Begeleiden en beoordelen van studenten met een functiebeperking

i.s.m. de dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding

Er zijn verschillende categorieën functiebeperkingen, met name een fysieke beperking, een chronische ziekte, een psychisch probleem, een leerstoornis (dyslexie, dyscalculie), een concentratiestoornis (ADHD, ADD) of een stoornis binnen het autisme spectrum (ASS). In deze tips ligt de focus op de leerstoornissen, ASS en ADHD. Ieder jaar dient een aanzienlijk aantal studenten met een functiebeperking een aanvraag in voor bijzondere faciliteiten. De laatste jaren verdrievoudigde het aantal aanvragen zelfs. Vorig academiejaar (2013-2014) waren er ongeveer 240 studenten aan de Universiteit Antwerpen met een leerstoornis, 70 studenten met ASS en 40 studenten met ADHD.

Docenten hebben vaak heel wat vragen over hoe ze rekening kunnen houden met deze studenten. Het is niet eenvoudig om extra ondersteuning te bieden aan deze studenten zonder aan de eindcompetenties van een opleiding te raken. In deze tip gaan we in op enkele concrete en veel gestelde vragen bij het begeleiden en beoordelen van studenten met een leerstoornis, ASS of een concentratiestoornis.

Waar ligt de verantwoordelijkheid van de student?

Studenten met een functiebeperking kunnen beroep doen op bijzondere faciliteiten. Voorbeelden van dergelijke faciliteiten zijn: notities van andere studenten mogen gebruiken, extra examentijd krijgen, het examen afleggen in een lettertype naar keuze, als eerste of laatste aan bod komen bij het examen, of het examen afleggen op een computer met compenserende software. Van studenten wordt verwacht dat ze zelf aan de hand van een attest deze bijzondere faciliteiten aanvragen. Het is de beslissing van de student zelf om dit al dan niet kenbaar te maken. Het gebeurt dat studenten niet willen opvallen of anders behandeld worden en er daarom voor kiezen om hun functiebeperking niet te melden aan hun medestudenten en/of de docent.

Waar houd je rekening mee bij het maken van papers bij studenten met dyslexie?

Studenten met dyslexie hebben vaak veel moeite om papers te schrijven. Ze hebben veel meer tijd nodig om een paper te maken dan andere studenten. Het lezen gaat trager, maar ook het schrijven verloopt moeizamer. Daarom kan extra tijd al een hulpmiddel zijn. Studenten met dyslexie kunnen compenserende software gebruiken (bijvoorbeeld tekst-naar-spraaksoftware, zoals Sprint of Kurzweil), maar dit is geen wondermiddel. Foute zinsconstructies worden er bijvoorbeeld niet uitgehaald. Daarom kan het bij het beoordelen van een paper toch zinvol zijn om een onderscheid te maken tussen de gebruikte taal en de inhoud. Het gebruik van een criterialijst met duidelijke gewichten kan voorkomen dat studenten (met dyslexie) ten onrechte volledig afgerekend worden op spelfouten. 

Welke hulpmiddelen kunnen studenten met dyscalculie helpen op een examen?

Deze studenten hebben vaak moeite met procedures (ook niet wiskundige procedures) en getallen (dus ook jaartallen e.d.). Extra tijd kan hen helpen om rustiger na te denken. Ook het achteraf mondeling overlopen van hun antwoorden, waarbij ze de gemaakte redeneringen kunnen verduidelijken, kan helpen om studenten met dyscalculie beter te beoordelen. Tevens moet er gekeken worden naar de eindcompetenties van een vak. Als rekenkundige bewerkingen niet tot de eindcompetenties behoren, kan een eenvoudig rekenmachine hen verder helpen, zodat ze geen fout antwoord geven, omwille van een rekenfout. Ook een beperkt formuleblad kan studenten met dyscalculie helpen om de verdere oplossing zelf te kunnen uitwerken. Sowieso zou het een groot hulpmiddel zijn voor studenten met dyscalculie dat er meer gekeken wordt naar hoe men tot de oplossing is gekomen, i.p.v. enkel naar de eindoplossing. Op die manier wordt er voorkomen dat deze studenten worden afgerekend op telfouten, fouten bij het overnemen van getallen etc.

Hoe kan ik een student met autisme bij een groepswerk ondersteunen?

Veel studenten met autisme hebben het moeilijk met groepswerken. Het is voor hen niet altijd even vanzelfsprekend om vlot met hun medestudenten te communiceren en hun ideeën over te brengen. Meestal brengen studenten met autisme hun collega’s niet op de hoogte van hun diagnose; deze kunnen dus ook geen rekening houden met hun problematiek. Voor een student met autisme is het een grote hulp als de docent het groepswerk van dichtbij opvolgt (bijvoorbeeld door zelf de groepen te helpen samenstellen of door een tussentijds feedbackmoment te voorzien om de stand van zaken te kunnen inschatten) en als de docent het initiatief neemt om bij de student met autisme te checken hoe het groepswerk verloopt. Wanneer met peer assessment gewerkt wordt, is het belangrijk dat er ook tussentijds peer assessment georganiseerd wordt. Net zoals voor andere studenten zijn deze tussentijdse momenten belangrijk om feedback te krijgen zodat ze kunnen bijsturen indien nodig. Het meest bepalend is wellicht de algemene houding van de docent. Als studenten voelen dat ze welkom zijn bij de docent, ook als ze in de war of gefrustreerd zijn, zullen ze eventuele problemen sneller melden.

Mag een student met ADHD méér dan een andere student?

Studeren en ADHD lijken niet goed samen te gaan. Studenten met ADHD doen allerlei zaken die docenten niet prettig vinden: te laat komen in colleges, opdrachten te laat inleveren of chaotische verhalen vertellen bij een mondeling examen. Een student met ADHD kan heel gemotiveerd en heel intelligent zijn, en toch heel veel moeite hebben met afspraken en deadlines. Het is zeker niet de bedoeling om regels of deadlines aan te passen voor deze groep studenten. Wél is het van belang je als docent te realiseren dat deze studenten een stoornis hebben die een aantal functies (zoals aandacht, concentratie, plannen, organiseren) grondig in de war sturen. Studenten vragen meestal niet om aanpassingen, wel om begrip en extra ondersteuning. Als een opdracht te laat werd ingeleverd, kan het zinvol zijn om met de student te bekijken hoe dit zo verkeerd liep en hoe hij of zij de volgende opdracht beter kan aanpakken. Een tussentijds feedbackmoment of extra concretisering bij de opdracht kunnen erg zinvol zijn, evenals een verwijzing naar de Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding. Preken hebben deze studenten voldoende gekregen; ze zoeken echte oplossingen.

Meer weten?

Docenten van de Universiteit Antwerpen kunnen met verdere vragen terecht bij: stip@uantwerpen.be
Meer info vanuit de UAntwerpen over de procedure en mogelijke hulpmiddelen bij het studeren met een functiebeperking.

De dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding gaf ook verschillende brochures uit die concrete tips voor zowel studenten als docenten bevatten:

  • Baets, R., Roels, N., & Vloeberghs, I. (2013). Verder studeren met dyslexie. Universiteit Antwerpen.
  • Vloeberghs, I. (2011). Focus op faalangst: Faalangst begrijpen en aanpakken. Universiteit Antwerpen.
  • Vloeberghs, I., & De Pau, R. (2014). Verder studeren met autisme: Praktische handvaten voor studenten, docenten en begeleiders in het hoger onderwijs. Universiteit Antwerpen.

Zie ook de ECHO-tip 2014: Ondersteunen van studenten met een functiebeperking.

 

(Onderwijstip december 2014)