Bij het uitvoeren van een opdracht gebeurt het weleens dat studenten worstelen met een aantal vragen zoals: Hoe lang moet die opdracht zijn? Wat bedoelde de docent met deze opdracht? Wat is nu eigenlijk het nut van deze opdracht?

Eén van de mogelijke redenen waarom studenten zich dergelijke vragen stellen, is dat de opdrachtinstructie niet volledig helder is. Bij het opstellen van opdrachten houdt u als docent immers best rekening met drie kwaliteitscriteria, die de student optimaal de gelegenheid bieden de opdracht tot een goed einde te brengen.

Criterium 1: Wordt door het uitvoeren van de opdracht het bedoelde leereffect bereikt?

Wanneer u een opdracht opstelt, heeft u daar een welbepaald doel mee voor ogen. De opdracht moet ervoor zorgen dat er een leereffect bij de student ontstaat. Zorg er dan ook voor dat de studenten exact weten van er van hen verwacht wordt. Dit kunt u doen door:

  • de doelen die u met de opdracht voor ogen heeft, expliciet te formuleren in de opdrachtinstructie;
  • de opdrachtinstructie kritisch na te lezen op duidelijkheid en volledigheid. Als u bijvoorbeeld bij een oefeningenreeks de instructie ‘los de onderstaande oefeningen op’ geeft, en niet expliciet vermeldt dat de studenten ook hun gevolgde methode (waardoor u inzicht krijgt in het redeneervermogen van de student) moeten opschrijven, dan bestaat het risico dat de studenten alleen hun eindoplossing vermelden;
  • indien van toepassing, de beoordelingscriteria mee te geven. Beoordelingscriteria weerspiegelen immers de vooropgestelde doelstellingen. Hierdoor wordt het voor de studenten duidelijk waar de klemtoon gelegd wordt bij de opdracht en waar ze dan ook extra aandacht aan moeten besteden;
  • de opdracht ter controle na te laten lezen door een collega om te verifiëren of ze voldoende duidelijk is.

Criterium 2: Motiveert de opdracht de student voldoende om deze uit te voeren?

De motivatie die studenten hebben, is van invloed op de mate waarin ze zich inzetten om de taak tot een goed einde te brengen. Tracht in de opdracht dan ook voldoende motiverende elementen op te nemen. Een van de meest gekende manieren is door punten op de opdracht te zetten. Er zijn er echter ook andere:

speel in op de interesses van de studenten:

  • kies voor thema’s die aansluiten bij hun persoonlijke belevingswereld;
  • laat studenten zelf een thema kiezen voor de opdracht;
  • kies thema’s die ook voorkomen in het latere beroepsleven van de student.

benadruk de relevantie van de taak:

  • kader de taak binnen het latere beroepsleven of de verdere opleiding;
  • leg de link met de actualiteit.

Criterium 3: Is de opdracht voldoende duidelijk?

Transparantie en duidelijkheid zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat de opdracht volbracht kan worden. Zorg er dan ook voor dat de volgende elementen opgenomen worden in de opdrachtinstructie:

  • de doelstellingen van de opdracht;
  • (eventueel) een te volgen methode/stappenplan;
  • de voorziene begeleiding;
  • de te verwachten feedbackprocedure;
  • de vormelijke aspecten van het eindproduct;
  • de deadline(s);
  • de evaluatiecriteria.

Meer weten?

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs (2013). Vijftig onderwijstips. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. (Voor personeelsleden UAntwerpen hier online raadpleegbaar):

  • tip 16: begeleidingsvormen bij opdrachten
  • tip 17: suggesties voor het presenteren van opdrachten
  • tip 18: het leereffect van opdrachten vergroten
  • tip 42: aandachtspunten bij criteria

Van Petegem (Red.) (2009). Praktijkboek Activerend Hoger Onderwijs. Tielt: LannooCampus.

Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend schoolklimaat. Caleidoscoop, 17, 18-25.

Verheul, I. (2002). Alles over opdrachten. Houten/Mechelen: Bohn Stafleu Van Loghum.

 

(Onderwijstip maart 2015)