen doen.

Gebarentaal

De taal van slechthorenden, een visuele taal. In gebarentaal worden woorden en letters uitgebeeld door het lichaam. Elke regio heeft haar eigen gebarentaal.

Gebarentolk

Iemand die tolkt voor een dove of slechthorende persoon enerzijds en een horende die geen gebarentaal kan anderzijds, waardoor de twee partijen met elkaar kunnen communiceren.

Meervoudige functiebeperking

Een combinatie van een ernstige verstandelijke beperking en een motorische beperking.

Neurodivirgent

Het brein werkt op een manier die verschilt van wat door de samenleving als “normaal” wordt beschouwd. Hierbij denken we onder andere aan mensen die autistisch zijn, personen met dyslexie, dyscalculie, epilepsie, ADHD en hoogbegaafdheid.

Neurodiversiteit

De natuurlijke verschillen die er zijn tussen de breinen van mensen en dus verschillende manieren van denken en leren. We denken aan: autisme, ADHD, dyspraxie, dyslexie, dyscalculie, het Tourette syndroom, en anderen. Net als andere variabele menselijke eigenschappen zoals gender, geaardheid, cultuur, zijn er geen juiste of verkeerde vormen van diversiteit.

Neurotypisch

Een neurocognitief functioneren hebben dat samenvalt met de dominante maatschappelijke norm.

Redelijke aanpassing

Een wettelijk verplichte aanpassing om het belemmerende effect van een onaangepaste omgeving te verwijderen of te verminderen voor een persoon met een beperking.

Tekst-naar-spraak

Software die digitale tekst naar spraak omzet. Het omgekeerde, spraak naar tekst is ook mogelijk.

Toegankelijk

Niemand wordt (impliciet of expliciet) uitgesloten.

Visuele functiebeperking

Een persoon heeft een visuele beperking wanneer er sprake is van een (gedeeltelijk of volledig) verlies van het gezichtsvermogen.

Een persoon met een visuele beperking ervaart pas drempels om te participeren in een omgeving die enkel beroep doet op visuele communicatiemiddelen. In zulke omgevingen is het voor de persoon niet eenvoudig om informatie te onderscheiden of te interpreteren.

Jouw woord niet gevonden? Bekijk ook zeker deze nuttige websites:

 
Team Diversiteit ontwikkelde deze verklarende woordenlijst met behulp van de input van verschillende stakeholders binnen en buiten de universiteit. Dank aan de Dienst Studieadvies en Studentenbegeleiding, Monitoraat op Maat, De Pastorale Dienst, het LGBTQ+ netwerk, Gelijkekansencentrum Unia, Centrum OPEN en International Staff Office.