Een onderwijsleergesprek (ofwel de Socratische methode) is een sterk geleide, gestructureerde dialoog waarbij de docent de studenten via gerichte vragen tot een bepaald inzicht of oplossing van een probleem probeert te brengen. Een onderwijsleergesprek staat of valt dan ook met een goede vraagstelling en met een effectief omgaan met antwoorden van studenten. Enkele tips om het vlot te laten verlopen:

Pauzeer na het stellen van een vraag

Vermijd om in een snel tempo vragen af te vuren of van de studenten te verwachten dat zij onmiddellijk een antwoord geven op een gestelde vraag. Dit geeft meestal aanleiding tot geen of korte antwoorden vanwege de studenten. Om langere en beter overdachte antwoorden aan te moedigen, is het belangrijk om even te pauzeren na het stellen van een vraag. De tijd tussen het stellen van de vraag en het laten formuleren van een antwoord moet goed gedoseerd worden. Voor het antwoord op productieve vragen ('denkvragen') is immers meer denktijd nodig dan voor het beantwoorden van een reproductievraag. Bovendien mag de denktijd niet nodeloos onderbroken worden (bijvoorbeeld door nog even wat extra informatie te geven bij de oorspronkelijke vraag), omdat dit de aandacht van de vraag afleidt en het denkproces bij de studenten verstoort.

Benader foutieve antwoorden indien mogelijk positief

U kunt een foutief antwoord zowel negatief als positief benaderen. Bij een negatieve benadering ('Fout.' 'Nee.') is de kans groot dat de studenten niet meer zullen meedoen/antwoorden. Een positieve benadering verdient dus de voorkeur. Deze kan erin bestaan dat een goed element in het foutief antwoord als aanknopingspunt wordt gebruikt voor het bereiken van het gepaste antwoord en/of dat de student de kans krijgt om een ander antwoord te formuleren dat wel aanvaard kan worden.

Duid ook passieve studenten aan om te antwoorden

Studenten die spontaan reageren geven vaak ook juiste antwoorden. Het is dus verleidelijk om vooral hen te laten antwoorden bij vragen: het bevordert een vlot lesverloop. Studenten die niet uit zichzelf reageren, hebben echter ook aandacht nodig. Duid dus ook hen aan om te antwoorden, laat hen voelen dat je passiviteit niet duldt én dat 'domme vragen/antwoorden' niet bestaan (of zeker niet afgestraft worden).

Om alle studenten over een vraag te doen nadenken, doe je er beter aan geen student vooraf aan te duiden. Als je pas de beurt geeft nadat de vraag is gesteld, wordt iedere student verondersteld een antwoord te bedenken en kan het gegeven antwoord door iedereen op zijn adequaatheid worden beoordeeld.

Vermijd ja/nee vragen en vragen met een evident antwoord

Studenten ervaren antwoorden op ja/nee vragen of op vragen met een evident antwoord vaak als onvoldoende zinvol om op te reageren.

Ja/nee vragen kunnen wel zinvol zijn, indien zij gekoppeld worden aan een stemsysteem (Wie stemt er ja? Wie stemt er nee?) waarbij de docent enkele stemmers vraagt naar een verantwoording van hun keuze.

Spits de vraag toe als er geen of een foutief antwoord komt

Als er geen of een foutief antwoord komt, kan dit betekenen dat de vraag onduidelijk en/of te moeilijk was. De tactiek van het toespitsen bestaat uit het geven van wenken die de studenten kunnen helpen bij het samenstellen van het antwoord of uit het grijpen naar een vraag van een lager niveau die verband houdt met de eigenlijke vraag en die de studenten wel kunnen beantwoorden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat studenten niet in staat zijn om een vraag te beantwoorden over de gevolgen van wereldoorlog II, maar misschien wel de vraag 'Wat gebeurde er tijdens wereldoorlog II?'

Vraag om een nadere verklaring als er een zwak of geen antwoord komt

Voorbeelden zijn:

Kan je/iemand nog andere redenen geven?

Wat bedoel je precies met …?

Er wordt gevraagd om nadere informatie, zonder dat er extra aanwijzingen worden gegeven (dit laatste is typerend voor het toespitsen: zie bovenstaande paragraaf).

Behoed je voor het herhalen of herformuleren van de eigen vraag

Mechanisch, onnodig herhalen van de eigen vraag alvorens een beurt te geven, remt een vlot verloop van een gesprek. Studenten worden erdoor getraind om niet naar de eerst gestelde vraag te luisteren.

Eén duidelijke vraag is te verkiezen boven een reeks herformuleringen, omdat in het laatste geval niet meer duidelijk is waarop de student nu precies moet antwoorden.

Beantwoord de eigen vraag niet

Beantwoording van eigen vragen leidt tot verhoogde deelname van de docent en verminderde deelname van de student aan het onderwijsleergesprek. Het leidt tot zwijgzaamheid en gemakzucht onder studenten: 'hij/zij geeft toch zelf het antwoord (als je niets zegt)'.

Vermijd het herhalen of herformuleren van antwoorden van studenten

Het onnodig herhalen van antwoorden van studenten werkt remmend op de gespreksvoering. Studenten worden getraind in het niet luisteren naar hun medestudenten: 'de docent herhaalt het toch nog.'

Het systematisch aanvullen/herformuleren van het antwoord van studenten, geeft deze het gevoel dat hun antwoorden nooit goed (genoeg) zijn. Op termijn vervalt dan mogelijk de motivatie om nog naar een degelijk antwoord te zoeken.

Meer weten?

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs (2013). Vijftig onderwijstips. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. (Voor personeelsleden UAntwerpen hier online raadpleegbaar):

  • Tip 7: Effectief vragen stellen en omgaan met vragen van studenten
  • Tip 8: Aanduiden van studenten

BV-databank:

Clement, M., & Laga, E. (Eds.) (2006). Steekkaarten doceerpraktijk. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

 

(Onderwijstip februari 2016)