i.s.m. prof. dr. Dimitri Mortelmans (Universiteit Antwerpen)

1. Denk vooraf na over hoeveel tijd de verbetering van het examen in beslag zal nemen

Als u een grote groep studenten hebt, moet u goed nadenken over hoeveel tijd u per examen wilt en kunt besteden. Als u bijvoorbeeld elke student een paper laat schrijven en u schat in dat de verbetering daarvan (minimaal) een kwartier tijd in beslag zal nemen, dan betekent dat bij een groep van 100 studenten: 100 x 15 minuten = 25 uur verbeteren. Bekijk in welke mate dit mogelijk is voor u, rekening houdend met de deadline waarop alle examenpunten doorgegeven moeten zijn aan de studentenadministratie.

Als u mondelinge examens afneemt bij een grote groep, is het belangrijk om de voorziene tijd per student vooraf goed in te schatten. Voorzie voldoende tijd om alle vragen die de student heeft voorbereid aan de orde te laten komen. Snel nog even de laatste vraag bespreken komt de betrouwbaarheid van uw toetsing niet ten goede. Houd ook rekening met de tijd die nodig is om te wisselen van de ene student naar de volgende.

2. Stem de examenvorm af op de aard van het opleidingsonderdeel

Laat u bij de keuze voor een bepaalde examenvorm in de eerste plaats leiden door de leerdoelen van het betreffende opleidingsonderdeel. Alleen op die manier komt u tot een valide toets: een toets die meet wat zij moet meten. Als er een sterke klemtoon ligt op kennis, is bij grote groepen de overweging voor een meerkeuzetoets zeker de moeite. Indien gewenst kunt u deze via Blackboard laten plaatsvinden. Inzicht- en toepassingsvragen in meerkeuzevorm zijn moeilijker te construeren, maar het is niet onmogelijk. Bij een grote groep wint u de extra constructietijd ruim terug bij de verbetering, omdat deze quasiautomatisch kan verlopen.

Een leerdoel als “een naar vorm en inhoud aantrekkelijk verslag kunnen schrijven van een publieke bijeenkomst” in een opleidingsonderdeel ‘Vakkundige Communicatie’ kan uiteraard niet getoetst worden via meerkeuzevragen. Ook een mondelinge toets stelt schrijfvaardigheden niet centraal. Een werkstuk als toets echter biedt wellicht wel voldoende garanties op een valide beoordeling.

Nadat u bekeken hebt welke examenvormen ideaal/mogelijk zouden zijn gelet op de leerdoelen die centraal staan, kunt u andere (meer praktische) elementen een rol laten spelen in het komen tot een eigenlijke keuze. We denken hierbij dan bijvoorbeeld aan uw eigen voorkeur (of afkeur) als docent voor een bepaalde examenvorm. Ook randvoorwaarden (beschikbaarheid computerlokaal, afnametijd examen, al dan niet kunnen betrekken van een assistent bij de toetsing, …) beïnvloeden wat uiteindelijk realistisch haalbaar is.

3. Denk na over de nazorg

Voorzie in uw agenda niet alleen tijd voor de afname en verbetering van de examens, maar ook voor de ‘nazorg’ ervan. Houd er rekening mee dat bij een grote studentengroep meerdere studenten zullen langskomen na de examens om te komen kijken en vragen wat ze precies fout hebben gedaan en waarom. Studenten hebben dan recht op degelijke feedback, die hen kan helpen om hun eigen sterktes en zwaktes beter in te schatten en op richtlijnen die hen kunnen helpen om bij een eventuele herkansing meer kans op succes te hebben. Zie nazorg aan studenten die hierom vragen, als een onderdeel van uw onderwijs.

4. Dek u in tegen juridische aanvechting

Sommige studenten die hun examen komen inkijken, zijn niet zozeer uit op nazorg, maar twijfelen aan de betrouwbaarheid van uw scoring. Zij komen kijken/luisteren of u de aan hen toegekende scores wel kunt verantwoorden. Wees ook hierop voorbereid. Zorg voor duidelijke beoordelingscriteria. Neem notities bij mondelinge examens.

5. Wees voorbereid op verveling

Examens bij een grote studentengroep betekent al gauw dagenlang verbeteren. Zorg dus waar mogelijk voor vragen die u zelf boeiend vindt en waarbij u nieuwsgierig bent welke antwoorden of oplossingen studenten zullen aandragen. Een oefeningenexamen statistiek leent zich bijvoorbeeld perfect om een casus voor te leggen rond de overlevingskansen op de Titanic of -iets actueler- het terugverdieneffect bij het plaatsen van zonnepanelen. Puur een originele vraag uit datgene waarmee u in uw onderzoek bezig bent, of in uw praktijk als kinesitherapeut of advocaat, en wie weet doet u een paar interessante ideeën op via de antwoorden van de (betere) studenten.

Meer weten?

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs (2013). Vijftig onderwijstips . Antwerpen-Apeldoorn: Garant

Stes, A. (2009). Toetsing: wat, waarom, wie, wanneer, welke vorm? In: Van Petegem, P. (Red.) (2009). Praktijkboek activerend hoger onderwijs (pp. 190-210). LannooCampus.

Bender, W. (2003). Toetsen in het hoger onderwijs. Assen: Van Gorcum.

BVdatabank website. Steekkaart meerkeuzevragen .

Clement, M., & Laga, E. (Eds.) (2006). Steekkaarten doceerpraktijk. Garant.

De Neve, H., & Janssen, P.J. (1992). Succesvol examineren in het hoger onderwijs. Leuven: Acco.

Dousma, T., Horsten, A., & Brants, J. (1997). Tentamineren. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Teaching and Learning Center (2010). Techniques for writing multiple-choice items that demand critical thinking . Teaching Effectiveness Program. University of Oregon.

Van Berkel, H. (1999). Zicht op toetsen. Toetsconstructie in het hoger onderwijs. Assen: Van Gorcum.

Van Berkel, H., & Bax, A. (2002). Toetsen in het Hoger Onderwijs. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

 

(Onderwijstip december 2013)