Asyllose Welt: Exil und Flucht am Beispiel von Lion Feuchtwangers Exil, Anna Seghers' Transit und Albert Drachs Unsentimentale Reise

Dr. Liesbeth Haagdorens

Promotor: Prof. dr. Vivian Liska

Drie romans over de ballingschap van Duitse en Oostenrijkse vluchtelingen in de jaren dertig en veertig liggen aan de grondslag van dit onderzoek: Exil (1940) van Lion Feuchtwanger, Transit (1944) van Anna Seghers en Unsentimentale Reise (1966) van Albert Drach. Deze studie wil de relevantie van deze oneigentijdse teksten over de ballingschap en vlucht voor het heden aantonen door een analyse van de belangrijkste vluchtsymbolen enerzijds en van het 'verzet' in deze romans anderzijds. Thema’s zoals exil, migratie, diaspora, ontworteling en nomadisme zijn schering en inslag in de hedendaagse theorievorming. Voor deze studie werd beroep gedaan op de vluchtelinganalyses van Hannah Arendt (Elemente und Ursprünge totaler Herrschaft), Giorgio Agamben (Homo Sacer, "We Refugees" ) en Michel Agier (Aux bords du monde: les réfugiés). Het theoretisch discours dat zich tussen deze denkers ontvouwt, biedt door de aandacht voor de juridische en maatschappelijke tussenpositie van de balling inzicht in het corpus van dit proefschrift. Daarenboven plaatsen deze theorieën de romans in een breder politiek en maatschappelijk kader. Ze tonen aan dat de ervaringshorizont van de vluchtelingen in de jaren dertig en veertig verder reikt dan tot nog toe werd aangenomen. Tegelijkertijd doen de romans vragen oprijzen over bepaalde veralgemenende stellingen in het hedendaagse denken over ontheemden. Deze vragen vormen de basis van mijn afsluitende kritiek op een bepaalde tendens, vluchtelingen en hun 'verzet' te denken.

Na een inleidende bespreking van het thema en de invalshoek van deze studie, komt de historische context van het corpus in het hoofdstuk "Das Exil 1933-1945" aan bod. Het eerste deel van het derde hoofdstuk "Theoretische Ansätze" beschrijft niet alleen de referentialiteitsopvatting van deze studie met behulp van Ricoeurs metafoorconcept en Bakhtins begrip van de chronotoop, maar speelt deze opvatting ook uit tegen het idee van een "Poetik des Exils" zoals Bettina Englmann die enkele jaren geleden gedefinieerd heeft. In het tweede deel van het derde hoofdstuk worden de vluchtelingstheorieën van Hannah Arendt, Giorgio Agamben en Michel Agier samengevat. Wat zijn de constanten, snijpunten en breuklijnen in dit discours? Welke richting gaat deze denklijn aan het einde van de twintigste en begin eenentwintigste eeuw uit? Waar liggen de raakvlakken en verschilpunten met de ballingschap 1933-1945? Het theoretische hoofdstuk wordt aangevuld met een toepassing van Marc Augés concept van de 'niet-plaats' op de situatie van vluchtelingen. De drie tekstimmanente interpretaties van de romans maken het tweede luik van dit doctoraat uit. Telkens worden de belangrijkste exilsymbolen en weergaven van vluchtelingen in dialoog met de theorieën van Arendt, Agamben en Agier geanalyseerd en geïnterpreteerd. Hierbij wordt niet alleen rekening gehouden met de inhoud en betekenis van deze beelden, maar ook met de rol die (de literaire) taal hier speelt en spelen kan.
 
Indien u meer informatie wenst omtrent dit doctoraatsproject kan u rechtstreeks contact opnemen met Liesbeth Haagdorens.